Voedselallergieën zijn het gevolg van verschillende mechanismes. Ieder type heeft dan ook zijn eigen risicofactoren. Om die factoren bij kinderen vast te stellen volgden Britse onderzoekers 1140 zwangere vrouwen vanaf de zwangerschap tot hun kinderen twee jaar waren.

Voedselallergieën worden in twee groepen ingedeeld. Het antilichaam immunoglobuline-E (IgE-) speelt er of een rol of niet. Bij zogeheten IgE-gemedieerde reacties kunnen verschillende reacties voorkomen. Ze lopen uiteen van huiduitslag naar levensbedreigende situaties. Niet-IgE-gemedieerde reacties treden vaak 4 tot 28 uur na inname van het voedingsmiddel op en veroorzaken met name buikklachten.

Uit het onderzoek blijkt dat eczeem en rhinitis (ontsteking van het neusslijmvlies) risicofactoren zijn voor IgE-gemedieerde allergieën, zoals die voor pinda’s of kippeneieren. Voor niet-IgE-gemedieerde reacties blijken de risicofactoren het hebben van een hond, het krijgen van vaste voeding voor de leeftijd van 6 maanden, een ongezond eetpatroon van het kind en het nemen van probiotica tijdens de borstvoeding door de moeder. Ook bleek dat de helft van de kinderen die reageerden op melk geen IgE-gemedieerde allergie hadden

Onderzoeker Kate Grimshaw van de University of Southampton benadrukt dat dit onderzoek laat zien dat verschillende types voedselovergevoeligheid een andere aanpak vragen. “De twee types hebben duidelijk andere reacties en risicofactoren. Bloedtesten kunnen alleen IgE-gemedieerde reacties aantonen en zijn niet bruikbaar bij niet-IgE-gemedieerde allergieën. Behandelaars moeten inzien dat een kind overgevoelig kan zijn voor een bepaald voedingsmiddel, ondanks dat de testresultaten negatief zijn.”
BMC - Clinical and Translational Allergy
Reageer
  • Deel
Druk af