Sinds de mens zo'n 10.000 jaar geleden met landbouw begon, worden planten geselecteerd en veredeld om tot grotere opbrengsten te komen. Maar de mens is niet de enige die dat doet. Zuid-Amerikaanse mieren blijken dat al 50 miljoen jaar te doen. Uit nieuw onderzoek blijkt dat deze mieren zorgvuldig bladeren verzamelen en daar schimmels op cultiveren die ze bemesten met hun eigen feces.

Mierenlandbouw
Onderzoekers van de universiteiten van Kopenhagen en Lund zijn er in geslaagd uit te vogelen hoe bladsnijdende mieren er in de loop van 50 miljoen jaar in geslaagd zijn hun voedselketen in een symbiotische relatie met schimmels te verbeteren tot een robuust en zeer efficiënt 'landbouwsysteem'. Doordat de mieren uit de symbiose met hun schimmels bepaalde enzymen en aminozuren geleverd krijgen, hoeven zij deze stoffen zelf niet meer te maken.

Bladsnijdende mieren gebruiken een heel scala aan schimmelenzymen om hun geoogste bladfragmenten af te breken. De schimmels die ze cultiveren maken in ruil daarvoor een soort antennes met 'voedselpakketjes' voor de mieren, met daarin koolhydraten, vetten, schimmelenzymen en essentiële aminozuren. Deze voedselpakketjes ontstonden ongeveer 20 miljoen jaar geleden. Mieren waren al zo'n 30 miljoen jaar eerder begonnen met hun landbouw, maar in die vroegste periode deden ze dat maar op hele kleine schaal. De 'uitvinding' van de voedselpakketjes zorgde voor een enorme versnelling in de mierenlandbouw.
"Hoewel het eeuwen van natuurlijke selectie heeft geduurd, zijn de huidige 'mierenboerderijen' ongeveer 100.000 keer zo groot als die van de allereerste voorouders die de landbouw uitvonden", zegt onderzoeksleider Henrik De Fine Licht in ScienceDaily.

Ontbladeringsschade
Dit is vergelijkbaar met de mensenlandbouw, die zich in 10.000 jaar wist te ontwikkelen tot een grootschalig en efficiënt systeem. De vergelijking gaat zelfs op voor de ecologische schade die de mierenlandbouw veroorzaakt: de meest succesvolle mieren hebben zich ontwikkeld tot agressieve herbivoren die voor grote ontbladeringsschade zorgen in zowel de Zuid-Amerikaanse natuur als mensenlandbouw.

'Eén lichaam met verschillende weefsels'
Bij de ontwikkeling van de mierenlandbouw ontstond volledige wederzijdse afhankelijkheid tussen iedere mierenfamilie en zijn eigen schimmelvariant. "Het is alsof de mierenboeren-families en hun ondergrondse schimmeltuinen één organisme zijn geworden waarin de koningin, voedsters, verzamelaars, broed én schimmel in een immens netwerk van interacties verbonden zijn. Alle onderdelen leveren hun bijdrage die elkaar aanvullen als verschillende weefsels in een lichaam. Tot dusver keken onderzoekers alleen naar de werkverdeling tussen de mieren onderling, maar nu weten we dat de schimmelorganen ook een sleutelrol spelen. Geen enkele andere schimmel heeft zulke organen ontwikkeld, want die zijn alleen zinvol als je rekent op 'boeren' [die ze komen oogsten]. Vergelijk het maar met de moderne tarwesoorten die hun zaden niet meer laten vallen omdat de mens alleen geïnteresseerd was in de variëteiten waarvan ze de aren konden oogsten in plaats van één voor één de zaadjes te moeten oprapen", zegt Henrik De Fine Licht.

Fotocredits: 'leafcutting ants', Arpingstone,
via Wikimedia
Dit artikel afdrukken