Verder laten dalen van de bodem is 'geen optie meer', schrijft de Rli. De neergaande spiraal van grondwaterpeilverlaging (veelal om intensief landbouwgebruik mogelijk te maken) en daaruit resulterende veenoxidatie moet doorbroken worden. Niet alleen om de negatieve effecten voor natuur- en waterkwaliteit en de oplopende kosten voor waterbeheer in de hand te houden, maar ook om aan de Klimaatwet en 'Parijs' te voldoen. Ook bij de oxidatie van veen komt immers CO2 vrij.

De Rli adviseert een omslag in het beheer van de veenweidegebieden: van peilverlaging naar peilverhoging. Om die omslag te realiseren moet de rijksoverheid gericht gaan sturen. Die sturing ontbreekt nu grotendeels. De raad adviseert om 50% bodemdalingsreductie wettelijk verplicht te stellen in 2030, en om voor 2050 een streefdoel van 70% bodemdalingsreductie vast te leggen. Deze doelen vloeien rechtstreeks voort uit de verplichtingen in de Klimaatwet. Ook moet het Rijk investeren in een solide kennisbasis en een meetnetwerk voor bodemdaling in veenweidegebieden, vindt de Rli.

De Rli pleit voor een regionale gebiedsgerichte aanpak om het bodemdalingsbeleid uit te voeren: provincies moeten in overleg met belanghebbende partijen met behulp van zoneringskaarten prioriteiten aangeven. Ook de uitvoering kan het beste regionaal belegd worden; de waterschappen zijn de aangewezen coördinatoren.

Omdat de 'vernatting' als gevolg van de verhoging van het grondwaterpeil voor de boeren in de veenweidegebieden ingrijpende gevolgen kan hebben, moet de overheid boeren "financieel en met kennis' ondersteunen.



Het advies krijgt een uiterst kritische ontvangst in boerenland. De boeren vrezen een moeras met muggen en denken dat de rekening bij hen terecht zal komen.
In een persbericht laat LTO Nederland weten:

Blauwdrukdenken lost bodemdaling niet op
Het Nederlandse veenweidelandschap staat door bodemdaling onder druk. Investeren is noodzakelijk: in dialoog, onderzoek en praktische maatregelen zoals onderwaterdrainage die ons land werkbaar en mooi houden. De Rli adviseert nu om bodemdalingreductiepercentages vast te leggen voordat bekend is wat de kosten zijn en wie daarvoor opdraait. Dat is blauwdrukdenken met een levensgroot risico voor het iconische beeld waar ons landschap wereldwijd om bekend staat: de koe in de wei.

Bodemdaling, klimaatopgaven en ruimtedruk vereisen nieuwe oplossingen. Blijvend gebieden bemalen en de waterpeilen voortdurend aanpassen aan de dalende bodem kent grenzen. Daar is iedereen het over eens. We innoveren al eeuwen om droge voeten te houden in ons land onder de zeespiegel. Die inspanningen moeten we dus ook niet opgeven. Het veenweidegebied vernatten kan betekenen dat boeren niet meer mogelijk is, en dat we teruggaan naar een moeras. Dat is niet het juiste pad. Niet voor de boeren, niet voor Nederland. Uit eerder onderzoek onder ruim 1.000 mensen blijkt dat de Nederlander grote waarde hecht aan het behoud van het veenweidegebied: ‘liever de koe in het gras dan de mug in het moeras’.

Wie betaalt de rekening?
De Rli constateert terecht dat nog veel onduidelijk is over de financiële impact van de voorgestelde wettelijke reductie met 50%. Er worden wel vingeroefeningen gedaan. Een toekomstige CO2-prijs zou uitkomst moeten bieden. Als er maatschappelijke ambities worden gesteld die de landbouw raken zonder van tevoren de kosten af te dekken, zal de rekening vooral bij de boer terechtkomen. Daarom is het voor LTO Nederland ondenkbaar dat er nu al doelen zouden worden vastgelegd zonder de maatschappelijke en financiële impact überhaupt scherp in beeld te hebben – laat staan hoe de kosten en baten eerlijk verdeeld kunnen worden. Een vage toezegging van steun is niet genoeg.

Actie vereist
De veenweidegebieden zijn geliefde landschappen met cultuurhistorische waarde. Ze moeten gekoesterd worden. Uiteraard kunnen we niet stil blijven zitten. LTO heeft in 2018 haar visie op waterbeheer in veenweidegebieden opgesteld. Die gaat uit van een gebiedsgerichte aanpak, met verschillende maatregelen en aanpakken, aangereikt door het gebied zelf. De specifieke kenmerken van gebieden en de wensen van de bewoners vormen de vertrekpunten. In 2019 is verder uitgewerkt wat de bouwstenen voor goed beleid zijn. Uit het Klimaatakkoord zijn ook verschillende activiteiten voorgekomen, die amper betrokken zijn in het rapport van de Rli - net als de sector in het algemeen.


In de media wordt het rapport vandaag uitgebreid besproken.
Dit artikel afdrukken