Tot slot van onze serie van 7 artikelen over Groene Circulaire Meststoffen (GCMs) lanceren we de stelling dat de nadruk in het denken over de rol van GCMs in de landbouw wijst op symptoombestrijding. Veel belangrijker vinden we de rol van circulariteit, dat wil zeggen van het herwinnen van voedingsstoffen, en van het vastleggen van koolstof in gewas en bodem. CMs, circulaire meststoffen, zijn van cruciaal belang.

Denk aan de wereldwijde aandacht voor de beheersing van klimaatverandering. De belangrijkste opgave is het vastleggen in plaats van uitstoten van CO2. In de voorbereidingen van de Parijse klimaatconferentie lanceerde Frankrijk daarom zijn 4 pour 1000 (4 voor 1000), een voorstel dat de rol van de landbouw definieerde. Het land zag in dat de landbouw zou kunnen bijdragen aan de inspanningen om de wereldtemperatuur niet (veel) verder te laten stijgen. Landbouw kan de door de mensheid uitgestoten CO2 terughalen naar de bodem door verhoging van het gehalte aan bodem organische stof wereldwijd in de bovenste 30 à 40 cm van landbouwgrond. De Franse onderzoeksinstituten die het plan opstelden, suggereerden dat een toename van 4‰ organische koolstof per jaar haalbaar zou moeten zijn.

Zonder kunstmest sluiten we Afrikaanse boeren uit van hun potentieel om bij te dragen aan het afremmen van klimaatverandering
Positief effect veel groter dan het negatieve
Paul Poulton en zijn collega’s identificeerden de moeilijkheden voor boeren om de grond met deze snelheid te verrijken via een analyse van alle meerjarige proefvelden in het bekende Rothamsted waar naar de verhoging van het bodem organische stof gehalte was gekeken. Het betrof 114 behandelingen die 7 tot 157 jaar geduurd hadden. Poulton et al. constateert onder meer dat voor regio’s in de wereld waar momenteel nog geen of nauwelijks kunstmest wordt gebruikt, de resultaten van het Rothamsted onderzoek een “praktische aanleiding zijn om [daar, red.] de bodem organische koolstof te verhogen en tegelijk de gewasopbrengsten te verbeteren”. Ze benadrukken dat met name in Afrika boeren onvoldoende mest en gewasbijproducten tot hun beschikking hebben om te kunnen werken aan de opslag van koolstof in landbouwgronden. Zonder kunstmest sluiten we hen uit van hun potentieel om bij te dragen aan het afremmen van klimaatverandering.

In dat licht is gebruik van kunstmest een conditio sine qua non, het draagt weliswaar bij aan klimaatopwarming maar helpt tevens die te beperken. Het positieve effect is vele malen groter dan het negatieve. Daarbij komt dat het ook nog eens efficiënter is omdat kunstmest door specifieke weldoordachte samenstellingen veel gerichter kan worden toegepast, zonder dat bepaalde nutriënten - zoals het schaarse fosfor - worden overgedoseerd.

Zou het niet zinniger zijn prioriteiten te bepalen vast te stellen en te bepalen wie en welke sector van activiteiten recht heeft op welk aandeel in de schaarse hernieuwbare energiebronnen?
Gebalanceerd kunstmestgebruik gecombineerd met toediening van stro of mest kan het koolstofgehalte in de bovengrond met 2 tot 3,5% doen stijgen.
Dit alles betekent dat naast natuurlijke ecosystemen landbouwgrond een goed bruikbare Carbon-sink is als kunstmest wordt gebruikt.

De CO2-voetafdruk van mensen in de armste landen is gemiddeld ongeveer 1,5 t/pers./jaar. De productiviteit van de landbouw, uitgedrukt in graanequivalenten, ligt er tussen de 500 en 2.000 kg/ha. Met de stijging van het gebruik van kunstmest en de inherente groei van de productiviteit van de landbouw neemt die voetdruk toe. Bij een landbouw-productiviteit van 4.000 kg/ha bereikt die al tussen de 4 en 5 t/pers./jaar. Bij 8.000 kg/ha graanequivalenten bedraagt de uitstoot van broeikasgassen in CO2-equivalenten ongeveer 12 tot 13 t/pers./jaar. Deze cijfers geven gemiddelden aan en betreffen het effect van de sociaaleconomische ontwikkeling in zijn geheel.

Bereken je de bijdrage van de productie voor de benodigde kunstmest aan de uitstoot van CO2-equivalenten voor een maatschappij met een landbouwproductiviteit van 8.000 kg/ha graanequivalenten, dan blijf je onder de 0,5%. Volgens de CBS-statistieken werd in Nederland in 2020 32% van de totale hoeveelheid broeikasgassen door de industrie uitgestoten, 20% door de sector elektriciteit, 19% door de sector mobiliteit (binnenlands verkeer en vervoer), 16% door de landbouw en 13% door de gebouwde omgeving (het resultaat van het verwarmen van huizen en andere gebouwen).

Uiteraard moet elke sector bijdragen aan vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Maar het aandeel kunstmest blijkt zo gering, dat versobering van het gebruik daarvan weinig zal uithalen.
Zou het niet zinniger zijn prioriteiten vast te stellen en te bepalen wie en welke sector van activiteiten recht heeft op welk aandeel in de schaarse hernieuwbare energiebronnen?

Bij de productie van de gemiddeld per Nederlander gebruikte kunstmest in onze landbouw wordt per jaar ongeveer 35 kg CO2-equivalenten aan broeikasgas uitgestoten. Om dat getal in perspectief te zetten: iemand die jaarrond op een elektrische fiets naar school of naar het werk gaat stoot al snel drie keer zo veel uit.

Voorwaarden voor een duurzaam voedselsysteem
Veel van de zojuist genoemde kennis en feiten werden gebruikt door Olivier Honnay, hoogleraar in Leuven, om een wereldvoedselsysteem te schetsen dat voedselzekerheid kan bieden. Het moest een bevolking van 10 miljard mensen kunnen voeden en klimaatverandering onder controle houden. Honnay werd geïnspireerd door een publicatie van het World Resources Institute (WRI) en beschreef zijn oplossingen in Uitdagingen voor het verduurzamen van het mondiale voedselsysteem.

Gezien de grote energie-voet waarop ons leven is gebaseerd, ontkomen we niet aan versobering op alle fronten. Binnen het voedselsysteem betekent dit dat voedselverspilling moet worden teruggedrongen. Dat geldt ook voor de productie van dierlijke eiwitten. Honnay gaat uit van een vermindering van de huidige mondiale veestapel met 30%.

Het gebruik van kunstmest is voor Honnay een belangrijke voorwaarde; kunstmestgebruik voor productieve landbouw op de beste gronden in de diverse regio's van de wereld. In sommige delen van de wereld zullen de beste gronden minder goed zijn dan in andere. Dat zullen we moeten accepteren om de mondiaal gezien beste gronden, de mindere elders in de wereld niet uit te laten boeren. Dat is nodig om de nog altijd groeiende wereldbevolking te kunnen voeden en ruimte te creëren en te houden voor natuurlijke ecosystemen en hun biodiversiteit. Een groter areaal aan goed beschermde natuurlijke ecosystemen en akkers en weiden met een grotere opslag van koolstof in levende en dode organische stof, maken het mogelijk de temperatuurstijging onder de 2 graden Celsius te houden.

Met alleen technologische oplossingen zal de bestaande samenleving het energiegebruik niet terugdringen. Daarvoor zijn meer gelijkheid, democratie, goede diensten en nieuwe infrastructuur nodig
In plaats van kunstmest uit te bannen, is het veel effectiever om lokale overdosering van kunstmest in de rijke wereld te voorkomen. Tevens moet het gesleep met voeders en voedsel zo veel mogelijk stoppen. Daarom moet op de meest geschikte gronden in alle wereldregio’s de landbouwproductiviteit naar een soort van wereldgemiddelde van minstens 4.000 kg/ha aan graanequivalenten. Met die paar eenvoudig te bedenken - maar niet gemakkelijk uit te voeren - aanpassingen van het mondiale voedselsysteem verandert de focus van maximalisatie van de productie op bepaalde plekken, naar gespreide optimalisatie voor klimaat en biodiversiteit bij voldoende voedselzekerheid. In arme landen in Afrika en elders moet landbouwontwikkeling leiden tot sociaaleconomische ontwikkeling, waardoor het haalbaar wordt dat de wereldbevolking niet verder zal groeien dan tot 10 miljard mensen. Onder dergelijke voorwaarden kunnen 10 miljard mensen in goede welstand leven, denkt Honnay, en kan de temperatuurstijging beperkt blijven tot 2oC. Zonder kunstmest zal dat echter niet lukken.

Honnay staat niet alleen in zijn overtuiging dat het nog mogelijk is een duurzame economie op te zetten. Naast het World Resources Institute dat hem inspireerde, wijst de Zwitserse ecologie-econoom Julia Steinberger op het belang van een nieuwe maatschappijstructuur. Met alleen technologische oplossingen zal de bestaande samenleving het energiegebruik niet terugdringen. Daarvoor zijn meer gelijkheid, democratie, goede diensten en nieuwe infrastructuur nodig, denkt Steinberger en Honnay met haar.

Zeven aandachtspunten
Het Realisatieplan Visie LNV: op weg met nieuw perspectief is een stapje naar meer circulaire landbouw. Maar wil het zoden aan de dijk zetten dan zal er echt meer van de suggesties van het WRI en mensen als Honnay en Steinberger in te vinden moeten zijn. Tot slot formuleren we een aantal aandachtspunten die uit onze serie artikelen over GCM’s kunnen worden gedestilleerd:

CMs, circulaire meststoffen, hebben meer kans om een nuttige rol te gaan spelen dan GMs, de groene meststoffen die geproduceerd met alternatieve energie
1. Broeikasgassen en klimaat, voedselzekerheid en biodiversiteit kennen geen landsgrenzen. Oplossingen op nationaal niveau zijn schijnoplossingen, zolang de invloed ervan elders niet neutraal of positief is. Internationale politiek is naast nationale politiek onmisbaar.
2. Er zijn nog geen GCMs gevonden die het hart sneller doen kloppen. Zo zuinig mogelijk omgaan met de huidige meststoffen blijft de beste aanbeveling; voorkomen is beter dan genezen.
3. Pas op voor het zoeken en ontwikkelen van GCMs als window dressing. De uitstoot van broeikasgassen bij de productie van kunstmest is een minieme fractie van onze totale uitstoot en levert een veel grotere vastlegging van koolstof op. Sterke versobering van onze manier van leven is vele malen effectiever dan gebruik van GCMs. CMs, circulaire meststoffen, hebben meer kans om een nuttige rol te gaan spelen dan GMs, de groene meststoffen die geproduceerd met alternatieve energie.
4. Bij het zoeken naar en het ontwikkelen van GCMs moeten stikstof en koolstof zeker zoveel aandacht krijgen als momenteel de minerale voedingsstoffen.
5.Om een kans te maken op succes moet de wereldvoedselvoorziening meer gebaseerd zijn op regionale productie. Gesleep met voedsel en veevoeder tussen continenten zou niet langer gesubsidieerd moeten worden door brandstoffen voor groot internationaal transport niet of slechts laag te belasten. Inspanningen om kunstmest beschikbaar en toegankelijk te maken in arme landen met beperkte landbouwontwikkeling en om boeren te interesseren voor het gebruik ervan, zijn een effectieve bijdrage in de strijd tegen klimaatverandering.
6. Voorlopig heeft het terugdringen van verliezen van voedingsstoffen, hun terugwinning en het vastleggen van koolstof veel meer prioriteit dan het zoeken naar mogelijkheden om kunstmest groen te produceren via alternatieve energiebronnen.
7. De bestaande rijke wereld zal inclusiever moeten worden door natuurlijke hulpbronnen te delen met mensen elders in de wereld. Dat vergt versobering en dus de ontwikkeling van nieuwe gewoontes, en is de sociale voorwaarde om verduurzaming en circulariteit resultaat te laten opleveren.

Maandag 1 november verscheen deel 1: Groene Circulaire Meststoffen: wat zijn het, waarom willen ze en gaan het we ermee redden. Woensdag 3 november verscheen deel 2: Van stedelijke beerput naar kunstmest en weer terug. Zaterdag 6 november verscheen deel 3: Te duur?. Woensdag 10 november verscheen deel 4: De voor- en nadelen van Groene Circulaire Meststoffen. Zaterdag 13 november verscheen deel 5: Verlaten van lineaire landbouw heeft grote consequenties voor onze manier van leven. Zondag 20 november verscheen deel 6: Landbouw en ongelijkheid.


Deze serie wordt, zonder enige redactionele invloed, mogelijk gemaakt door boerencoöperatie Agrifirm. Boeren hebben behoefte aan perspectief en willen graag een duidelijk beeld van de meststoffen die ze de komende 30 jaar mogen gebruiken. Dat beeld is er op dit moment nog niet en kan daarom in de openheid van een niet-ideologisch en zo feitelijk mogelijk gesprek ontwikkeld worden. Een en ander als voorbereiding op (politieke) meningsvorming en normstellingen.

Het Planbureau voor de Leefomgeving adviseert de overheid te komen met dwingende normen voor circulariteit, met name op het gebied van landbouw. Eén van de belangrijkste circulaire schakels in de landbouw is die van mest. Dieren (mensen incluis) eten planten of elkaar en produceren mest die voedsel is voor nieuw leven. Werkt die natuurlijke circulariteit ook in het landbouwsysteem, dat wil zeggen in de natuur die we hebben ingericht om de wensen van naar welvaart strevende mensen optimaal te bedienen? We willen genoeg te eten hebben en daar niet al te veel voor betalen. Tevens willen we de biodiversiteit versterken. Met kunstmest kan dat, een strategie waar de VS op in lijken te zetten. Europese overheden willen er vanaf omdat het maken van kunstmest veel fossiele energie kost en bij te royale toepassing de bodem uitboert. Op dit moment ligt de kunstmestfabriek van Yara in Sluiskil stil omdat de aardgasprijzen te hoog zijn om tegen acceptabele prijzen kunstmest te produceren. Met de Green Deal en de Farm2Fork-strategie heeft de EU heeft besloten voor 25% fossielvrije landbouw te gaan.
Een nieuw tijdperk kondigt zich aan. Den Haag en Brussel stellen de voedselketen voor een nieuwe uitdaging, met nieuwe normen waaraan de landbouw moet voldoen.
Dit artikel afdrukken