In 2001 vond in verschillende Europese landen, waaronder Nederland, een uitbraak plaats van de zeer besmettelijke virusziekte.In Kootwijkerbroek werd een kalf ziek. Eén kalf. Na herhaalde testen werd het virus aangetroffen, en dat was de reden voor Brinkhorst om tot ruiming op 246 bedrijven in de directe omgeving te besluiten.
60.000 runderen, varkens en schapen werden geruimd en gingen naar de destructor. De boeren twijfelden aan de juistheid van de test en kwamen massaal in opstand. Ze vinden het een respectloze, want zinloze vernietiging van leven.
De Stichting MKZ crisis Kootwijkerbroek spande procedures aan om de gegevens boven water te krijgen. Vorig jaar leek een doorbraak bereikt, toen de rechtbank externe virologen inschakelde. Maar het CBb oordeelde vandaag dat "niet heeft aangetoond dat er systematisch fouten zijn gemaakt in het laboratorium. Ook is niet bewezen dat de onderzochte monsters besmet waren met andere monsters. Daardoor heeft de Staat volgens de rechter op goede gronden geconstateerd dat er sprake was van een besmetting," aldus de NOS.
In het AD reageert Lau Jansen, bestuurslid van de Stichting MKZ-crisis Kootwijkerbroek, gematigd met een gedachte waaruit de Kootjebroekers wellicht enige troost kunnen putten. "Het is teleurstellend dat we de rechtszaak hebben verloren, maar onze strijd is niet voor niets geweest. Ik weet zeker dat er wel een afschrikkende werking van is uitgegaan. Bij de volgende veecrisis zal de overheid voorzichtiger handelen. Dat is winst."
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft de boeren in Kootwijkerbroek definitief hun laatste strohalm ontnomen. "Volgens het laatste CBb-oordeel is het terecht dat de minister zich bij de ruiming baseerde op labuitslagen van positief op MKZ geteste dieren van een bedrijf in de buurt van het bedrijf van de veehouder. Het ruimen van de dieren van de veehouder was daarmee geen disproportionele maatregel", schrijft Nieuwe Oogst.
De zaak was bij het CBb aangespannen door een veehouder die bij de eerdere - hierboven in het artikel beschreven uitspraak - niet betrokken was. Hij zette tijdens die zitting vraagtekens bij de testuitslagen. Maar aangezien de juridische procedures al in 2020 beëindigd waren ("nadat het CBb de labuitslagen als juist had aanvaard"), was de opnieuw geuite twijfel daaraan tijdens de laatste zitting "te laat en daarmee houdt het CBb geen rekening".
#15 Misschien is de beste manier om dit op te lossen juist niet op de politiek hakken maar het werkvolk, de ambtenaren meer af te rekenen op hun functioneren.
In dit geval bv de RVV er die buisjes zonder barcode en met een kladpapiertje opstuurt, of in het geval van de zorgfraude de ambtenaar die met z'n zwarte stift zit te spelen.
Er is volgen mij een te beschermde status voor blunderende ambtenaren terwijl er soms ministers opstappen die er niet heel veel aan konden doen.
Ik ben bezig met het importeren van een auto dat is niet even laten keuren bij de RDW, nee eerst keuren dan thuis formulier van 6 kantjes invullen voor bpm + 2 bijlagen opsturen (per post) bpm betalen en dan moet ik bij de belastingdienst nog eens gaan doorgeven welk kenteken ze mij toegekend hebben. Als ik dan vraag waarom ze dat intern niet koppelen zeggen ze dat is een andere afdeling daar branden wij onze hand niet aan.
Wel heel erg veelzeggend, dit.
Nee Arend, niks procedure en niks protocol hier zoals je leest.
Een m onster achter de hand houden zoals Marco zegt lijkt me voor iedere betrokkene bij dit soort dingen waar de overheid in gaat omhakken een hele verstandige voorzorg.
Dat geldt ook voor de waardes van je eigen sloot en je eigen grond. Niet duur zon analyse en daar kun je de moloch die overheid met politieke agenda heet wellicht nog mee keren. Praten helpt namenlijk niet bij dit soort overheidshandelen. Wat dat betreft heeft Johan Vollenbroek het voorgedaan en ik vind zo langzamerhand dat boeren zijn voorbeeld moeten gaan volgen. Met politiek die er nu is valt niet te polderen en ook niet meer te overleggen want jouw belangen die worden al bij voorbaat niet erkend of gerespecteerd.
Dat lesje hebben de boeren inmiddels wel geleerd.
Ik denk dat we door dit soort gesjoemel steeds meer in een bananenrepubliek leven dan in een rechtsstaat , en dat , zoals de Koningin eens zei toen hun familie aan de botte kant van die zogenaamde objectieve "berichtgeving" zat, : "de leugen regeert"
Zoals iedereen weet, gaat een kruik net zo lang te water tot ie barst.
Hopelijk wordt met bekend worden van huidige nep argumenten voor beleid het geen uitbarsting, maar meer een onthulling die dan tot noodzakelijke veranderingen en eerlijker nieuws en regelgeving over oa stikstof en mestregulering leidt.
Geen "papieren probleempjes" meer, geen nergens op gevalideerde modellen die maar 50% van de bronnen hebben meegenomen , waarmee huidige failliete bestuurders elites met hun consumptieve groei scenarios tegen de klippen van de EU grens en via de open wereldmarkt als kolonialen van toen zich in het pluche trachten te handhaven.
Verkiezingen zijn reeds over krap 2 jaar.
Het zou via verkiezingen moeten, vind ik nog steeds, maar op wie gaan stemmen dan??
Of toch maar uitroepen van een "radenrepubliek" met kandidaten , rechtstreeks benoemd uit het volk, zoals ER wil???
Dat is in feite een revolutie, en buiten werking plaatsen van de democratie.
Hoewel, als nu iedereen roept : "wir sind das volk"???
Vragen, vragen.......
Mijn voorspelling: veel slecht weer en zeer harde wind op komst, schade niet uitgesloten: code geel ,met neiging naar rood. Beste is: thuisblijven en zandzakken voor de deur.
#8 De grap in Kootwijkerbroek is juist dat er slechts bij 1 kalf van de 440 bij 1 van de 4 monsters bij de 4e keer testen MKZ niet kon worden uitgesloten. Dit was wel een heel laag pathogene vorm van MKZ.
#6 Dit is de lezing van de kootwijkerbroekers in hun zaak, wat je er ook van vind de RVV had stukken professioneler moeten optreden zeker gezien het feit dat het MKZ probleem al liep.
3. Het standpunt van appellanten
Appellanten hebben zich ter ondersteuning van hun beroep voornamelijk gebaseerd op de inhoud van het door de Stichting Onderzoek MKZ Crisis Kootwijkerbroek opgestelde rapport "Geen enkele twijfel…? De diagnose van MKZ in Kootwijkerbroek. Een reconstructie.". Zakelijk weergegeven luiden de door appellanten geformuleerde gronden van beroep als volgt.
3.1
De verdachtverklaring en het besluit tot preventieve ruiming van de evenhoevige dieren op het bedrijf van appellanten is onrechtmatig, omdat geen primaire besmettingshaard aanwezig was. Het door verweerder aangewezen bedrijf van C kan niet als zodanig worden aangemerkt.
De klinische verschijnselen die zijn geconstateerd bij de op dit bedrijf aanwezige dieren corresponderen niet met de verschijnselen en symptomen zoals die onder andere zijn vastgelegd in het door verweerders ministerie gehanteerde Draaiboek mkz. Niettemin is, mede door toedoen van RVV-dierenarts Terbijhe, vanaf het begin bij de RVV en bij ID-Lelystad B.V. een beeld van de situatie ontstaan dat niet overeenstemde met de werkelijkheid. Terbijhe heeft bij zijn rapportage onzorgvuldig gehandeld. In plaats van de werkelijke waarnemingen van het inspectieteam door te geven, heeft hij uitsluitend de anamnese van C zelf doorgegeven op een wijze waardoor deze anamnese werd aangezien voor de eigen waarneming van het inspectieteam. Bij de kalveren waren echter geen blaren aanwezig en was geen lichaamstemperatuur boven 40 graden gemeten. In verband met de geconstateerde klinische verschijnselen bestond geen aanleiding monsters ten behoeve van nader onderzoek te nemen. Appellanten zijn ervan overtuigd dat de bij de RVV en ID-Lelystad B.V. ontstane onjuiste beeldvorming aangaande de klinische verschijnselen een doorslaggevende rol heeft gespeeld bij de besluitvorming omtrent de vaststelling van mkz in Kootwijkerbroek. Zo heeft deze beeldvorming een rol gespeeld
(-) bij de beslissing om, ondanks diverse negatieve testresultaten, door te testen op de bij de kalveren van C afgenomen monsters, (-) bij de interpretatie van de testuitslagen en (-) bij de beslissing om bij twijfelachtige testresultaten tot besmetverklaring van het bedrijf van C te concluderen.
3.2
Voorts heeft het nemen van de afzonderlijke monsters op het bedrijf van C niet volgens de daarvoor opgestelde procedures plaatsgevonden. In combinatie met hetgeen hiervoor met betrekking tot de klinische verschijnselen bij de kalveren van C is opgemerkt en de hierna te bespreken behandeling van de monsters door medewerkers van ID-Lelystad B.V., heeft deze handelwijze ertoe geleid dat het bedrijf van C ten onrechte besmet is verklaard. Terbijhe heeft zowel bij de monstername op 20 maart 2001 (inzending I) als bij de monstername op 22 maart 2001 (inzending II) geen gebruik gemaakt van een officieel monsterbegeleidingsformulier. De door Terbijhe ter zake zelf opgestelde blanco monsterbegeleidingsformulieren zijn niet voorzien van barcodestickers en het formulier dat betrekking heeft op inzending I is niet door Terbijhe ondertekend. De diverse monsters zijn niet gekoeld per taxi naar ID-Lelystad B.V. vervoerd.
3.3
Niet buiten twijfel is dat het op 28 maart 2001 door ID-Lelystad B.V. besmet bevonden heparinemonster, waarop de besluitvorming van verweerder is gebaseerd, wel van het bedrijf van C afkomstig is.
In de eerste plaats dienen vraagtekens te worden gezet bij de identificatie van dit heparinemonster. Volgens verweerder is dit heparinemonster afkomstig van inzending I van 20 maart 2001 met barcodenummer RAA0005462 en DSU-nummer 578835. Blijkens een uitdraai van ID-Lelystad B.V. is door dat instituut aan de monsters met barcodenummer RAA0005462 en DSU-nummer 578835 echter afnamedatum 22 maart 2001 toegekend, terwijl uit het formulier "Samenvatting tracering bedrijf", waarmee de officiële uitslagen van de laboratoriumtesten door de RVV aan C bekend zijn gemaakt, eveneens volgt dat het besmet bevonden heparinemonster op 22 maart 2001 is afgenomen. Eenzelfde conclusie kan worden getrokken uit de uitslag van het Bureau monstername. Uit een naar aanleiding van verklaringen van medewerker Dekker van ID-Lelystad B.V. opgesteld proces-verbaal blijkt daarentegen dat bedoeld monster op 21 maart 2001 bij ID-Lelystad B.V. is aangeleverd. Voorts valt uit ditzelfde proces-verbaal op te maken dat de op 22 maart 2001 ingezonden monsters, behorende bij inzending II, niet waren voorzien van een barcodesticker, waardoor deze monsters op eenvoudige wijze konden worden verwisseld met andere monsters. In dit verband bevreemdt het appellanten dat volgens de RVV op 22 maart 2001 acht bloedmonsters - zijnde vier serummonsters en vier heparinemonsters - zijn ingezonden, terwijl ID-Lelystad B.V. aangeeft slechts vier - ongemarkeerde - bloedmonsters te hebben ontvangen.
Ook wekt het - aldus appellanten - bevreemding dat het aan de monsters van inzending I toegekende DSU-nummer (578835) hoger is, en dus op een later moment is toegekend, dan het aan de monsters van inzending II toegekende DSU-nummer (578763).
3.4
Voorts zetten appellanten vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de positieve uitslag van de op het heparinemonster van inzending I toegepaste virusisolatietest van 28 maart 2001.
Dit heparinemonster is bij ID-Lelystad B.V. gedurende één week driemaal aan laboratoriumtesten op varkensniercellen onderworpen en deze testen hebben tot en met 27 maart 2001 een negatieve uitslag gehad. Er was geen sprake van het optreden van cytopathogeen effect (CPE), waaruit de aanwezigheid van mkz-virus zou kunnen blijken. Hoewel bij negatieve testuitslagen niet absoluut vaststaat dat geen besmetting aanwezig is, maken de vele negatieve testuitslagen de aanwezigheid van mkz zeer onwaarschijnlijk. Desondanks en vermoedelijk op basis van de ontstane onjuiste beeldvorming omtrent de klinische verschijnselen, heeft ID-Lelystad B.V. doorgetest, waarna bij de vierde passage van het heparinemonster op varkensniercellen ineens wel CPE is waargenomen, zij het niet duidelijk. Een aannemelijke verklaring hiervoor is dat tussen de derde en de vierde passage contaminatie van het heparinemonster heeft plaatsgevonden. Anders dan verweerder heeft aangegeven, vormt de overstap op 27 maart 2001 naar het testen van het heparinemonster op - gevoeligere - lammerniercellen, volgens appellanten, niet de reden voor de positieve uitslag van de vierde passage van het heparinemonster van inzending I.
Verder bestaan bij appellanten ernstige twijfels ten aanzien van de juistheid van de uitgevoerde - positieve - test op de bij inzending II aangeleverde kop van het kalf met het nummer 2979 3247 1. Uit door verweerder overgelegde stukken blijkt immers dat de uitslag van deze test bij de RVV, evenals de hiervoor vermelde positief bevonden virusisolatietest van 28 maart 2001 op het heparinemonster van inzending I, als negatief is geregistreerd.
Het geheel van feiten en omstandigheden in ogenschouw genomen, is zeer onwaarschijnlijk dat in Kootwijkerbroek sprake is geweest van een mkz-besmetting. Er zou immers slechts één kalf met mkz-virus besmet zijn geraakt op een totaal van 440 andere dieren op het bedrijf van C, hetgeen gelet op het besmettelijke karakter van mkz-virus niet voor de hand ligt. Bovendien is ook op het bedrijf in X, waarmee het bedrijf van C in contact stond, geen mkz-besmetting geconstateerd en heeft ook het vele door verweerder uitgevoerde traceerwerk geen besmettingsbron opgeleverd.
3.5
Voorts zijn appellanten van mening dat het bestreden besluit onrechtmatig is, omdat geen enkele aanleiding noch noodzaak bestond binnen een straal van twee kilometer rond de besmettingshaard tot preventieve ruiming over te gaan. Indien al zou moeten worden aangenomen dat toch sprake is geweest van een daadwerkelijke mkz-besmetting in Kootwijkerbroek - quod non -, dan was het aangetroffen mkz-virus zo zwak dat preventieve ruiming binnen een straal van twee kilometer buiten proportie is geweest en om die reden is het bestreden besluit is genomen in strijd met het proportionaliteitsbeginsel.