Dit weekend maakte The Guardian zijn lezers aan het schrikken. Via vele andere media verspreidde het nieuws zich verder. Een grote insectensterfte - een 'insectageddon' - zou ons te wachten staan. Het is denkbaar dat er aan de einde van deze eeuw geen insecten meer zijn. Als dat gebeurt, storten alle ecosystemen op aarde in elkaar omdat het kleinere leven de basis van de pyramide vormt waarop de grotere soorten leven.
De krant baseert zich op een artikel in het vakblad Biological Conservation, een uitgebreide overzichtsstudie van 73 grote insectenonderzoeken. 40% van de insectenpopulaties in de wereld zou binnen enkele decennia verdwenen kunnen zijn. Hun uitsterven zou vele malen sneller gaan dan dat van grotere soorten. De totale insectenmassa (gemeten in gewicht) zou jaarlijks met 2,5% afnemen.
Vandaag schrijft moleculair bioloog en journalist Hidde Boersma op Motherboard.nl dat hij de studie niet betrouwbaar acht omdat die van verschillende vooringenomenheden uit zou gaan.
Zo zou de studie alleen in rijke landen zijn uitgevoerd en zouden alleen studies zijn meegenomen waarin gekeken is naar afnemende insectenstanden. Boersma suggereert dat de studie is gebaseerd op studies die rampscenario's ondersteunen. Hij citeert bronnen die zijn visie ondersteunen.
Statistische studies bieden zelden een bewijs dat geaccepteerd wordt door voor- en tegenstanders van hypothesen. Krachtiger zijn studies die wijzen op mechanismen die aannemelijk maken dat statistische waarnemingen een universele geldigheid hebben. Op het gebied van insectensterfte is er nog onvoldoende onderzoeksmateriaal beschikbaar dat zulke bewijsvoering mogelijk maakt. Tot die er zijn, zullen voor- en tegenstanders van de stelling dat insecten uitsterven elkaar blijven bestrijden met het argument dat er onvoldoende bewijs is voor duidelijke uitspraken.
De krant baseert zich op een artikel in het vakblad Biological Conservation, een uitgebreide overzichtsstudie van 73 grote insectenonderzoeken. 40% van de insectenpopulaties in de wereld zou binnen enkele decennia verdwenen kunnen zijn. Hun uitsterven zou vele malen sneller gaan dan dat van grotere soorten. De totale insectenmassa (gemeten in gewicht) zou jaarlijks met 2,5% afnemen.
Vandaag schrijft moleculair bioloog en journalist Hidde Boersma op Motherboard.nl dat hij de studie niet betrouwbaar acht omdat die van verschillende vooringenomenheden uit zou gaan.
Zo zou de studie alleen in rijke landen zijn uitgevoerd en zouden alleen studies zijn meegenomen waarin gekeken is naar afnemende insectenstanden. Boersma suggereert dat de studie is gebaseerd op studies die rampscenario's ondersteunen. Hij citeert bronnen die zijn visie ondersteunen.
Statistische studies bieden zelden een bewijs dat geaccepteerd wordt door voor- en tegenstanders van hypothesen. Krachtiger zijn studies die wijzen op mechanismen die aannemelijk maken dat statistische waarnemingen een universele geldigheid hebben. Op het gebied van insectensterfte is er nog onvoldoende onderzoeksmateriaal beschikbaar dat zulke bewijsvoering mogelijk maakt. Tot die er zijn, zullen voor- en tegenstanders van de stelling dat insecten uitsterven elkaar blijven bestrijden met het argument dat er onvoldoende bewijs is voor duidelijke uitspraken.
Onderzoekers voorspelden gister het einde van de insecten, maar hun studie rammelt https://t.co/dVqEjtkHQU via @motherboardnl
— Hidde Boersma (@Hiddemhigh) February 13, 2019
De alarmerende berichten over de achteruitgang van insecten die door amateurs (lees liefhebbers) werden door Wageningse entomologen onderuitgehaald. De kritiek was deels terecht: de monitoring was niet systematisch opgezet en er waren vaak maar weinig waarnemeningen per locatie.
Eind augustus verscheen een onderzoek die van een aantal insectenfamilies de aantallen geanalyseerd heeft over een langere periode, van 1997 tot 2017 in Wijster en Kaaistoep. In beide gevallen gaat het om natuurgebieden. In dit geval lijkt er wél sprake van een gedegen monitoring, die ook goed gedocumenteerd is.
Van één familie, wantsen, bleek de populatie stabiel te blijven over een langere periode, bij de grootste onderzochte families (kevers en motten) daalde het aantal waargenomen insecten jaarlijks rond de 4 %, de biomassa met 3 tot 4 % per jaar. Wordt dat vergeleken met het Duitse onderzoek dan wijken de resultaten weinig af: een achteruitgang van 61 % voor de motten en van 67 % voor de kevers. Zoals gezegd: wantsen blijven constant, en bij andere families (gaasvliegen, haften) daalden de aantallen minder sterk.
Wageningse entomologen zullen wel weer protesteren, zij waren niet betrokken bij dit onderzoek.
#20 Frank Eric. De resultaten van de, gedegen, studies van Prof. Hans de Kroon van de Radboud Universiteit zijn zeker niet te verklaren met een temperatuurstijging. En het feit dat een gebied afgelegen is, betekent niet dat er geen pesticiden komen. DDT is zelfs op de Noordpool gevonden. en dat laat natuurlijk onverlet dat er meer factoren spelen die, mede, bij kunnen dragen aan de achteruitgang van de insecten. Die factoren blijken echter van ondergeschikt belang tot op heden. En om weer aan het verhaal van roken te refereren. Ook niet-rokers kunnen longkanker krijgen.
#19, Jos, de studie van Puerto Rico, waar #Jopie mee kwam, liet een sterke achteruitgang van insecten zien, ver van de bewoonde wereld. Volgens de onderzoekers legden insecten het loodje, omdat ze daar niet opgewassen waren tegen de 2°C stijging van de temperatuur. Klimaatverandering, en geen insecticiden.
The Guardian zet het verhaal zeker alarmerender neer dan noodzakelijk. Maar ja, de sterke teruggang in insecten is niet te ontkennen net zo min als de invloed van pesticiden daarop. Curieus dat Boersma naar mechanismen vraagt. Bewijzen dat synthetische pesticiden insecten doden? Dit soort opmerkingen doen mij denken aan die rond de schadelijkheid van roken. Daar wilde de tabaksindustrie ook het ultieme bewijs zien. Dat kon, en kan, alleen door mensen via het lot gaan verplichten om te roken.
Dus wat mij betreft gaat de discussie al lang niet meer over de effecten van synthetische pesticiden op insecten. Die dient nu te gaan over het ontwikkelen van, toepasbare, mens- en milievriendelijk alternatieven. Meer dan genoeg stof ter discussie.
De kritiek dat de geïncludeerde studies alleen westerse landen betreffen vind ik vrij krom. Ja, het klopt dat er daardoor niet gesteld kan worden dat er over X tijd er wereldwijd geen insecten meer zijn. Tegelijkertijd beweegt zo ongeveer de hele wereld in de richting van de maatschappij die we in westerse landen kennen: meer technologie, hogere bevolkingsdichtheid, intensiever gebruik van natuurlijke bronnen, etc. M.a.w. het beeld dat de westerse landen scheppen, voorspelt iets over de rest van de wereld.
Volgens mij spelen er een paar vragen naast elkaar:
- Hoe zeker zijn de conclusies dat er bepaalde plaatsen een afname in aantallen insecten wordt gevonden? Kan die conclusie fout zijn door onjuiste onderzoeksopzet (verkeerde dag, onjuiste meetmethode, etc.)?
- Indien de vorige vraag bevestigend beantwoord is, wat betekent dan de conclusie dat de insectenpopulatie bij de onderzochte plaatsen afneemt? Geeft dat een trend weer, of is er gewoon sprake van periodieke variatie?
- Wederom indien punt 1 bevestigd wordt, wat veroorzaakt dan de waargenomen afname?
- Kunnen wij de afname überhaupt beïnvloeden? Er wordt door de mensheid vaak gedacht dat overal wel een (tech)fix voor de vinden valt, maar dat kon ook nog wel een overschatting van onze invloedssfeer zijn. Als dat het geval is, dan kunnen we onze inspanningen beter op iets anders richten, bijvoorbeeld op de vraag hoe we verder zouden moeten als het aantal insecten straks daadwerkelijk nagenoeg nul is.
Mijn (zeer beperkte) indruk is dat we individuele langjarige waarnemingen, zoals de schets van Harry in #1, niet moeten negeren. Het gebeurt regelmatig dat wetenschap recht tegenover individuele ervaring staat (denk aan voedingsonderzoek), en als de betreffende wetenschappelijke conclusies dan een zeer lage zekerheidsgraad hebben, kan niet gesteld worden dat die conclusies de werkelijkheid dichter benaderen dan de individuele waarnemingen en indrukken. Sterker, de goed geïnformeerde en scherp oplettende 'leek' zit er soms stukken dichterbij, zelfs dat ie soms een onjuiste verklaring voor de desbetreffende observaties aandraagt. Dat hoeft de waarneming op zichzelf niet onderuit te halen. Volgens mij is dit tot op zekere hoogte ook van toepassing op het insectendossier.