Stellinga schrijft: De burger moet minder vlees eten, minder kleren kopen, minder vliegen, zijn huis isoleren en zijn gasfornuis aan de straat zetten. Ik vind het allemaal prachtig, de ideeën om het klimaat te redden. Maar het gaat me te veel en te vaak over wat burgers aan hun leven moeten veranderen.

Terwijl twee zaken in Nederland kraakhelder zijn: burgers veroorzaken niet de grootste milieuschade en ze betalen wél het overgrote deel van de milieubelastingen. Huishoudens betalen tweederde van de 25 miljard aan milieubelastingen, terwijl ze bijvoorbeeld pakweg eenvijfde van al het broeikasgas CO2 uitstoten.

Een veel groter deel van de milieuschade wordt veroorzaakt door het grote bedrijfsleven (industrie, transport, landbouw), maar die betalen opvallend weinig milieubelasting. Want: hoe meer energie een bedrijf verbruikt, des te minder belasting het betaalt. In de industrie is een groot deel van het energieverbruik zelfs onbelast.


De bronvervuiler betaalt dus weinig. Hij heeft ruim de gelegenheid om consumenten tegen lage prijzen consumptiegoederen te leveren. Dat laat de economie goed draaien
De bronvervuiler betaalt dus weinig. Hij heeft ruim de gelegenheid om consumenten tegen lage prijzen consumptiegoederen te leveren. Dat laat de economie goed draaien.

Om dat mechanisme niet te verstoren, moeten eerst burgers hun energieverbruik maar eens terugdringen, vinden beleidsmakers die weten waarom Nederland zo'n welvarend land is. Ze doen net of ze niet zo goed kunnen rekenen en spreken daarom 17 miljoen burgers aan op hun gedrag. Toch is hun private energieverbruik verantwoordelijk voor slechts een ruime vijfde van de uitstoot in Nederland (waarvan autoverkeer ongeveer de helft uitmaakt). De Nederlandse bedrijvigheid bedient voornamelijk internationale markten en is daarmee verantwoordelijk voor de overige 80%, die tevens de bron is waar we zo luxe van leven. Als heel Nederland in schone auto's gaat rijden stijgt dat aandeel tot zo'n 90%. Maar zover is het nog lang niet, en dus valt er nog genoeg naar de verantwoordelijkheid van de burger te wijzen. Een aandeel van ruim 20% in de uitstoot is tenslotte ook weer niet helemaal niks.

Consumptie van 'vies' remmen aan de bron
Toch is het veel logischer om bedrijven een 'vervuilersbelasting' op te leggen; daar kun je meters mee maken als het je menens is om uitstoot terug te dringen. Wie ingrijpt op 80% van de uitstoot, heeft immers geen forse slok, maar een hele sloot te pakken. Daar pleit dan ook het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) voor; het bureau is een onafhankelijk adviesorgaan dat is opgericht om de Nederlandse Staat te ondersteunen bij complexe beslissingen.

Niettemin is minister Wiebes van Economische Zaken én Klimaat tegen. Volgens de minister heeft zo'n belasting geen zin omdat bedrijven die doorberekenen aan consumenten. Logisch, werpt Stellinga tegen, want dat is nou juist de bedoeling. Het remt de consumptie van 'vieze' spullen en diensten zoals vliegen.

Wiebes heeft nog een tweede argument: het jaagt bedrijven ons land uit. Volgens het CPB en de Oeso is dat niet waar. Als het kabinet een industriebeleid zou voeren dat vervuilende productie geleidelijk verhoogt en subsidies verstrekt die de ontwikkeling van schonere innovatie beloont, dan blijven ze. Ze kunnen zich hier dan beter voorbereiden op de toekomst dan elders. Daarnaast zou Wiebes zich moeten inspannen om de EU achter zo'n beleid te krijgen.

Genoeg schone energie?
Op 10 juli aanstaande presenteren bedrijven, vakbonden en activisten een zogeheten 'klimaatakkoord'. Of het behalve woorden en wensen ook hout zal snijden, is maar de vraag. Daar zijn twee redenen voor. De eerste noemt Stellinga: grote bedrijven die hier produceren voor internationale markten kunnen niet langer ontzien worden als de maatregelen echt een deuk in een pak boter moeten slaan.
Wellicht dat het kan met wat kerncentrales. Maar voor die er kunnen komen, moeten de geesten nog wat bochten maken
De tweede gaat nog een tandje dieper. Valt in een klein land als Nederland de benodigde duurzame energie wel op te wekken die nodig is om ons hoge productieniveau op alle fronten (industrie en chemie, energie, verwerking, logistiek en transport, land- en tuinbouw), en de daarvan afhankelijke welvaart, schoon in de benen te houden?

De eerste geluiden die inmiddels circuleren, zijn dat het met wind niet gaat lukken zonder een paar Noordzeeën bij te graven. Met zon van de daken alleen gaat het al evenmin lukken; er zal dus land voor zonne-energie nodig zijn. Dat gaat van de landbouwproductie af, terwijl we weten inmiddels dat de landbouw als bron van biomassa geen optie kan zijn als energiebron. Dat alles heeft flinke consequenties voor de Klimaatwet die door GroenLinks en D66 met gejuich is gepresenteerd.

Er zal flink gerekend moeten worden aan de beschikbare energie en de doelen waar we die aan willen besteden. Dat gebeurt nog vrijwel nergens in alle openheid. Politiek en economisch doet ook Stellinga alvast alsof al die energie er zal komen. Daar is voorlopig echter geen enkel bewijs voor, terwijl we al wel het Groningse gas afkoppelen en als elektriciteit vermomde buitenlandse fossiele energie gaan importeren.

Als de sommetjes niet uitkomen, dan moeten we eenvoudigweg kiezen: welvaart of productie verplaatsen. Dat is vermoedelijk wat Wiebes en zijn ambtenaren ook begrijpen. In afwachting van alle onzekerheden die nog doorgerekend moeten worden, kiest hij alvast voor behoud van productie hier. Wellicht dat het kan met wat kerncentrales. Maar voor die er kunnen komen, moeten de geesten in Nederland en de rest van Europa nog wat bochten en keuzes maken.
Dit artikel afdrukken