Laat je honden en katten zelf hun voer kiezen, dan blijken honden de voorkeur te geven aan vetrijk voer, terwijl katten voor de koolhydraten gaan. Naar eiwitten talen zowel honden als katten minder dan verwacht, ontdekten Amerikaanse wetenschappers.

Voor het onderzoek kregen 17 gezonde volwassen honden en 27 katten gedurende 28 dagen 4 verschillende soorten voer voorgezet. Alle soorten voer waren zo samengesteld dat ze hetzelfde smaakten, het enige verschil was de nutriëntensamenstelling. De dieren konden kiezen tussen vetrijk, koolhydraatrijk, eiwitrijk of evenwichtig samengesteld voer. Door dagelijks de bakjes in een andere volgorde te zetten, sloten de onderzoekers 'plaatsgewenning' uit.

Op deze manier verwachtten de onderzoekers te kunnen bepalen wat de optimale voersamenstelling is voor huisdieren, op grond van hun lichamelijke behoeften. Ze waren verbaasd toen de katten in hun onderzoek niet voor het eiwitrijke voer kozen, maar voor de koolhydraten. En de honden aan vet de voorkeur bleken te geven boven eiwitten.

Juist het eiwitgehalte is immers toonaangevend in huisdiervoeders. Het gangbare denken is dat kattenvoer wel 40 à 50% eiwitten moet bevatten. De koolhydraten in honden- en kattenvoer zijn vooral afkomstig uit granen. Vegetarisch dus.

In het onderzoek bleken de katten 43% van hun calorie-inname uit koolhydraten te halen en maar 30% uit eiwitten. De honden haalden 41% van hun calorieën uit vet en 36% uit koolhydraten. Geen enkele hond of kat bleek het merendeel van zijn calorieën uit eiwitten te halen. "De getallen wijken fors af van wat je op grond van het traditionele denken zou verwachten," zegt Jean Hall van de veterinaire faculteit van de Oregon State University. "Onze bevindingen zijn heel anders dan de cijfers die marketingafdelingen gebruiken."

Binnen de groep katten viel het de onderzoekers op dat jongere dieren met relatief weinig spiermassa de grootste eiwitbehoefte hadden; jongere katten aten over de hele linie meer eiwitten dan oudere katten. Bij de honden was de eiwitbehoefte bij jongere dieren met weinig vetmassa het laagst; de honden met de grootste vetmassa aten juist de meeste eiwitten. "Dat zowel bij honden als katten leeftijd en lichaamssamenstelling de keuze voor de macronutriënten beïnvloeden, suggereert een fysiologische basis voor hun voedselkeuze", aldus Hall. Die keuze is niet onlogisch: jonge dieren - ook mensen - hebben eiwitten nodig om te groeien. Als ze eenmaal groot zijn, functioneren eiwitten als onderhoud van het lichaam. Het bouwen ervan is dan al gebeurd.
Dit artikel afdrukken