In 2040 is de melkveehouder leverancier van door de markt en maatschappij hoog gewaardeerde producten en diensten. De grondgebonden melkveehouderij levert melk met extra toegevoegde waarde en behoudt en versterkt hiermee haar marktpositie. Dit schept kansen voor een meerprijs voor melk en/of een beloning voor maatschappelijke diensten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan vergoedingen voor diensten die blijvend grasland levert zoals koolstofvastlegging, het aantoonbaar vergroten van biodiversiteit op het boerenland of het verzorgen van waterberging.

Gras vormt de basis van het rantsoen van de koe. Zij is in staat om dit gras om te zetten in hoogwaardig dierlijk eiwit op een beperkt landoppervlak. Hierdoor kunnen landbouwgronden die niet geschikt zijn voor akkerbouwgewassen toch voedsel opleveren. Op gronden die wel geschikt zijn voor akkerbouwgewassen kan gras in rotatie bijdragen aan de bodemvruchtbaarheid.

Elke melkveehouder kan zijn mest probleemloos kwijt op zijn eigen bedrijf en aanvullend in de buurt. Het aandeel van ruwvoer in het rantsoen is groter geworden. Dit ruwvoer komt van eigen grond of grond in de directe omgeving, zodat het bedrijf op buurtniveau zelfvoorzienend is voor ruwvoer (gras en voedergewassen) en alle mest verantwoord kan benutten. Voor aanvullend (kracht)voer maakt de melkveehouderij allereerst gebruik van rest- en bijproducten van de voedingsmiddelenindustrie in Nederland en de directe omgeving waardoor geen concurrentie plaats vindt met gewassen die direct als voedsel dienen voor de mens. Grondstoffen van buiten Europa die direct of indirect samenhangen met ontginning van bossen of andere natuurgebieden of die concurreren met humane voeding worden niet langer gebruikt. Het deel wat vanuit Europa aan grondstoffen wordt betrokken, is gecertificeerd waarmee verschuiving van negatieve effecten wordt voorkomen.

Melkveebedrijven kenmerken zich in het landelijk gebied door blijvend grasland rond de bedrijfsgebouwen waarop de koeien weidegang kan worden geboden. Hierdoor blijft het karakteristieke cultuurlandschap behouden.



In 2025, over minder dan 7 jaar, moet minstens tweederde van de eiwitten die de koe nodig heeft, afkomstig zijn van eigen grond, inclusief buurtcontracten met veehouders en akkerbouwers. De koe moet meer gras en minder soja gaan eten om aan de eiwitten te komen waar ze melk van maakt. Tevens moet ze maar restjes uit de levensmiddelenindustrie gaan eten. Wat nog nodig is aan krachtvoer moet in Europa geteeld zijn.

Dat schrijft de Commissie in een vanmiddag in Nieuwspoort (Den Haag) gepresenteerd advies aan de Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO) en LTO Nederland. Het stelt bijvoorbeeld bedrijven met een paar hectare eigen grond en toch 150 of meer koeien voor een forse uitdaging. Ze kunnen er immers nauwelijks aan voldoen.

'Haalbaar en ambitieus', met steun NGO's
Kwam de Commissie zonder strubbelingen tot een advies? We vroegen het Ton Loman, de voorzitter van de Commissie. "Ons spanningsveld zat tussen haalbaarheid en ambitie", begint Loman zijn antwoord. "Een advies moet haalbaar zijn en een duidelijke ambitie op de horizon zetten. Dat is gelukt. LTO Nederland, de Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO) en de NGO's die via het Wereldnatuurfonds betrokken zijn, kunnen instemmen met ons advies."

Het was niet aan ons om ook nog iets te zeggen over andere sectoren of over hun relatie tot de milieuruimte die de melkveehouderij inneemt
Waren de kritische leden van de groep het altijd eens met de melkveehouders? Loman: "De groep bestond uit melkveehouders en goed in de melkveehouderij ingevoerde kritische leden van de samenleving. Iedereen zat er met zijn eigen verantwoordelijkheden in. Het is een boeiende reis geworden. Natuurlijk is die met spanningen verlopen, maar niettemin nooit uit de bocht gevlogen. Daar hebben we allemaal waardering voor, hoe spannend het soms ook was."

Na fosfaatrechten komen buurtcontracten
Omdat in Nederland de discussie over de definitie van kringlooplandbouw begonnen is: hoe ziet de Commissie haar bijdrage aan dat dossier? "Ons advies is een voorbeeld", zegt Loman. "Voer gras en pas mest in de buurt toe. Al in 2025 moet een forse reductie van eiwitimport uit het buitenland hebben plaatsgevonden. Dan moet tweederde van het eiwit dat dieren nodig hebben uit de buurt komen. Daarmee is het eerste voorbeeld van een sector die over zijn kringlopen nadenkt een feit. Maar het was niet aan ons om ook nog iets te zeggen over andere sectoren of hun relatie tot de milieuruimte die de melkveehouderij inneemt", zegt Loman. Wie denkt aan de discussie die is ontstaan over het advies van de Raad voor de Leefomgeving en infrastructuur om het aantal landbouwhuisdieren in Nederland te beperken, kan er een suggestie in horen om soortgelijke commissies te vormen voor die andere sectoren.

Bestaat er een spanningsveld met de opinie van de verantwoordelijk minister die juist geen voer-mestcontracten tussen melkveehouders en akkerbouwers uit de buurt wil? "Nee", zegt Loman beslist, "we begrijpen de minister. Haar gedachte past bij de huidige situatie waarin fosfaatrechten nog een belangrijke rol spelen. Ons advies is toekomstgericht en verandert de melkveehouderij zodanig dat buurtcontracten wel degelijk realistisch worden."

Het advies wordt behalve door LTO en NZO geaccepteerd door de Groene11, de samenwerkende organisatie van Nederlandse natuur NGO's, en de Nederlandse diervoederindustrie.



Update, 13 april, 20.00 uur:
Emiel Hakkenes sprak met de leden van de Commissie voor dagblad Trouw Hakkenes geeft in zijn tekst onder meer aandacht aan de zelfregulering van de melkveehouderij met hulp van tegenwicht van buiten de sector: Aan de tienkoppige commissie-Loman vallen drie dingen op. Ten eerste: zij is niet ingesteld door de minister van landbouw, maar door de zuivelsector zelf. Ten tweede: de opdrachtgevers, boerenbelangenorganisatie LTO Nederland en de Nederlandse zuivelbedrijven, hebben vooraf beloofd dat het advies voor hen 'bindend' zal zijn. Ten derde: niet alleen boeren maar onder andere ook het Wereld Natuur Fonds (WNF) maakte deel uit van de commissie. "Grondgebondenheid is de basis van een duurzame melkveehouderij", zegt Natasja Oerlemans van het WNF. "Daar willen wij graag over meepraten."
Dit artikel afdrukken