Op haar blog Food Politics begon ze een serie korte artikelen over dit probleem. In de 152 studies die ze tot nu toe analyseerde, blijken 140 onderzoeken positief uit te pakken voor het bedrijf dat voor het onderzoek betaalde. Dat is ruim 90%.
Meer marketing dan wetenschap
Neste benadrukt wel dat haar onderzoek niet volledig is. Toch is ze niet de eerste die het verband tussen de geldschieter en de resultaten opmerkt. Meerdere onderzoekers op het gebied van voeding klagen over belangenverstrengeling. Terwijl onderzoek op het gebied van bijvoorbeeld medicijnen maatregelen heeft genomen om los te staan van de invloed van de industrie, is dat in voedingsonderzoek nog steeds niet aan de orde. Nestle: “Ik denk dat dit slecht is voor voedingsonderzoek. Het is slecht voor het publieke vertrouwen in voedingswetenschappen. Het is misleidend. Dit gaat over marketing, niet over wetenschap.”
Door de regels van de FDA mogen er pas gezondheidsclaims op de verpakking staan als die zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Hierdoor heeft de voedingsindustrie een groot belang bij het financieren van onderzoek en vooral bij resultaten waar hun winst van afhankelijk isWaarom sponsort de voedingsindustrie voedingsonderzoek?
Dat verschillende belangen nog altijd een rol spelen bij voedingsonderzoek heeft meerdere redenen.
Er is vooral behoefte aan geld. De overheid investeert nauwelijks in voedingsonderzoek, waardoor er ruimte is voor voedingsproducenten om in dit gat te springen.
Traditie speelt ook een rol. Martijn Katan zegt hierover tegen Julia Belluz van Vox: “Voedingswetenschap heeft altijd dicht bij de producenten gelegen. Er is een direct belang in de uitkomsten van het onderzoek voor producenten.” Door de regels van de Food and Drug Administration mogen er pas gezondheidsclaims op de verpakking staan als die zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Hierdoor heeft de voedingsindustrie een groot belang bij het financieren van onderzoek en vooral bij resultaten waar hun winst van afhankelijk is.
Positieve draai aan resultaten
Er is geen reden om aan te nemen dat de deelnemende onderzoekers oneigenlijk werk verrichten. De onderzoekers die meewerken aan studies waarbij directe belanghebbenden het onderzoek financieren, zijn vaak goede onderzoekers die met de beste intenties handelen. Het probleem ligt volgens Nestle in de vertaling van het onderzoek naar buiten. Bevindingen die normaal gesproken onbelangrijk zijn, kunnen daardoor meer belang krijgen dan ze eigenlijk toebehoort.
De samenwerking met de industrie heeft ervoor gezorgd dat ik dingen heb ontdekt die ik anders niet had gevonden. Zo hebben we het effect van transvetzuren op hartziektes gevonden dankzij de expertise van Unilever, en de cholesterol verhogende factor in ongefilterde koffie dankzij NestléDit gebeurt volgens Katan regelmatig in voedingswetenschappen. Zo krijgen onderzoeksvragen die belangrijk zijn voor de industrie meer aandacht dan andere vragen. Katan: “De alcoholindustrie heeft weinig belang bij het aantonen van een link tussen alcohol en een verhoogde kans op borstkanker. In plaats daarvan financieren ze liever onderzoeken naar het positieve effect van alcohol op hartaandoeningen. Op de lange termijn heeft dit gevolgen voor de geloofwaardigheid van de wetenschap.”
Katan voegt toe dat de financiële bijdrage van de industrie niet per definitie slecht is. “De samenwerking met de industrie heeft ervoor gezorgd dat ik dingen heb ontdekt die ik anders niet had gevonden. Zo hebben we het effect van transvetzuren op hartziektes gevonden dankzij de expertise van Unilever, en de cholesterol verhogende factor in ongefilterde koffie dankzij Nestlé.”
Transparantie en vertrouwen
Er is meer aandacht nodig voor het probleem. Nauwkeurigheid over de uitkomsten, transparantie over de financiering en een gestructureerde aanpak die belangenverstrengeling uitsluit zijn cruciaal om het vertrouwen in voedingsonderzoek te herstellen. Nestle: “Het is niet de kwaliteit van het onderzoek dat het probleem is. Het probleem komt pas naar voren bij het stellen van de onderzoeksvraag en de interpretatie van de resultaten waar een positieve draai aan gegeven wordt, zelfs als de uitkomsten neutraal zijn. Dat is niet goed voor de wetenschap en voor de volksgezondheid.”
Fotocredits: Investing money, Wikipedia
Op 8 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Te genant voor woorden dat de WUR anno 2016 nog steeds de nevenfuncties van zijn docenten
niet volledig vermeldt.
Van Hooijdonk, onlangs met emeritaat, presteerde het zelfs om bij onderzoeken te vermelden dat hij geen "relevant interests" te declareren had, terwijl hij tevens researchdirecteur bij Campina is, en zijn leerstoel door NZO werd gefinancierd.
Hoe geloofwaardig denkt de WUR op deze wijze te kunnen blijven?
Hoe is het mogelijk dat zoiets anno 2016 nog steeds zomaar kan passeren?
Heeft de Wageningse integriteitscommissie geen taak in dezen?
Staat "WUR" dan tegenwoordig voor: "Wc-eend Unilever & Research"?
Het klinkt natuurlijk vrij sinister, die 90%, maar je moet je afvragen wat je hieruit precies kan concluderen. Net zoals je op basis van een 'gebrek' aan diversiteit op de werkvloer geen seksisme of racisme kan aannemen, net zo kan je hier niet zomaar aannemen dat de industrie zich bezighoudt met duistere zaken. Je moet bekijken hoe groot het verschil tussen de publieke en private sector is, en of dat verschil door andere factoren verklaard kan worden dan onethisch handelen.
Wellicht zien we dan dat een significante factor is dat de industrie simpelweg selectiever is in waar ze hun geld aan uitgeven (en minder kansrijke ideeën links laten liggen). Het is immers een feit dat men andermans geld een stuk makkelijker uitgeeft dan eigen geld.
Het lijkt me logisch dat voedselproducenten zelf onderzoek financieren; hoe kun je anders veilig aan innovatie doen?
Meer transparantie is natuurlijk bijna altijd goed. In ieder geval over wie wat, waarom en met welke middelen onderzoekt.
Ook mag het niveau van de wetenschapsjournalistiek ook wat omhoog. Dat zit hier bij de voedselelite van Foodlog wel goed. Maar hoe maak je de vertaling (en moet dat eigenlijk wel?) voor de koppensnellers van nu.nl/wetenschap of /gezondheid die met beperkte info een onderzoek op zichzelf projecten?
Want er lopen drie zaken door elkaar heen: de communicatie naar de man in de straat, de reputatie van de wetenschap en de reputatie van de voedselproducenten.
Helemaal mee eens. En als we dan toch bezig zijn, aub meer aandacht voor het vertalen van onderzoeksresultaten naar het brede publiek, zonder de afgrijselijke vertekening van conclusies waarvan een voorbeeld op 4 maart verscheen in de korte berichten, met mijn reactie daarop hieronder.
10. Pinda's maken tieners minder dik dan andere snacks
Daar gaan we weer. Nu mogen tieners dus zoveel pinda's eten als ze willen, zolang dat maar chips vervangt. Althans, dat zal de gemiddelde (niet-Foodlog) lezer concluderen. NEE DUS. Want:
- testpersonen zijn gekozen uit één bepaalde bevolkingsgroep (Mexican-Americans). Doortrekken naar andere ethniciteiten is riskant.
- testpersonen hadden allemaal een BMI van 85% of hoger. Hoe zijn ze daaraan gekomen? Kun je ook niet extrapoleren naar een hele bevolking.
- testpersonen kregen voedingsvoorlichting TIJDENS de proef. Wat werd ze verteld? En gaan we dat ook doen met iedere tiener die pinda's eet???
- testpersonen werden opgedeeld in twee groepen op basis van DOOR DE TESTPERSOON GERAPPORTEERDE consumptie van pinda's over de laatste zes maanden!!!! Nou vraag ik je. Wat voor basis legt dat nou?
Dit is een vreselijk onderzoek om algemeen bekend te stellen. Het geeft alleen mogelijke richtingen voor verder onderzoek aan, en er kan HELEMAAL GEEN advies op worden gebaseerd. Een schreeuwend voorbeeld van publicatiedwang op onderzoekers wat de verwarring over gezonde voeding alleen maar erger maakt. En het kopje maakt het nog bonter: tieners worden minder dik van pinda's. Dat komt al helemaal niet uit het onderzoek! De testpersonen VERLOREN ALLEMAAL gewicht, hoogstwaarschijnlijk door de voorlichting. En de grotere pinda-eters verloren meer. Da's leuk, maar dat leidt niet tot de conclusie in het kopje!!
Naast transparantie, wat inderdaad heel belangrijk is, zie ik ook wat in een specifieke vorm van publiek private samenwerking, nl een pre-competitief consortium waarin zoveel mogelijk bedrijven (ook concurrenten van elkaar) samen investeren in een onderwerp waarover gemeenschapelijke vragen bestaan. Zo'n consortium heeft in ieder geval 2 voordelen. Eén: er is geld voor echt onderzoek, want een beetje geld van veel partijen is samen toch flink wat. Twee: de onderzoekers zijn vrijer.