‘Mensen worden gevoeliger voor alles wat er in de wereld rondom gebeurt”, ziet de superkruidenier. “De distributie, die helemaal aan het einde van de keten van producent naar consument zit, kan daar iets bijbrengen.”
Toch wordt er steeds luider gemord over die bijdrage, door de doelgroep van fairtrade: de kleine, gemarginaliseerde boeren. Zij dreigen plaats te moeten ruimen voor de productie van plantages, die het niet altijd zo nauw nemen met de economische ontwikkeling van hun werknemers. Wanneer Max Havelaar per 1 juni de minimumprijzen voor koffie (.pdf) zal optrekken, gingen hier tien jaren aan vooraf zonder prijsaanpassingen. Toch gingen voor de boeren de productiekosten en kosten voor levensonderhoud en zelfs de certificatiekosten enkel maar omhoog. “This just goes to show that fairtrade, fair trade and ethical consumption are not necessarily the same thing. It’s nice having the label to easily pick out the fairest option at the supermarket, but we can’t just ‘rest on our laurels’”, schreef Kiwi-blogger James5 daarover begin vorig jaar. Hij suggereerde dat voor de keurmerkstempelaars (als ook sommige fairtradebijhuizen) de volumes belangrijker werden dan de bestaansreden van fairtrade an sich. Een tendens die ik ook in de Lage Landen voorzie en - met weinig applaus op de banken overigens – onlangs in vraag stelde op mijn blog.
Maar de grote volumes voor de supermarkt, die steeds meer langs grote plantages worden betrokken, komen tegen nog een andere prijs. In W2 (het ledenblad van de Oxfam-Wereldwinkels) haalt Ragel Hasselman van de Heiveld Coöpertieve in Zuid-Afrika hard uit naar FLO (fairtrade labelling organisatie): “Is fairtrade liefdadigheid: gelukkige arbeiders op een plantage? Of is fairtrade structuren veranderen? Ik zeg niet dat FLO niet mag groeien. Maar het mag zijn ziel niet verloochenen. Als consumenten zouden weten onder welke omstandigheden hun producten gemaakt worden… Ik weet heel goed hoe het er op Zuid-Afrikaanse plantages aan toe gaat. Ik zou er geen producten van kopen.”
Op 2 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
“kent kiespijn ethische groei?”, helaas heb ik daar de kop afgelopen week (haast letterlijk) moeten over breken ? Afijn, beter laat dan nooit – heb jullie effe?
Ik heb het boek “Ethisch groeien – ondernemen met aandacht voor kiezen, euh mensen” er dan nog maar eens op doorgelezen, in de ligzetel. Daarin schrijft de auteur Ignace van Doorselaere: “In communicatie geldt er één gouden tip: als niets nog werkt, probeer het dan met de waarheid (if everything fails, try the truth). Bedrijven doen vaak teveel moeite om de waarheid te verbergen of te verbloemen en geven een zeer eenzijdige en mooiverpakte of zelfs verdraaide voorstelling van de feiten. Dat soort communicatie wordt uiteindelijk lachwekkend, en heeft een averechts effect omdat ze wordt ingehaald door ganggeruchten en de ‘koffieruimte’.” Fairtradekeurmerken dreigen in hetzelfde bedje ziek te vallen. Al slaan ze de gouden tip al eens in de wind. Let wel: FT-keurmerken is niet gelijk aan FT-beweging. In het leven moet je soms kiezen (daar heb je ze weer). Ik kies voor beweging.
Dus, de mensen van de Heiveld-coöperatieve zeggen:
“In een FLO-document ging het eens over economische ontwikkeling van de werkers op de plantage tot het punt dat ze mede-eigenaars van de plantage zouden worden. Maar dat was verdwenen in de definitieve versie van dit document: de eigenaars moesten correcte arbeidsomstandigheden voorzien. En via de premie was er wat ruimte voor sociale voordelen. Maar dat noem ik geen economische empowerment. Goede arbeidsomstandigheden, dat moet een basisvereiste zijn. De focus van FLO moet economische ontwikkeling zijn.”
Voor alle duidelijkheid: FLO is de fair trade labelling-organisatie. Zij bepalen de spelregels waaronder de light-versie van eerlijke handel fair trade mag heten. Onder die regels valt bijv. een minimumprijs per productgroep. Je mag boven die prijs gaan, zoals sommige hardcore-fairtradelievende ondernemers doen, maar de meerderheid zeker niet. En supermarkten zijn hier geen vragende partij, bijvoorbeeld. Daarbovenop komt dan nog een fairtradepremie. Wat de Heivelders pijn doet, is dat die premie (wat een ontwikkelingssurplus zou moeten betekenen) nu als pasmunt wordt gehanteerd om op de grote FT-gelabelde plantages ‘correcte arbeidsomstandigheden te voorzien’. Terwijl volgens hen correcte arbeidsomstandigheden dus integraal deel zouden moeten uitmaken van een FT-labellingproces.
Een voorbeeld uit de praktijk binnen de Oxfam-Wereldwinkels. Zij kopen citrussap bij Coagrosol in Brazilië. Toen de sapprijzen eind 2006-begin 2007 op de wereldmarkt boomden, betaalden ze wereldmarktprijs (die veel hoger lag dan de minimumprijs van de eerlijke handel). Coagrosol is een kleintje naast de (slechts!) vier grote (multinationale) sapondernemingen in Brazilië, maar naar FT-maatstaven zijn de lidorganisaties dan weer geen kleintjes, met familiale bedrijven van een gemiddelde grootte rond de 25 hectare.
De vier groten staan gekend om hun onderlinge prijsafspraken, waardoor de meerprijs op de wereldmarkt – in tegenstelling dus tot bij Coagrosol - niet tot bij ‘hun’ contractelers doorstroomt. Maar bovenop die wereldmarktprijs komt dan nog de fairtradepremie. En die wordt gebruikt voor opleidingsprojecten voor de kinderen van de plukkers. Een ander deel besteedt de organisatie aan milieuvriendelijke teelt (een revoltutie in deze regio). Om deze projecten te beheren, werd een structurele samenwerking op poten gezet tussen de plukkersvakbond en de familiale boeren. Deze samenwerking verloopt niet zonder slag of stoot. Maar de impact mag gezien worden. Niet enkel op het vlak van verbeterde arbeidsvoorwaarden voor de plukkers, maar ook op het gebied van gezamenlijke projecten. Da’s toch wel wat meer dan “mijnheer de plantage-arbeider, vreest niet, maar probeer met die premie de arbeidsvoorwaarden van je werknemers wat te verbeteren”.
Om nog effe op Heiveld terug te komen. Die rooibosthee uit Zuid-Afrika is zo gewild, dat afgelopen jaren grootgrondbezitters duizenden en duizenden hectaren hebben aangeplant met één minderwaardige soort. Overproductie was het gevolg. De markt is nu verzadigd. Pech voor Heiveld, want nu moeten ze op zoek naar nieuwe afzetkanalen voor hun zoveel lekkerdere ‘wilde’ soorten, die ook nog eens een zegen voor de biodversiteit zijn. Dan smaakt dat FT-kopje Rooibos van de plantage me toch bitter, hoewel échte Rooibosthee dat nu net niét doet.
@Nick,
Neem dan bijvoorbeeld de hotelkwalificering. Zie http://www.hotelsterren.nl/
Je weet daarmee vrij zeker dat er "tenminste één doorzichtig raam op zichthoogte met daglicht in alle kamers is" in een willekeurig hotel met twee sterren. Zonder er geweest te zijn, weet je blind wat je grofweg kunt verwachten in een hotel.
Is het mogelijk om op het vlak van rechtvaardigheid om afvinkbare normen neer te leggen vergelijkbaar met "wc op de kamer"? Ik denk dat je met de normen een eind komt. Bijvoorbeeld: "kinderen gaan tot tenminste 12 jaar naar school". Dit is controleerbaar en als consument weet je dan: er is een goede kans dat de kinderen van de banaanarbeider naar school gaan.
Er is kennelijk sprke van onenigheid en onwil binnen de organisatie om tot heldere, meetbare criteria te komen. En er is natuurliojk ook veel corruptie in de wereld.
Inderdaad, Wouter.
We hebben allemaal wel een idee wat fair trade is, maar ergens moet de lijn getrokken worden waar fair trade ophoudt (en uitbuiting dus begint). Die grens wordt onmiddelijk door de partners besnuffeld om uit te vissen hoe men de fair trade norm kan halen met zo weinig mogelijk inspanningen en toegevingen. Die grens trekt niet alleen de nieuwe parnters aan die aan de norm wilen voldoen, ze trekt ook de partners aan die al goed bezig waren, want harder je best doen dan de concurrenten, dat brengt je concurrentiepositie in gevaar. Actieve sociale programma's zullen daardoor afgezwakt worden, zodat ze nog nét de norm halen. Het is bijna een natuurwet: je moet bijblijven met zo weinig mogelijk "effort".
Wouter, dan draai je hem weer om. Ik zou durven beweren dat zodra de intentie wordt omgezet in regeltjes die door ambtenaren worden toegepast ook de inhoud van de norm down the drain gaat. Het wordt een woorden- en regelspel, waartegen nauwelijks kruid is gewassen, ook al was de intentie nog zo simpel en duidelijk.
Het probleem is lijkt mij niet het normeren, maar de inhoud van de norm. Fair Trade zou kunnen werken als er overeenstemming zou zijn over de doelen en als deze omgezet zouden kunnen worden in goed meetbare, duidelijke criteria. Als je in een FT-banaan bijt weet je dat de kinderen van de bananenarbeider tenminste lagere school krijgen. En zo een heel lijstje van basisvoorwaarden die ontwikkeling mogelijk maken en uitbuiting voorkomen.