Het gemiddelde 'waterverbruik' van een mens is zo'n 3 liter per dag. In ons lichaam vindt een permanente doorstroom van water plaats: we verliezen water door te zweten, in onze ademhaling en door te plassen en poepen. Dat water moeten we aanvullen - dorst! - om ons bloedvolume en andere lichaamsvloeistoffen op peil te houden. Drinken we te veel, dan scheiden onze nieren het overtollige water weer uit.

Om erachter te komen of die 3 liter zo'n beetje 'normaal' zijn, vergeleek een groep Amerikaanse onderzoekers het 'waterverbruik' van ruim 300 mensen met dat van 72 apen, onze naaste verwanten. Ze kozen voor mensen met uiteenlopende leefstijlen en beroepen: van jager-verzamelaars tot kantoorwerkers, en voor apen uit dierentuinen en in wildreservaten. Van elke 'proefpersoon' werd vervolgens de wateropname via eten en drinken en het waterverlies (zweten, urine) vastgelegd. Het onderzoek is gepubliceerd in Cell Current Biology.

Water/energie-ratio
Tot hun verrassing ontdekten de onderzoekers dat een mens in vergelijking met mensapen 30 tot 50% minder water verbruikt. Tegenover de 3 liter waterverbruik van de mens staat wel 6 liter bij chimpansees en gorilla's, schrijft Scientias. Opvallend, want mensen zweten bijvoorbeeld veel meer dan andere primaten. "Per vierkante centimeter huid hebben mensen tien keer zoveel zweetklieren als chimpansees,” zegt onderzoeksleider Herman Pontzer. Bovendien zijn de meeste apen maar een paar uur per dag actief.

In het regenwoud halen de grote mensapen het water dat ze nodig hebben uit hun voedsel: bladeren, fruit en groente. Apen in dierentuinen hebben een 'droger' voedingspatroon en drinken meer. Ze blijken echter in verhouding tot apen in wildopvang dezelfde water/energie-ratio te hebben van zo'n 2,8 ml water per kilocalorie die ze binnenkrijgen. Bij de onderzochte mensen ligt die water/energie-ratio opvallend lager: circa 1,5 ml/kcal. Het maakt daarbij niet uit of ze er een sedentaire leefstijl op nahouden of juist actieve jager-verzamelaars zijn.

Evolutionair voordeel
De theorie van de onderzoekers is dat toen de vroege mensachtigen vanuit de regenwouden hetere en drogere woongebieden opzochten, ze een fysiologische verandering hebben doorgemaakt. Ze gingen (meer) zweten, anders eten en ontwikkelden, ongeveer 1,6 miljoen jaar geleden, een meer uitstekende neus. Zo'n neus helpt bij iedere ademhaling wat meer vocht vast te houden. “Zelfs als onze voorouders gewoon wat langer zonder water konden, zou dit al een groot voordeel zijn geweest,” zegt Pontzer. “Zeker aangezien vroege mensen ook op de droge savanne woonden.”

Met een lagere water/energie-ratio werden onze verre voorouders minder afhankelijk van de directe beschikbaarheid van water en konden ze grotere gebieden bestrijken om te foerageren. Weinig water nodig hebben was een evolutionaire succesfactor. Dat zien de onderzoekers bevestigd in de water/energie-ratio van moedermelk. Ook die ligt bij de mens rond de 1,5 ml/kcal en is daarmee zo'n 25% lager dan de moedermelk van andere apensoorten.

Figuur 3 waterhuishoudingModeled water turnover for humans and chimpanzees, Figuur 3 uit het onderzoek
Dit artikel afdrukken