Tien jaar geleden zei 15% regelmatig geen vlees te eten. Drie jaar geleden zei ruim 40% van de inwoners van ons land flexitarisch te eten door regelmatig vlees te laten staan. Een forse toename. Je zou verwachten dat de verkoop van vlees in Nederland fors moet zijn gedaald. Maar dat is niet zo, ondanks - ook nog eens - de stijging van de verkoop van vleesvervangers. Rarara, hoe dat kan?
Die vraag houdt ons al jaren bezig, zegt Pablo Moleman in de Volkskrant. Hij is een van de oprichters van de Nederlandse tak van ProVeg, een internationale stichting die plantaardige consumptie promoot en onderzoek laat doen naar vleesloze consumptie. "Elk jaar denken we: de interesse voor plantaardig eten is nog nooit zo groot geweest, we zijn lekker bezig", zegt Moleman. "Maar dan komt Hans Dagevos met zijn cijfers over de vleesconsumptie en blijkt er wéér niets veranderd."

Hans Dagevos is consumptiesocioloog aan de WUR. Hij onderzoekt al 15 jaar de Nederlandse vleesconsumptie. Jaar in jaar uit moet hij vaststellen dat ondanks de stijgende aantallen flexitariërs en ondanks de opkomst van vleesvervangers en de zorgen om het klimaat, Nederland nauwelijks minder vlees is gaan eten. Raar, want Nederland is kampioen consument van vleesvervangers.

Gemiddeld eet een Nederlander zo'n 39 netto kilo's vlees per jaar. Dat getal resulteert door het bij elkaar optellen van "grofweg alle dieren die afgelopen jaar in Nederland zijn geslacht", daar de import van vlees bij op te tellen en de export ervan af te trekken. Het resultaat deel je door het aantal inwoners en dan krijg je een 'karkasgewicht' (vlees inclusief botten en vet) dat rond de 77 kilo uitkomt. De helft daarvan eten we daadwerkelijk op. De cijfers komen overeen met verkoopcijfers van slagers, supermarkten en groothandels én met consumptiecijfers uit diverse bronnen.

Nederland eet dus evenveel vlees als altijd al én is ook nog eens vleesvervangers gaan eten. Hoe kan dat?

Moleman en Dagevos komen met verschillende theorieën in de Volkskant. Misschien vergeten flexitariërs hun vleeswaren mee te tellen. Of misschien eten ze meer vlees op de dagen dat ze wel vlees mogen eten, als beloning omdat ze het op andere dagen laten staan. Maar uiteindelijk moeten ze toegeven dat ze niet weten waar het aan ligt.

En wat verklaart de dubbele groeicijfers van vegetarische alternatieven en vleesvervangers? Die beslaan nog altijd maar 4% procent van de vleesmarkt, zegt Dagevos. Toch is het gek: het betekent dat Nederland meer vlees- en vleesachtige producten is gaan eten. Het moest toch minder? Afleren is het doel, volgens ProVeg.

Misschien gaat dat nu gebeuren. Voor het eerst zijn namelijk vlees- (en zuivel)vervangers goedkoper dan echt. Dat slecht een drempel. Nederlanders vonden tot nu toe de relatief hoge prijs de belangrijkste belemmering om niet over te stappen op vleesvervangers. Inflatie laat de verkopen van zowel vlees als vleesvervangers dalen. Die van vlees dalen net ietsjes harder. Zou het kantelpunt waar Dagevos en Moleman al jaren op hopen er nu van komen?