Lactasepersistentie is het vermogen om na de zoogtijd lactose (melksuiker) te kunnen verteren door een genetische mutatie. Het is een schoolvoorbeeld van survival of the fittest door natuurlijke selectie. Het deed zich voor in verschillende populaties, afzonderlijk van elkaar, in Europa, Afrika en Azië, waar men aangewezen was op rauwe melk van vee als voeding. Kort door de bocht: wie de melk niet verdroeg, verhongerde, maar wie de mazzel had het gen te hebben dat het enzym lactase bleef aanmaken nadat hij of zij van de moederborst af was, bleef leven. En gaf het gen door aan volgende generaties. Nu is een derde van de wereldbevolking lactasepersistent. Een schitterend ongeluk, die evolutie.

Nu is een derde van de wereldbevolking lactasepersistent. Een schitterend ongeluk, die evolutie
Lactasepersistentie is gradueel, iedere volwassene kan wel een beetje lactose verwerken zonder darmproblemen te krijgen. Lactose is zo goed als verdwenen uit gefermenteerde zuivel, zoals yoghurt (weinig nog) en kaas (bijna geen). Dit soort ‘secondaire zuivel’ is dan ook de recente tienduizenden jaren voedsel voor (semi-)nomadische herdervolkeren geweest. Zij kwamen op hun tochten jager-verzamelaars tegen, die nog niet of nauwelijks aan het domesticeren van dieren en gewassen waren toegekomen.

Karren
Eén theorie wil dat rauwe, verse melk uit nood gebruikt ging worden als er te weinig gefermenteerde zuivel of andere voedsel was. Ook als de landbouwgewassen die de nomadische volkeren uit warmer Azië hadden meegenomen niet aansloegen in Noord-Europa. Een andere theorie wil dat volkeren juist nomadisch konden worden en naar het noorden konden trekken omdat ze mobiele voedselbronnen bij zich hadden: koeien, schapen, kamelen, zelfs paarden die melk gaven en ook nog de karren trokken.

Er is veel bekend van de talloze migratiebewegingen van (pre)-historische volkeren, al dan niet door zuivel gedreven. Die kennis komt uit het bodemarchief, van potten en pannen met voedselresten en andere huishoudelijke vondsten. Maar ook uit modern genonderzoek. Ieders genoom bevat sporen van verre, verre voorouders en laat hun bewegingen over de aardbol zien.

Een studie onder leiding van de bioloog-antropoloog Jay Stock van de Western University in London, Canada, heeft het verband aangetoond tussen het gebruik van zuivel en de lichaamslengte. Zestien collega-wetenschappers droegen data aan van 3507 skeletten van 366 archeologische sites in zeven regionen, bij elkaar 25.000 jaar omspannend.

Skeletgegevens
Uit een persbericht naar aanleiding van de studie: “Het vermogen om grotere hoeveelheden lactose te verteren leidde tot een grotere beschikbaarheid van energie uit zuivelproducten. In gebieden waar genetisch bewijs bestaat voor een verhoogde melkconsumptie, zijn ook de lichaamslengte en -massa toegenomen, zoals blijkt uit de skeletgegevens.” Dat is verwoord in de ‘Lactase Groei Hypothese’.

Wat opviel in de gegevens was een geleidelijke afname van de lichaamslengte in die 25.000 jaar, totdat er in bepaalde gebieden ‘regionale variaties’ in lengte te zien waren. Voor de geleidelijke afname van de lichaamslengte zijn verschillende theorieën, die gemeen hebben dat de voedingswaarde van het dagelijkse voedsel verminderde. Dat kan gelegen hebben aan de matige kwaliteit van de landbouwproducten (te weinig eiwitten, alleen koolhydraten). Ook is het mogelijk dat de jacht op eiwitrijke dieren schamel werd door overbejaging en uitsterven van prooidieren.

Verder werd door de groeiende bevolking de spoeling dun. Contact met dieren en hun zoönosen bracht ziekten. Dat leidde tot de opvatting dat de overgang van jagen-verzamelen naar landbouw een rechtlijnig proces van afnemende gezondheid en daardoor afnemende lichaamslengte was. Een gezonde bevolking bestaat uit lange, gezonde individuen, bij wie de energie in de groei is gaan zitten en niet in ziekteprocessen verloren is gegaan.

Waar melk werd geconsumeerd, nam de lichaamslengte toe
Datasets
In gebieden waar jagen, verzamelen en landbouw samengingen bleef de lichaamslengte over langere perioden constant. Waar melk werd geconsumeerd, nam de lichaamslengte toe. De vele archeologische opgravingen laten bovendien zien dat niet alles in de ontwikkeling van de voedselvoorziening in dezelfde volgorde geschiedde. In Jordanië werd 14.400 jaar geleden het vroegste brood gebakken, elders pas duizenden jaren later. Een eenvoudig beeld is niet te geven. “Onze dataset geeft geen uniforme weergave van verschillende regio's over het volledige tijdsbestek,” schrijven de onderzoekers dan ook.

De geografische en chronologische gegevens uit die dataset geven ook geen informatie over culturele fenomenen, zoals vermenging van de gebruiken van verschillende volkeren, aanpassingen in de voeding door het overgaan op gewassen die productief bleken. De transitie naar landbouw en veeteelt besloeg vele duizenden jaren. Het contact van diverse volken leverde vanzelfsprekend ook variaties in lichaamslengte van de nakomelingen op.

Niettemin denken de onderzoekers te mogen concluderen dat “de culturele reactie op de omgevingsstress” (de verslechtering van de voedselkwaliteit) de consumptie van melk op grote schaal bevorderde. En dus langere skeletten in de bodem achterliet.

De lengte van de bevolking is door het hele menselijke bestaan heen een functie geweest van de voedingswaarde van het beschikbare voedsel
Antropometrisch
Deze studie levert een gefundeerde bijdrage aan wat heet de ‘antropometrische geschiedschrijving’. De lengte van de bevolking is door het hele menselijke bestaan heen een functie geweest van de voedingswaarde van het beschikbare voedsel. Zie bijvoorbeeld de studie van Hans de Beers Voeding, gezondheid en arbeid in Nederland tijdens de negentiende eeuw. De Beers legt onder meer een relatie tussen de fluctuerende lengte van negentiende eeuwse rekruten, van wie de gegevens bewaard zijn gebleven, en de conjunctuur als proxi voor kwaliteit en kwantiteit van de voeding.

De suggestie dat zuivelconsumptie en lichaamslengte correleren is niet nieuw. Kijk naar de Masaï, die boomlange Afrikaanse veehouders die hun eigen lactasegenmutatie hebben beleefd. In 2011 gaf de Harvard-hoogleraar epidemiologie Walter Willett een lezing aan de Erasmus Universiteit (hier te zien) waarin hij de lengte van het langste volk ter wereld, de Nederlanders, toeschreef aan het zuivelgebruik.

Andere onderzoekers, zoals de Oostenrijkse arts Bodo Melnik en Alissa Hamilton, auteur van het boek Melk - De witte sloper, zijn van mening dat melk een groeimiddel voor kalfjes is en zoveel mRNA bevat, genetisch materiaal, dat het schadelijk is voor de gezondheid, zelfs kankerverwekkend. De huidige consensus is dat zuivel, omdat het zo’n complex voedingsmiddel is, neutraal is wat de gezondheidseffecten betreft. Ook is men het er wel over eens dat in het rijke dieet van tegenwoordig melk als bron van nutriënten niet meer noodzakelijk is. We zijn lang genoeg.

Dit artikel afdrukken