Onder de naam 'duurzaamheid' voeren we in Nederland vijf totaal verschillende discussies. Ze hebben allemaal een geheel op zichzelf staand onderwerp, ook al zijn er beslist raakvlakken:

1. het boerenverdienprobleem in ons - ook voor de eigen productie - sterk exportafhankelijke land:
we maken een product dat alleen maar 'vlees' is en daar zoveel van dat we het exporteren; daardoor kan er geen betekenis aan worden gegeven - zoals merkwaarde - en brengt het dikwijls minder op dan de kostprijs omdat die te hoog is en het aanbod te groot.

2. het Ruimtelijke Ordeningsprobleem in een aantal provincies, maar met name in Noord-Brabant:
omdat ons land heeft ingezet op export toen de vraag steeg, maar er niet in slaagde die te beperken toen die geen geld meer opleverde, kon het maar één ding doen: de productie vergroten door in kostprijs zo interessant mogelijk te blijven. Dat leverde voortdurende schaalvergrotingen op, die burgerbewoners van het platteland op industrieterreinen heeft laten belanden in plaats van in 'landelijk gebied'. In Brabant komt daarbij dat de zogenaamde Reconstructie die burger- en boerenactiviteit uit elkaar had moeten trekken, is mislukt.

3. het dierenwelzijnsvraagstuk dat in Nederland hoog op de publieke agenda staat; het heeft vermoedelijk deels te maken met het ongenoegen tegen de ruimtelijke ordeningsproblemen die het woongenoegen verstoorden omdat de intensieve dierhouderij alleen door toenemende schaalvergroting en intensivering van het financiële bedrijfsrisico kon voortbestaan.

4. het echte ecologische vraagstuk, dat volgens milieudeskundige Harry Aiking in Nederland juist niet op de agenda staat omdat we het over 1, 2 en 3 hebben onder het mom van duurzaamheid. In werkelijkheid draaien die drie vraagstukken om een uit de hand gelopen economisch model dat niets met duurzaamheid te maken heeft.

5. het verdienmodel van Nederland, een onderwerp dat wel wordt besproken, maar nauwelijks in zijn volledige omvang. Wie de kernvaardigheden van Nederland in de jaren '70 en '80 zou hebben onderzocht volgens het model dat Michael Porter in The Competitive Advantage of Nations introduceerde, had kunnen constateren dat het land goed was in:
A. handel en logistiek
B. maakindustrie (productie)
C. de ontwikkeling van (toegepast wetenschappelijke) innovaties
D. banking & finance zoals het zich tot 2008 ontwikkelde
E. agri & food

Wie de analyse in 2015 overdoet, zou kunnen concluderen dat A en E overeind zijn gebleven. B, C en D zijn in belang afgenomen.

Onder het mom van duurzaamheid kiezen we voor een achterhoedegevecht over ons exportmodel als agriproductieland, terwijl we kunnen kiezen voor een ander model
D. is met de crisis van 2008 geen kerncompetentie meer. C. weten we niet gemakkelijk tot inkomsten te maken zodat we voornamelijk ontwikkelkosten maken, maar er geen geld aan verdienen. Hét voorbeeld is Video 2000 van Philips; het betere systeem verloor het van betere marketing. Nederland is een handelsland en heeft een cultuur die dominant gericht is op het maken van geld op korte termijn. Er is - zeker in Brabant - nog maakindustrie. Makkelijk heeft die het echter niet. Door onze ligging en volksaard zijn we sterk geworden in handel en logistiek. We zijn een van de belangrijkste poorten van en naar Europa. Food & agri is een van onze nog altijd sterke kerncompetenties. Aan de boerenkant staat echter het inkomen zwaar onder druk. Dat betekent dat het ontwikkelcluster waar Nederland op draait in gevaar komt. Niettemin verkopen we het in het buitenland als een groot succes. Gemeten in technische kennis op zowel theoretisch als toegepast gebied is dat waar. Commercieel-economisch gezien voltrekt zich echter in vrijwel alle sectoren het drama van punt A. Dat speelt met name in de dierhouderij; in de kasteelt is het vraagstuk echter minstens zo ernstig.

We lossen dat op door te praten over 'duurzaamheid'. Met Harry Aiking valt te constateren dat we de echte vragen niet adresseren en voorbijgaan aan de wezenlijke vraag: hoe lang houdt ons land de boereneconomie in de benen die nodig is om de ontwikkeling van onze kennis overeind te houden en daar in de rest van de wereld een wezenlijk deel van ons geld mee te verdienen? Agrifood is immers een van de belangrijkste kurken waar Nederland op drijft en waarvan we dus wegen, zwembaden, zorg, onderwijs, onderzoek en de verdere openbare infrastructuur moeten zien te financieren.

We misinterpreteren de vraagstukken en missen de kansen voor Nederland
Daar komt nog iets bij: politiek en boeren verwijten de rest van de keten dat die niet wil 'verduurzamen'. Daarmee bedoelen ze eigenlijk, zoals uit deze analyse zichtbaar wordt, dat de Nederlandse verwerkende industrie en detailhandel de kosten voor het uit de hand gelopen exportmodel moeten financieren nu we een 'nieuwe propositie' hebben die duurzaamheid heet, maar die eigenlijk helemaal niet gericht is op de werkelijke toekomstige behoeften van de wereld. Dat zal op termijn dan ook hard terugslaan. Door een misinterpretatie van onze vraagstukken, zijn we op dit moment de basis aan het verliezen om straks geld te verdienen aan de werkelijke duurzaamheidsvragen die - alweer volgens Aiking - binnen 10 jaar zeer relevant zullen zijn op het wereldtoneel.

Dat is zowel een beetje dom als merkwaardig, want onze ingenieurs zijn heel goed in het ontwikkelen van oplossingen voor de echte vragen die zich stellen. Als land weten we alleen niet hoe we die kerncompetentie naar de toekomst veilig moeten stellen. Onder het mom van duurzaamheid kiezen we voor een achterhoedegevecht over ons exportmodel als agriproductieland, terwijl we kunnen kiezen voor een ander model. We zijn uitstekende ontwikkelaars en toepassers van kennis. Wie dat nu in eigen huis doet en daar de basis in doe-kennis voor legt, kan die exporteren. Over de hele wereld.

Aan wie moet het missen van de kans verweten worden? Ik denk dat het antwoord is: aan de polarisatie van posities waarin iedereen een aandeel heeft. We houden elkaar in de houdgreep en laten de feiten achter ons aanlopen. Soms moet je dat doen om vooruit te komen, maar wij lijken geen steek verder te komen.

De vraag die zich stelt: klopt deze analyse en, zo ja, waar brengt dat ons land over 10-15 jaar?

Fotocredits: Foodlog Media
Dit artikel afdrukken