Bij denken over dierwelzijn sluit ik aan bij het gedachtegoed van Temple Grandin. In Thinking in pictures beschrijft zij hoe ze zich verplaatst in hoe dieren zich voelen, wat ze fijn vinden en waar ze bang voor zijn. Grandin maakt zich niet druk over hoe wij over dieren denken, maar wel over hoe dieren zich voelen. Ik beperk me hier tot varkens, omdat invullen van dierwelzijn voor elk dier anders uitpakt. De omgeving van het dier en het diergedrag zijn voor mij leidend.

Wat merkt het dier van omgeving?
Zaken als megastallen neem ik niet mee. Het dier merkt daar in directe zin weinig van. Uiteraard kan schaalvergroting leiden tot ‘verdinging’ van dieren, zoals ook de gezondheidszorg op kleine bedrijven met dierhouderij als neventak te kort kan schieten. Maar dergelijke zaken spelen alleen als het dier er iets van merkt. Voor mij gaat het om wat het dier zelf merkt van de omgeving, en hoe het zich daarin gedraagt.

Bij het gedrag van varkens vind ik het belangrijk hoe ze reageren als ik bij een groep ga staan. Varkens zijn nieuwsgierige dieren. Bij jonge biggen zie je dat heel mooi. Maak de deur van een biggenafdeling open, en de biggen reageren in eerste instantie verschrikt en rennen weg van de zojuist geopende deur. Na een paar seconden kijken ze echter naar de geopende deur, zien daar iemand staan en worden nieuwsgierig. Ze komen snel dichterbij, maar wel heel alert of het misschien toch te gevaarlijk is. Alsmaar dichterbij komend wisselen twee emoties elkaar telkens af, een beetje angst en daarnaast nieuwsgierigheid.

Met mensen kun je in gesprek gaan. Bij dieren moeten we afgaan op de signalen die ze afgeven. In de interpretatie van deze signalen zit de crux. Maar er zijn genoeg signalen die, als je ze ziet, vrij eenduidig te interpreteren zijn
Nieuwsgierigheid de overhand
Hoewel minder blijven deze wisselende emoties zichtbaar, ook als de varkens wat ouder zijn. Als uiteindelijk het dier bij de mens staat heeft de nieuwsgierigheid de overhand gekregen. En als het varken je dan probeert te besnuffelen, is voor mij persoonlijk het gedrag in de basis oké. Deze mens-dier interactie is voor mij een belangrijke maatstaf voor of het dier in staat is als sociaal wezen te functioneren, waarbij ik dan ook blijf kijken hoe de dieren op elkaar reageren.

Zo mag een varken best aan een ander varken luidkeels te kennen geven dat het ergens niet van gediend is, maar het is niet de bedoeling dat er veel protesterend geschreeuw is en er dieren zijn die alsmaar donderjagen. Verder kijk ik of de dieren goed kunnen bewegen, en er geen beschadigingen zoals oorbijten zichtbaar zijn. Bij beren mogen er schrammen op de huid zijn. Jongens vechten graag een robbertje. Maar deze schrammen mogen alleen oppervlakkig zijn.

Stalklimaat
Dan de directe omgeving van het dier. Het klimaat in de stal moet niet te warm zijn en de binnenkomende verse lucht moet gelijkmatig verdeeld de dierruimte binnenkomen. Het moet niet te warm zijn, omdat varkens zelf al veel warmte produceren en deze warmte niet makkelijk kwijtraken. In de stal moet continu verse frisse lucht van buiten naar binnen worden aangevoerd. Dan is het niet bedompt of irriterend voor de luchtwegen of slijmvliezen.

Zaken als oppervlaktenormen zijn voor mij niet leidend. Het gaat er niet om of een varken 0,1 m2 meer of minder ruimte heeft, maar over de inrichting van deze ruimte. Wat is er te doen voor de dieren, hebben ze een plek om veilig te eten, drinken, rusten, spelen en mesten? De inrichting van een hok moet het mogelijk maken dat er iets te kiezen valt voor dieren. Zo heeft een hok dat uit twee gedeelten bestaat, met een gedeeltelijk schot ertussen, het voordeel dat een ranglager dier makkelijker weg kan van een agressief ranghoger dier. Voor biggen is het volgens mij ook fijn om ergens in het hok een overdekte ruimte te hebben. Daar liggen ze graag, vaak zelfs bovenop elkaar. Volgens mij is dat omdat een overdekte ruimte hen een veilig en beschut gevoel geeft.

Kennis over betekenis signalen
Kortom, bij denken over dierenwelzijn ga ik uit van het dier zelf, en niet vanuit wat mensen vinden of van afmetingen van stallen. Gedrag en gezondheid zijn de meest zichtbare aspecten van dierwelzijn. Dat zie je door te kijken naar het dier, mits je kennis hebt over wat signalen van dieren betekenen. We weten uiteraard nooit helemaal zeker wanneer een dier zich wel voelt. Wat wij als welbevinden voor het dier benoemen, hoeft niet voor ieder individueel dier zo te zijn.

Bij mensen is dat ook zo. Je kan mensen voorzien van een droge veilige slaapplek, voldoende eten en drinken, bewegingsruimte en voor de sociale interactie in een groep bij elkaar zetten. Toch zal niet iedereen zich hier hetzelfde voelen. Aan mensen kunnen we het vragen en met hen hierover in gesprek gaan. Bij dieren moeten we afgaan op de signalen die ze afgeven. In de interpretatie van deze signalen zit de crux. Maar er zijn genoeg signalen die, als je ze ziet, vrij eenduidig te interpreteren zijn.

In Wat is ...? gaan we met bekende en minder bekende mensen op zoek naar wat hen motiveert om te ontdekken of we elkaar van daaruit weer kunnen vinden. Waarom we dit doen lees je in De ontdekking van de ander. Bekijk ook de introductie tot de dierenwelzijnsreeks of het overzicht van de serie.
Dit artikel afdrukken