Voedingsonderzoeker Kevin Hall legde de link tussen dik worden en sterk bewerkt voedsel. Toch moeten we niet al het bewerkte voedsel over een kam scheren, vindt van Prof.dr.ir. Tiny van Boekel. “Bewerkt voedsel wordt geassocieerd met voedingsmiddelen die totaal geen voedingswaarde hebben. Dat is voor mij als technoloog een te beperkte visie", zegt hij. "Bewerkingen zijn nodig en nuttig voor de veiligheid, houdbaarheid, duurzaamheid en kwaliteitsverbetering van producten. Bewerkte producten kunnen wel degelijk een positief aandeel in ons voedingsmiddelenpatroon hebben, denk aan brood, kaas en vleesvervangers.” Toch staan de gezondheidsvoordelen van die laatste categorie tegenwoordig wel degelijk ter discussie, ook vanuit medische hoek.

Te veel van het ongezonde bewerkte
Van Boekel ziet ook het ongewenste gevolg van de levensmiddelentechnologie: er is te veel aanbod van producten die voornamelijk uit geraffineerde koolhydraten, vetten en zout bestaan. Voedingskundig stellen ze weinig voor. “Juist op die producten zijn we dol. Dat leidt tot een ongezond patroon. Het gaat niet om de producten, maar om de combinatie van al de producten die mensen eten.” Prof.dr. Emely de Vet sluit zich daarbij aan: “Er zijn overal verleidingen. Als je als individu daar geen weerstand aan kunt bieden, wordt het heel moeilijk om gezond te leven.”

Wij kunnen niet omgaan met het voedselaanbod dat we hebben
Hoe lossen we dat dan op?
Van Boekel: “Als technoloog zou ik kunnen zeggen; we halen suiker eruit en we stoppen er een suikervervanger in.” Daar zit volgens hem niet de oplossing. “Het probleem zit dieper. Het gaat over ons totale eetgedrag en productiesysteem van voedsel. Dat zou anders moeten.” Van Boekel ziet ongezonde voeding niet als een technologisch maar als een sociaal vraagstuk: “Wij kunnen niet omgaan met het voedselaanbod dat we hebben.”


Ook De Vet geeft aan dat onze manier van keuzes maken en onze voedselomgeving botsen: “We gaan ervanuit dat mensen hun keuzes heel weloverwogen maken. Maar dat is maar heel beperkt het geval. Wat je vaker ziet, is dat keuzes routinematig genomen worden op basis van gewoontes. Je maakt een keuze nou eenmaal op de manier zoals je het altijd doet of zoals je het hebt meegekregen van huis uit. Al die automatismen maken dat een eenmaal aangeleerd patroon heel lastig te doorbreken is.”

Door de omgeving beter aan te laten sluiten bij die automatismen en intuïtieve reacties, kan de gezonde keuze de meest aantrekkelijk en gemakkelijke worden, bijvoorbeeld met behulp van nudging. “De ongezonde keuze blijft nog altijd een optie. Het wordt zeker niet de verboden optie”, aldus De Vet.

Nudging is niet zaligmakend erkent De Vet: “Nudging gaat om hele kleine aanpassingen. Wanneer iemand zwaar overgewicht of een bijzonder slecht eetpatroon heeft, gaan dat soort kleine aanpassingen voor een individu waarschijnlijk geen grote verschillen maken. Kleine aanpassingen kunnen wel op populatieniveau interessant en relevant zijn.”

Als die omgeving zo sturend is in ons gedrag en in onze eetkeuzes, zouden er misschien ook meer rigoureuze maatregelen moeten worden genomen
Stevig ingrijpen in de omgeving
Ook op macroniveau moet de inrichting de gezonde keuzes aanmoedigen, vindt De Vet: “Als die omgeving zo sturend is in ons gedrag en in onze eetkeuzes, zouden er misschien ook meer rigoureuze maatregelen moeten worden genomen.”

Ze licht toe: “De meest ongezonde vestigingen van fastfoodrestaurants worden gevestigd in wijken waar mensen een laag inkomen hebben of in de buurt van scholen, waar jongeren ook niet steeds die zelfbeheersing kunnen opbrengen en eigenlijk een kwetsbare groep zijn. Wie zich dat realiseert, zou dat ook een reden kunnen vinden om juist steviger in te grijpen in zo’n omgeving.”

Is dat niet betuttelend?
Een veelgehoord tegenargument voor nudging is dat het betutteld of manipulatie zou zijn. De Vet: “Zodra je het op die manier benadert, ga je eigenlijk uit van een heel beperkt beeld van autonomie, en wat autonomie eigenlijk zou moeten zijn voor individuen. Als je alle ethische literatuur bij elkaar neemt, zie je dat er verschillende opvattingen zijn over wat autonomie is.” De Vet onderscheidt er drie: “Autonomie kan betekenen keuzevrijheid of zelf de regie kunnen nemen. Autonomie kan ook betekenen dat je keuzes kunt maken die in lijn zijn met de doelen die je nastreeft. Ik denk dat dat een belangrijk argument is [voor nudging of ingrijpen in de omgeving, BvdH], als je je bedenkt dat er heel veel mensen zijn die proberen gezond te leven.”


Aanpassen van de voedselomgeving op gemeenteniveau kan ertoe leiden dat het substantieel moeilijker wordt om de ongezonde keuze te maken. Volgens De Vet zou dit ethisch problematischer kunnen zijn, maar het is wel noodzakelijk: “We weten dat juist de kwetsbare groepen, zoals mensen met een laag inkomen, mensen met een laag opleidingsniveau en jongeren, onevenredig worden blootgesteld aan een ongezonde omgeving. Vanuit rechtvaardigheidsprincipe is overheidsingrijpen gerechtvaardigd en misschien wel noodzakelijk.”

Tijdens het congres Gezonde Innovatie gaan we het gesprek aan over het aanpassen van de voedselomgeving, zowel bij points of sale als op wijk- of gemeenteniveau. Lokaal en in wijken zijn met haalbare inspanningen level playing fields te creëren die uitdagende experimenten faciliteren. Daardoor krijgt nieuw èn gezond aanbod lokaal de kans om in een gezondere eetomgeving de huidige ongezonde te verdringen. Koop hier je ticket voor het congres en praat mee.

Alle filmpjes met Prof.dr.ir. Tiny van Boekel en Prof.dr. Emely de Vet zijn te bekijken op ons Youtube-kanaal.
Dit artikel afdrukken