Er is weinig tot geen bewijs dat woekerprijzen de oorzaak waren voor de stijging van voedselprijzen na de coronapandemie. Een recent rapport van de New York Federal Reserve toont aan dat de inflatie op levensmiddelen vooral werd veroorzaakt door "veel hogere voedselgrondstofprijzen en flinke loonsverhogingen voor supermarktmedewerkers", terwijl de winsten van supermarkten en voedselproducenten 'geen belangrijke factor' waren.

Ook constateerde een rapport uit 2023 door de Kansas City Fed dat de stijgende voedselprijzen zich met name concentreerden in bewerkte voedingsmiddelen, waarvan de prijzen gevoeliger zijn voor (en dus beïnvloed worden door) krapte op de arbeidsmarkt en loonsverhogingen. Hoewel supermarktwinsten kortstondig stegen tijdens de pandemie, was dit een voorspelbaar gevolg van een toegenomen vraag (dankzij overheidssteun en meer mensen die thuis aten) die botste met een beperkt aanbod (door pandemiegerelateerde sluitingen en problemen in de toeleveringsketens, waar bovendien de oorlog in Oekraïne, een belangrijke voedselproducent, nog eens bij kwam). Het is een feit dat grotere bedrijfswinsten vaak gepaard gaan met periodes van verhoogde vraag en inflatie; de afgelopen jaren waren hierin geen uitzondering.

Zelfs als buitensporige bedrijfswinsten hogere voedselprijzen veroorzaakt hadden, dan zou een verbod op woekerprijzen het leven van Amerikanen beslist niet goedkoper maken

Zelfs als buitensporige bedrijfswinsten hogere voedselprijzen veroorzaakt hadden, dan zou een verbod op woekerprijzen het leven van Amerikanen beslist niet goedkoper maken, simpelweg omdat de voedselprijzen al sinds geruime tijd niet meer stijgen. Van januari 2023 tot juli 2024 steeg het onderdeel 'voedsel voor thuis' uit de consumentenprijsindex met iets meer dan 1%. Dat is ver onder het niveau van de algemene inflatie, en in lijn met de langetermijntrend van vóór de pandemie. Volgens het Amerikaanse ministerie van Landbouw is het aandeel van het consumenteninkomen dat aan boodschappen wordt uitgegeven, dat tijdens de pandemie steeg, vorig jaar afgenomen en ligt het ver onder de niveaus van de voorgaande decennia. Is het winstbejag van bedrijven dan plotseling gestopt?

Wat drijft de voedselprijzen echt op?
In werkelijkheid heeft de supermarktbranche altijd al zeer lage winstmarges gehad. Volgens de meest recente sectorbrede gegevens van de Stern School of Business van de NYU, lagen de gemiddelde nettowinstmarges van de sector in januari 2024 op slechts 1,18% - waarmee de supermarktsector op de 80e plaats van de 96 onderzochte sectoren uitkwam. Dat is ook stukken lager dan de marges die de voedingsindustrie in vijf van de afgelopen zes jaar behaalde. Zelfs de economen van het Witte Huis onder Biden bagatelliseerden in hun analyses van de voedselinflatie in zowel 2023 als 2024 winstbejag als factor bij de recente prijstrends en de oorzaken daarvan.

Fotocredits: Kamala Harris, Gage Skidmore

Inflatie is over het algemeen een macro-economisch probleem. Het wordt veroorzaakt door brede monetaire en fiscale beleidsmaatregelen, en niet door de keuzes van individuele bedrijven. Voedselprijzen worden vooral beïnvloed door onvoorspelbare factoren zoals weer, geopolitiek, en natuurrampen, die buiten de controle of invloed van de overheid liggen. Dit is de reden waarom economen voedselprijzen buiten hun 'kerninflatie'-cijfer laten. Zoals economische handboeken en eeuwenlange ervaring ons leren, leidt het beperken van de prijs die bedrijven kunnen vragen eerder tot schaarste, doordat het investeringen en productie ontmoedigt. Het veroorzaakt zowel tekorten als hogere, in plaats van lagere, prijzen op de lange termijn. Tijd is de belangrijkste oplossing voor de onrust onder kiezers. Na verloop van tijd zullen normale marktomstandigheden terugkeren; uiteindelijk zullen inkomensstijgingen harder groeien dan de voedselprijzen.

Het beperken van de prijs die bedrijven mogen vragen zal eerder het aanbod verkleinen doordat het investeringen en productie ontmoedigt. Dat leidt tot schaarste en juist hogere, in plaats van lagere, prijzen
Deze oplossing is natuurlijk volstrekt onaantrekkelijk voor kandidaten die zich vlak voor de verkiezingen moeten bewijzen, en die, terecht of onterecht - meestal onterecht - de schuld krijgen van de hogere voedselprijzen. Politici die de kiezers voorhouden dat ze 'gewoon geduld moeten hebben' lopen het risico hun weggestuurd te worden. Daarom moeten ze toch beloven iets te doen. Het goede nieuws is dat de helemaal op prijs gefixeerde regering en het Congres verschillende beleidswijzigingen kunnen doorvoeren die consumenten verlichting kunnen bieden. Het slechte nieuws is dat al die maatregelen machtige belangengroepen van bedrijven tegen de haren instrijken. Daarom zullen ze nooit echt halen.

Handelsbeperkingen
Begin met het aanpakken van handelsbeperkingen. Om de binnenlandse landbouwsector te beschermen tegen buitenlandse concurrentie, handhaaft de Verenigde Staten tarieven en 'handelsrechtelijke'-heffingen op een breed scala aan voedingsmiddelen, waaronder rundvlees, zeevruchten en gezonde versproducten die in grote delen van het land niet gemakkelijk kunnen worden verbouwd: meloenen, abrikozen, spinazie, watermeloenen, wortels, okra, suikermaïs, spruitjes en meer. Daarnaast beperken speciale 'tariefquota' de invoer van suiker, zuivelproducten, pinda’s en pindakaas, tonijn, chocolade, en andere voedingsmiddelen. Die tarieven doen precies waar ze voor bedoeld zijn: ze houden de prijzen kunstmatig hoog. In de VS kost suiker bijvoorbeeld ongeveer twee keer als in de rest van de wereld. Het ministerie van Landbouw schatte in 2021 voorzichtig dat het afschaffen van Amerikaanse landbouwtarieven de Amerikaanse consumenten ongeveer $3,5 miljard zou opleveren.

Naast tarieven veroorzaakt ook regulerend protectionisme - tegen geïmporteerde producten zoals tonijn, meerval en inputs voor biobrandstoffen - meer pijn voor consumenten zonder het beschikbare aanbod noemenswaardig gezonder, veiliger of beter voor het milieu te maken. Het babyvoedingsschandaal van 2022 liet zien hoe effectief de regelgeving van de Food and Drug Administration de Amerikaanse markt is in het afschermen van populaire, veilige alternatieven die in het buitenland worden gemaakt. Precies op die alternatieven deed de regering onder Biden een beroep toen de crisis toesloeg. Zulke regelgevende maatregelen drijven de prijzen verder op. Het ministerie van Landbouw berekende bijvoorbeeld ooit dat verplichte etikettering van land van herkomst voor vleesimporten Amerikaanse vleesverwerkers, retailers en consumenten jaarlijks ongeveer $1,3 miljard kostte. Die regels werden geschrapt na jaren van juridische procedures, maar veehouders en hun congresleden blijven zich inzetten om ze weer in te voeren.

Het steunen van de binnenlandse voedselindustrie is een aloude Amerikaanse traditie. De Agricultural Marketing Agreement Act uit 1937 verhoogt kunstmatig de prijzen van melk, kaas en andere zuivelproducten, terwijl leningen van het ministerie van Landbouw aan suikerverwerkers effectief een bodemprijs voor suiker creëren. De 'produce-marketing orders', regelingen die door de overheid worden ingesteld voor het op de markt brengen van producten, stellen Amerikaanse fruit-, noten- en groentetelers in staat om het aanbod te beperken en strenge inspectieregels en andere verkoopvoorwaarden op te leggen die buitenlandse concurrentie en ondernemerschap in de kiem smoren en de binnenlandse prijzen verder opdrijven.

Het brandstofbeleid heeft dus een negatieve milieu-impact terwijl het de Amerikaanse maïsprijzen flink omhoog jaagt en de hoeveelheid beschikbaar land voor andere gewassen vermindert
Biobrandstofbeleid
Kijk tot slot naar het Amerikaanse biobrandstofbeleid. De federale Renewable Fuel Standard, die door het Congres in de jaren 2000 werd ingevoerd, vereist dat een bepaalde hoeveelheid biobrandstoffen in transportdiesel wordt bijgemengd. Dit mandaat dient ogenschijnlijk een milieuperspectief: het verbranden van ethanol uit maïs levert minder broeikasgassen op dan het verbranden van benzine. Maar, zoals blijkt uit een studie uit 2022, gepubliceerd in de Proceedings of the National Academy of Sciences, wanneer de milieueffecten van het verbouwen en verwerken van de maïs worden meegenomen, draagt maïsethanol aanzienlijk meer bij aan klimaatverandering. Het brandstofbeleid heeft dus een negatieve milieu-impact terwijl het de Amerikaanse maïsprijzen flink omhoog jaagt en de hoeveelheid beschikbaar land voor andere gewassen vermindert. Het Congressional Budget Office en andere organisaties schatten dat de kunstmatig opgedreven vraag naar biobrandstoffen de totale voedseluitgaven van Amerikanen met 0,8 tot 2% heeft verhoogd. De prijsdruk zal waarschijnlijk nog verder oplopen, als dat al niet het geval is. Een analyse van de Kansas City Fed uit 2024 laat zien dat de subsidies voor 'schone' en plantaardige transportbrandstoffen uit hoofde van de Inflation Reduction Act de vraag naar en prijzen van oliehoudende gewassen en plantaardige oliën vermoedelijk laten stijgen.

De consument verliest
Wetten en regels zoals deze stapelen zich op, vooral voor Amerikanen met lage inkomens of grote gezinnen. Met de supermarktprijzen in het achterhoofd van miljoenen kiezers, zou je dan ook verwachten dat campagnevoerende politici juist dit soort maatregelen aangrijpen om de Amerikaanse voedselprijzen eenmalig significant omlaag te krijgen - hopelijk met een beloning door de kiezer.

Elke maatregel op zich kost de gemiddelde Amerikaan hier en daar een paar cent, maar levert grote en geconcentreerde financiële voordelen op voor Amerikaanse veehouders, garnalenvissers, boeren, suikerbaronnen en andere machtige groepen
In plaats daarvan negeren onze volksvertegenwoordigers niet alleen deze maatregelen, maar werken ze er ook nog eens actief aan mee om er nog meer toe te voegen. Zo stemde de Senaat in afgelopen jaar bijvoorbeeld een maatregel van het ministerie van Landbouw weg die de import van rundvlees uit Paraguay toestond. Verschillende leden van het Congres hebben bovendien nieuwe heffingen op geïmporteerde garnalen en tomaten voorgesteld.

De trieste werkelijkheid voor Amerikaanse consumenten is dat Washington met beleidsmaatregelen de voedselprijzen in de VS opdrijft. Die maatregelen zijn stuk voor stuk het gevolg van dezelfde ziekelijke politieke bemoeienis. Elke maatregel op zich kost de gemiddelde Amerikaan hier en daar een paar cent, maar levert grote en geconcentreerde financiële voordelen op voor Amerikaanse veehouders, garnalenvissers, boeren, suikerbaronnen en andere machtige groepen.

Consumenten kennen de werkelijke verhouding tussen beleid en werkelijkheid niet en laten het er daarom bij. Onderwijl de lobbyen profiteurs fel om hun belangen veilig te stellen. Als politici moeten kiezen tussen een bescheiden verlaging van de boodschappenprijzen voor Amerikanen en het geven van vele miljoenen dollars aan gevestigde politieke bondgenoten, is de keuze eenvoudig. Consumenten maken geen schijn van kans.

'Corporate greed', winstbejag van bedrijven, is inderdaad een probleem in de Amerikaanse retailsector. Alleen niet op de manier zoals politici zeggen dat het is.

Dit project werd ondersteund door de William and Flora Hewlett Foundation.

Dit is een vertaling van het artikel What Kamala Harris doesn't get about food costs door Scott Lincicome, directeur algemene economie en handel aan het Cato Institute en gastdocent aan de Duke University Law School. Het verscheen in The Atlantic op 23 augustus 2024.
Dit artikel afdrukken