De vraag ‘wat is duurzaam watergebruik’ krijg ik van Foodlog nadat ik net 5 dagen in een kano met mijn lief de wilde rivier Allier (Auvergne) heb afgevaren. Tijdens die tocht las ik, bij wild kampement en na wasbeurten in de rivier, het boek Drinkbare Rivieren van Lin An Phoa. De Allier voedt de verbazing over het gemak waarop ecologische processen plaatsvinden als we onze handen terug trekken. Processen die we in Nederland met veel kunst en vliegwerk nabootsen. Zoals bomen in het water die we voortdurend per kano ontwijken en die onder water paaiplaatsen bieden en tot stroomversnellingen leiden. In Nederland simuleren we dit met verankerde bomen in nieuw gegraven geulen. Het boek scherpte de waarneming. Hoe naïef is het om tussen 18 miljoen Nederlanders het oppervlaktewater te willen drinken? Hoe natuurlijk is ons water nog?

Hoe naïef is het om tussen 18 miljoen Nederlanders het oppervlaktewater te willen drinken?
Water als bloedsomloop
Water is de bloedsomloop van het landschap. Er zijn weinig mooiere onderwerpen voor een landschapsarchitect. Waar water stroomt is dynamiek, verandering. Als we het los laten meandert het en zorgt het voor erosie en sedimentatie. Dit is landschapsbouw van nature. Het inspireert, het verrast en is vaak mooi. Daar waar we het laten stromen leidt het tot gevarieerde situaties met gradiënten en biodiversiteit en soms ook met modder en vuil. Plant en dier voegen zich in de condities die het water schept. En de mens eigenlijk ook. We gingen ooit wonen op oeverwallen, strandwallen en terpen in dit drassige land. We wilden dicht bij het water zijn dat ons eten, drinken en transport gaf. En we wapenden ons tegen de gevaren die water bracht. Met dijken, gemalen, vuurtorens en blokken basalt. De historie van de waterstaat is indrukwekkend. Oppervlaktewater uit de rijnarmen of het IJsselmeer loodsen we tegenwoordig door grote delen van Nederland. Water van grote regenbuien voeren we in verbluffend korte tijd af. Drinkwater halen we van diep en we pompen het ook van ver naar de duinen om daar te zuiveren. Onze waterwerken zijn ingenieus.

Doods en onzichtbaar gemaakt
We hebben daarbij een afslag genomen die we niet altijd door hadden. Wij pasten ons eeuwenlang tot zekere hoogte aan, aan het water. In de afgelopen eeuw pasten we het water vooral aan, aan ons, de mens. Met ons technisch vernuft hebben we veel gebouwd maar we hebben vaak uit het verkeerde vaatje getapt. We hebben te maken met verdroging nadat we water te snel afvoeren, terwijl de bodem voor opslag niet wordt benut. We hebben beek- en slootsystemen die te weinig flexibiliteit hebben om grote buien te kunnen bergen. We hebben rioolbuizen die niet zijn gedimensioneerd op klimaatveranderingen gedurende de 60 jaar dat zo’n buis ligt. We staan bedrijven toe om water op te pompen dat weggetrokken wordt uit het land van de buurman. We hebben met ruilverkavelingen oude verschillen tussen natte en droge gronden genivelleerd waardoor het water geen logische plek meer heeft. We hebben zeearmen die dichtslibben door deltawerken. Ten slotte en niet in het minst: we hebben de kracht en de schoonheid van water op veel plekken onzichtbaar gemaakt. Dat veel mensen het verschil tussen een beek en een sloot niet kennen is niet gek, maar wel treurig.

Dat veel mensen het verschil tussen een beek en een sloot niet kennen is niet gek, maar wel treurig
Ruimte voor stromend water
Er valt veel te winnen door de natuurlijke drang van water, de dynamiek en onvoorspelbaarheid ervan ruimte te geven. Wat als wij, gebruikers, ons weer gaan aanpassen? Water kan de ruimte zodanig transformeren dat het beheer duurzamer wordt en dat er waarden ontstaan die hoog gewaardeerd worden. Bij Atelier Overijssel mocht ik dit onderzoeken voor Twente in 2075. In 2075 verwachten we flinke klimaatverandering met grotere droogtes en meer wateroverlast. Het onderzoek concludeert dat er kansen liggen om steden mee te laten bewegen. Door water in de bodem op te slaan en door water bovengronds aantrekkelijke functies te geven kunnen we de stad opnieuw vorm geven. Woonwijken kunnen met de voeten in het groen staan met flexibel gebruikte beekdalen en laagtes. Bergingsvijvers bieden open ruimte. Beken kabbelen weer langs biodiverse oevers. Watergangen worden breder en voorzien van wandelgangen. Nieuwe voorzieningen vergen ruimte maar verbeteren de stad. Cruciaal is dat we niet alles proberen op te lossen met technische middelen maar dat we de natuur en het landschap aan het werk laten. Al ontwerpend visualiseerden we dat er dan ook verrassende verschillende stedelijke landschappen zullen ontstaan in Enschede (hoog), Hengelo en Almelo (laag).

Wat we niet weten
We constateerden daarbij dat we nog veel niet weten. Er bestaan bijvoorbeeld eindeloos veel visies over hittestress in steden met als oplossing de stad te koelen door veel bomen te planten. Verkoeling ontstaat voor een groot deel door verdamping in het bladerdek. Echter hebben we genoeg water in de stedelijke bodem om al die nieuwe bomen te laten verdampen? Of moeten we daarvoor schaars water aanvoeren?

Een interessante vraag hangt ook aan wateropvang: willen we op daken en in tuinen maximaal water opvangen en lokaal gebruiken? Mensen kunnen verantwoordelijk worden voor de eigen waterbuffer. Of voeren we het water maximaal naar het groen en in de bodem, waarna het door de drinkwatermaatschappij wordt opgepompt en wordt geleverd aan consumenten? Het kan allebei: water als particuliere activiteit en/of als publieke nutsvoorziening. Interessant is dat het uitbreiden van particuliere verantwoordelijkheid tot scheefgroei en misbruik kan leiden. Als eigen water gratis is en als tegelijk kraanwater in een appartement duurder wordt ontstaat een sociaal verdelingsvraagstuk. In Frankrijk leidt een soortgelijk vraagstuk in het landelijk gebied al tot veldslagen.

Laat het kabbelen
Cruciaal hier doorheen is dat we water als een hydrologisch en ecologisch systeem zien waarin er vele samenhangen bestaan. Dit systeem kunnen we ook kringloop noemen. In dit systeem is tijd van belang. Verdampen, kabbelen, inzijgen en zelfs de waterdruppel die door de stam naar de bladeren klimt; het heeft tijd nodig en die tijd moet passen binnen alle menselijke ritmes van rijden, schoonmaken, zaaien en oogsten. Als water geen tijd krijgt kan het ons ook geen kwaliteit bieden.

De wilde rivier
Terug naar die wilde rivier. Ik zou hem voorlopig niet drinken. De 18 miljoen toeleveranciers aan onze rioolwaterzuiveringen produceren te veel dat je niet wilt binnen krijgen. Medicijnen en drugs zijn nauwelijks uit het water te halen terwijl ze wel degelijk effecten hebben op de omgeving. Het is trouwens bizar dat farmaceutische producten in Nederland op de markt mogen komen zonder dat er getest hoeft te worden wat het effect is op het milieu. Hier is nog groot werk te doen.

Zet de stuwen open, verwijder de kribben en leer ons ervaren wat een natuurlijke rivier is
En hoe wild? Tja. Onze rivieren worden allemaal bevaren en dat brengt voortdurende zorg voor de vaargeul met zich mee. Ik heb nog hoop voor de Nederrijn tussen Arnhem en Wijk bij Duurstede. Op dit stukje rivier zit alleen bestemmingsverkeer naar de haven van Wageningen en naar enkele (steen)fabrieken. Hoe mooi zou het zijn als de (zware) scheepvaart hier ooit vanaf gaat waarna we de rivier los kunnen laten tegen de flanken van de Veluwe en de Heuvelrug. Zet de stuwen open, verwijder de kribben en leer ons ervaren wat een natuurlijke rivier is. Het geeft ons vast inspiratie om duurzaam om te gaan met water.

In Wat is ...? gaan we met bekende en minder bekende mensen op zoek naar wat hen motiveert om te ontdekken of we elkaar van daaruit weer kunnen vinden. Waarom we dit doen lees je in De ontdekking van de ander. Bekijk ook de introductie tot de duurzaam watergebruik reeks of het overzicht van de serie Wat is duurzaam watergebruik?
Dit artikel afdrukken