Even lokaal beginnen. De Nederlandse bevolking wordt steeds ouder. Gemiddeld worden we 83 jaar. In 1900 was dat 44. In de Middeleeuwen ongeveer 30. Dat verschil wordt vooral bepaald door de veel geringere kindersterfte nu. Een kind dat in het eerste levensjaar overlijdt, drukt het gemiddelde uiteraard flink omlaag. Elk volgend zieltje rekenkundig nog meer. Maar in de Middeleeuwen en in de vorige eeuw werden mensen soms ook heel oud. Die stierven niet eerder omdat ‘het gemiddelde’ dat wilde.

Het CBS heeft daar allerlei staatjes van. Door de stijgende welvaart en de verbeterde leefomstandigheden wereldwijd neemt de levensverwachting van de gehele wereldbevolking toe. Volgens de WHO was de leeftijd bij overlijden van de gemiddelde wereldburger in 2019 73,4 jaar. Dat was 6 jaar ouder dan in 2000, toen het 66,8 jaar bedroeg.

Dat is een aanzienlijke toename. Het lijkt in tegenspraak met de omstandigheden van oorlogssituaties, voedselonzekerheid en hongersnoden. Al dan niet veroorzaakt door de klimaatveranderingen, vluchtelingenstromen en toenemende ontheemding. Of de slechte politieke en economische situatie in veel ontwikkelingslanden.

Topping
Ook wordt de bevolking dikker. In 2020 had ongeveer de helft van de Nederlandse bevolking overgewicht, volgens de Leefstijlmonitor van het CBS. Zevenendertig procent had matig overgewicht en 14% ernstig. In de jaren tachtig was dat ongeveer een derde. Wel bleef het percentage tussen 2015 en 2020 ‘nagenoeg stabiel'.

Door gezondheidsorganisaties wordt gesproken van een ‘mondiale obesitasepidemie’. In de westerse landen is dat evident. Maar ook in landen met een lagere welvaart neemt de zwaarlijvigheid onder de bevolking toe. In de meest welvarende landen van Azië en Afrika, China, Saoedi-Arabië en Nigeria bijvoorbeeld, stijgt het aantal gevallen het snelst. In Europese landen voeren landen als Griekenland en Italië het lijstje met kinderobesitas aan. Het mediterrane dieet ten spijt, liggen op de pizza frieten als topping - weg te spoelen met cola.

Niettemin: heel dikke senioren op flinke leeftijd zal je niet aantreffen in bejaardentehuizen
Morbide
Het aantal jaren dat een obese persoon korter leeft dan een niet-obese persoon zal tussen de 3 à 20 jaar zijn. De bronnen daarover geven uiteenlopende cijfers. Een handige rekentool hierbij is het aantal jaren dat op hogere leeftijd in gezondheid wordt doorgebracht. Dat wordt onder meer becijferd met het begrip disability-adjusted life years (DALY), dat een maat is voor de ziektelast. Veel obese mensen worden oud met meerdere kwalen en verliezen als het ware gezonde jaren.

Obesitas veroorzaakt tal van chronische ziekten, zoals hart- en vaatziekten, diabetes type 2, longaandoeningen, kanker en problemen met het bewegingsapparaat. Maar niet iedereen heeft even veel hinder van zijn overgewicht. De ‘healthy obese’ is weliswaar een mythe, maar bijvoorbeeld insulinegevoeligheid varieert heel sterk tussen individuen, ook obese. Niettemin: heel dikke senioren op flinke leeftijd zal je niet aantreffen in bejaardentehuizen.

Economische groei brengt niet alleen voedsel, maar maakt vooral voedsel met goedkope calorieën toegankelijk voor de mensen die nog nooit hadden nagedacht over de aankoop van gezonde producten. Dit is de belangrijkste bron van de hoge en toenemende prevalentie van obesitas in ontwikkelingslanden
Klaarheid
“De wisselwerking tussen levensverwachting en zwaarlijvigheid op verschillende niveaus van economische ontwikkeling is niet duidelijk,” schrijven de Russen Gregori Liapin en Victor Vlassov in hun artikel ‘Obesity and longevity: The retrospective longitudinal analysis of international data’. Het verscheen als preprint. Dat betekent dat er nog niet kritisch naar gekeken is door collega's. Beide onderzoekers zijn verbonden aan de Hogere School voor Economie van de universiteit van Moskou.

Om klaarheid in de kwestie te brengen, analyseerden zij tot 35 jaar terug gegevens van de Wereldbank, het Internationaal Monetaire Fond (IMF) en het Global Burden of Disease Project over de bevolkingsgrootte, het vóorkomen van obesitas en het gemiddelde inkomen, omgerekend naar dollars. Ze zetten gegevens van 119 landen op een rijtje, oplopend naar inkomen per hoofd van de bevolking. Daaruit kwamen verbanden tussen (de groei van) de economie en de taille, en het levenseinde.

De belangrijkste uitkomst van hun analyse is dat in alle landen - van arm tot rijk - in de loop van de bestudeerde 35 jaren een sterke toename te zien is van de levensverwachting en tegelijk een toenemende prevalentie van obesitas. Het statistische verschil in levensverwachting tussen de armste en de rijkste landen nam af door de toename van de levensverwachting in arme landen (minder kindersterfte). Wat daarbij vooral opviel was dat – bij rekenkundig gelijkgetrokken levensverwachting - de prevalentie van zwaarlijvigheid hoger is in arme landen dan in rijkere landen. Met andere woorden: mensen in armere landen, waar het eten slechter en duurder is, hebben een groter relatief risico op obesitas dan mensen in rijke landen, waar meer geld en meer en beter eten is.

Ontsnappen
De Russische auteurs trekken de conclusie - die ze weliswaar niet zo formuleren - dat obesitas een probleem van het ontsnappen aan armoede is. De cijfers die Liapin en Vlassov aandragen wijzen duidelijk die kant op. In arme landen is het eten in doorsnee van slechte kwaliteit en een (heel) groot deel van het inkomen wordt aan eten besteed, er zijn slechte eetgewoonten. Meer geld kunnen besteden maakt het er niet per se beter op: “Economische groei brengt niet alleen voedsel, maar maakt vooral voedsel met goedkope calorieën toegankelijk voor de mensen die nog nooit hadden nagedacht over de aankoop van gezonde producten. Dit is de belangrijkste bron van de hoge en toenemende prevalentie van obesitas in ontwikkelingslanden.”

De Russen schrijven verder: “Wij geloven dat de verklaring eenvoudig is: sociaaleconomische ontwikkeling brengt zoveel positieve veranderingen in het menselijk leven, waaronder betere voeding, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg, dat het heel natuurlijk is dat de negatieve impact van overgewicht en obesitas te verwaarlozen is in vergelijking met deze [verbeteringen].”

Dat is een observatie die past bij andere ontwikkelingen van de afgelopen decennia: urbanisatie en globalisering. Over de hele wereld is de trek van de bevolking van het platteland naar de stad gemotiveerd door de wil het beter te krijgen. Dat lukt vaak ook, zelfs in de informele economie, in bijvoorbeeld India. Tegelijkertijd is de voedselproductie gemondialiseerd en is (slechter) voedsel goedkoop geworden. Maar wie net aan in leven blijft, maalt misschien niet zo om de Nutri-Score of Schijf van Vijf.

Dit artikel afdrukken