Nu de melkquotering vervalt en nieuwe mestwetgeving van kracht wordt, stijgen de prijzen van landbouwgrond. Koeienboeren krijgen nl. geen dierrechten opgelegd in plaats van hun vervallende melkrechten (het zgn. melkquotum) vervallen. In plaats daarvan krijgen ze een mestrecht. Wie land heeft om daar mest op uit te rijden, kan zijn aantal koeien uitbreiden. Juist omdat het quotum verdwijnt willen boeren echter graag uitbreiden om hun productiekosten te kunnen verlagen. Dat maakt landbouwgrond voor koeienboeren een gewild productiemiddel.

Tot voor kort dachten ze dat ze hun uitbreiding zouden kunnen regelen door een mestverwerkingsinstallatie te bouwen. Nu nieuw beleid onder staatssecretaris Dijksma kiest voor een zgn. grondgebonden veehouderij die mest, dieren en land aan elkaar relateert, lijkt een run te gaan ontstaan op landbouwgrond die de prijzen daarvan omhoog jaagt en melkveehouders in de armen van de bank dringt.
De vraag gaat zijn of de kosten van de landaanschaf zullen opwegen tegen de meeropbrengsten en het sterk verhoogde risicoprofiel van de boerenbedrijven waar deze nieuw wetgeving toe lijkt te inspireren.

Afgelopen week meldde de Boerderij dat boeren met het oog op het verdwijnende quotum meer koeien zijn gaan houden en meer zijn gaan melken. Niettemin verdienen zij daar ondanks de hoge melkprijs niet meer aan, maar zelfs eerder minder. Dat komt omdat zij extra kosten moeten maken om - op dit moment nog - melkquotum te leasen voor hun meerproductie. Onder de nieuwe regeling worden zij geconfronteerd door extra aflossingskosten én een krimpend eigen vermogen. Het is niet ondenkbaar dat bij het maken van de nieuwe mestwetgeving geen rekening is gehouden met dergelijke effecten, ook al was het effect op de grondwaarde eerder dit jaar al zichtbaar.
Dit artikel afdrukken