Moeders en dochters – hoeveel boeken zijn daar al niet over geschreven, en hoe terecht. Want of je het wilt of niet, als dochter heb je een sterke band met je moeder, met zwarte en witte kantjes.

Zoals wie dit leest wel begrijpt, heb ik ook zo’n band. Een band met een moeder die al dertig jaar geleden overleden is, maar nog bijna dagelijks door mijn hoofd zindert. Op weinig plekken ervaar ik die band, dat samenstel van oneindig veel minuscule draadjes die samen een kabel vormen, zo intens als in de keuken. Vanaf mijn tiende jaar mocht ik moeder helpen in de keuken, want ik vond koken erg leuk, en lekker eten nog leuker, want dat was mij verboden.

Als dreumes al op dieet
Als dreumes van vijf jaar werd ik immers door mijn moeder te dik bevonden en naar een kinderarts meegenomen, die mij zo jong als ik was een dieet voorschreef. Over dit complexe samenstel van ge- en verboden op voedselgebied moest natuurlijk mijn moeder waken. Zij werd mijn gewichtsbeheerder en zou dat tot mijn achttiende blijven. Mijn positieve fascinatie voor eten is voor mij rechtstreeks te verklaren vanuit de negatieve sfeer waarmee lekker eten omgeven was op een leeftijd wanneer ongegeneerd snoepen, boterhammen verslinden en daarin vooral zorgeloos zijn, op de eerste plaats moeten staan.

Gelukkig voor mij waren er momenten van ontspanning, bijvoorbeeld wanneer ik mocht helpen de zondagse cake te maken. Of gevulde eieren voor het maandelijkse bridge-avondje van mijn ouders. Vanaf mijn twaalfde mocht ik ‘de cake’ helemaal alleen maken, tegen betaling van een kwartje, dat wel! Later kwamen er omeletten bij, en gebakken champignons (we zijn in de jaren zestig, dat was toen nog een heel bijzonder product!), en soms toetjes. Maar veel maakte mijn moeder zelf, terwijl ik keek.

De kunst afkijken in de keuken
Hoeveel ik keek merkte ik pas vele jaren later, toen ik zelf een man had om voor te koken en zelfs van het koken mijn grootste hobby maakte. Hoe bizar is dat, wanneer je merkt dat je de lepel op dezelfde manier hanteert als zij, de aardappels afgiet zoals zij en zelfs hele zinnen als rituele formules herhaalt tegenover wie het maar horen wil. ‘Aardappels moeten twintig minuten’. ‘Altijd goed blijven roeren hoor’ (voor de béchamelsaus). ‘Honger? Dat ken jij niet, je hebt de oorlog niet meegemaakt. Jij hebt trek’

Toch werd ik me pas op een heel intense manier bewust van mama’s lange, lange arm, toen ik afgelopen december twee weken bij mijn zus in Florida logeerde. Het waren de weken voor kerstmis en dan is het spitsuur in de Amerikaanse keukens. Lunches, borrels en ‘informal dinners' waarbij iedere gast een gerecht meebrengt, zijn aan de orde van de dag. Mijn zus is ook een zeer enthousiaste kok en wij hebben in die weken dan ook veel in haar prachtige ruime keuken gebivakkeerd. En wie zat er mee aan tafel, elke dag? Onze moeder. Want mijn grote zus deed, zonder dat wij eerder ooit samen hebben gekookt, veel handelingen op precies dezelfde manier als ik én als zij. Afgieten, soep maken, lepels hanteren en bepaalde culinaire formules uiten. Het is moeilijk te beschrijven wat er dan door je heen gaat. In de herfst van onze eigen levens is onze al lang overleden moeder een springlevende partner aan het fornuis.

Het delen van overgeërfde informatie vind ik des te spannender omdat mijn zus en ik niet veel samen geweest zijn in ons leven. Zij is negen jaar ouder dan ik en ging uit huis toen ik negen was. Later heeft zij met haar man en eerste kind nog een paar jaar bij ons thuis gewoond en hielp zij vast in de keuken. Ik was toen druk bezig tiener te zijn en te wennen aan de middelbare school en hielp even minder met koken. Begin jaren tachtig emigreerde zij met haar gezin naar Florida en sinds die tijd zagen wij elkaar wanneer zij hier op vakantie kwamen. Tot vorig jaar in september (zie mijn verhalen Americana I: comfort food en Americana II: Florida food) en december. Ineens is daar die band die over de jaren heen reikt naar vroeger. Naar herinneringen en naar de bijzonder levende aanwezigheid van la mamma in een keuken in Florida.

Identieke rituelen
Wat doen moeders met ons, dochters? Zij enten zichzelf in ons, zodat zij nooit verloren gaan. We spraken er veel over, onder het genot van een kop soep die net als vroeger thuis proefde. We ontdekten dat ondanks de verschillende emoties ten opzichte van onze moeder, wij op culinair gebied samen een zelfde sterke band met haar hadden. En, onafhankelijk van elkaar, identieke rituelen in onze handen en hoofden hebben waar het koken betreft. Ik vond het een fascinerende ervaring. Het is ook troostrijk, want wanneer je veel negatieve herinneringen hebt, kunnen deze geheeld worden door zo’n intense ervaring. Het maken van soep volgens moeders recept samen met mijn zus heeft mijn verleden een zachtere tint gegeven.

lucette faber en haar zus 9 en 18 jaar oud


Zondagse groentesoep.
Onze moeder kon soepen maken als de beste, omdat mijn vader die zo lekker vond. Genietend van zijn bordje groetensoep met zelfgemaakte balletjes kon hij dan innig tevreden zeggen ‘lekker soepje, schat’ en dan glunderde moeder. Mijn grote zus maakt hem net zo lekker als zij – daar kan de mijne niet aan tippen. Ik kreeg haar recept: máák hem eens, want er bestaat geen beter medicijn tegen melancholie en traag vloeiende winterse dagen dan zelfgemaakte groentesoep.

Ingrediënten
- 1 grote runderschenkel met mergpijp
- 2 extra mergpijpen
- 1 stevige prei
- Klein bosje peterselie
- een handje worteltjes of 1 winterwortel
- 1 ui bestoken met 2 kruidnagels
- 2 stukjes foelie
- 2 laurierblad
- vers gemalen peper, ½ theel.
- 3 liter water
- 1 blokje runderbouillon (Knorr)
- zakje soepgroenten
- 300 gr gehakt
- 100 gr vermicelli

Bereiding
Zet het water op met het vlees en de mergpijpen. Schuim af als dit aan de kook komt, voeg dan de overige ingrediënten toe. Laat de soep op heel zacht vuur 3 uur trekken zonder deksel.

Zeef dan de bouillon en voeg 200 gr fijngesneden soepgroenten toe, de vermicelli en kleine balletjes, gemaakt van 300 gr gemengd gehakt aangemaakt met zout, peper, beetje ui en knoflook. Laat de soep weer aan de kook komen en dan een minuut of vijf zacht koken tot de balletjes en de vermicelli gaar zijn. Snijd het vlees van de schenkel in stukjes en voeg dat ook toe. Proef op zout en peper en voeg daarvan zo nodig wat van toe. De soep is het lekkerst wanneer hij nog een halve of hele dag kan staan, zodat de smaken een eenheid worden.

Met de beste wensen van mijn moeder, en mijn zus: laat het je smaken!

Fotocredits: pinterest, en Lucette Faber, met haar zus in de tuin op 7 en 16-jarige leeftijd]
Dit artikel afdrukken