Om te beginnen: wat is de patrijs eigenlijk voor vogel?
Ik noem het een akkerkip. Het is een sympathieke hoender, die veel mensen raakt. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de grauwe kiekendief is het geen roofvogel. Het is ook geen wereldreiziger; de vogel gaat dood waar hij geboren is. De vogel heeft in West-Europa een voorkeur voor extensief beheerde landbouwgebieden met een verscheidenheid aan kleinschalige elementen.

De vogel past dus precies in een minder intensieve vorm van landbouw, die beter samengaat met natuur?
Inderdaad. Daarom is het verdwijnen van deze vogel een symptoom: we zijn te ver doorgeschoten. Het verdwijnen van de patrijs wijst in dezelfde richting als de stikstofplannen van het kabinet. Het roer moet om. Het is alleen zo jammer dat natuurbeschermers en boeren elkaar al jaren in de haren vliegen, terwijl ze ook kunnen onderzoeken welke oplossingsmogelijkheden een vogel als de patrijs zelf aangeeft. Ik ben er namelijk van overtuigd dat die er zijn. In mijn essay Vogels wijzen ons de weg ga ik daarop in.

De patrijs is een ideale gidssoort naar een toekomstbestendige landbouw
Waarom is de patrijs zo belangrijk om te behouden?
Het beestje staat voor veel meer dan enkel zichzelf. Zijn er patrijzen, dan zijn er ook leeuweriken, geelgorzen, bijen, andere insecten, vlinders, kruiden, dan gaat het, kortom, goed met de biodiversiteit. Er zijn weinig mensen meer die durven ontkennen dat we daarheen moeten: naar meer biodiversiteit, een duurzamere, voor mijn part ‘natuurinclusieve’ landbouw, al heeft dit begrip nog weinig concrete invulling gekregen. De patrijs is een ideale gidssoort naar een toekomstbestendige landbouw.

De patrijs is ook het centrale onderwerp van het PARTRIDGE project.
Een project dat nu al zes jaar duurt en waar Nederland ook aan deelneemt, naast bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. In ons land is de Vogelbescherming betrokken. Echter, er is niet eens de moeite gedaan – terwijl het om ettelijke miljoenen gaat – om een goede agro-ecoloog te betrekken. Iemand als David Kleijn bijvoorbeeld, in mijn ogen de beste agro-ecoloog die we hebben in Nederland. Zodat je kunt leren hoe je de patrijs lokt, wanneer de patrijs profiteert, wanneer je moet bijsturen, en waar je misschien wel meer winst boekt met het telen van plantaardige eiwitgewassen, dan met het aanleggen van peperdure akkerranden en keverbanken.

Er zijn twee proefgebieden in Nederland: in West-Brabant en in Zeeland. Ik zou wel eens willen zien hoe de aantallen patrijzen in de gebieden die zijn volgestopt met - weinig praktische - maatregelen, zich verhouden tot de aantallen in de gebieden zonder deze maatregelen.

Je hebt geprobeerd erachter te komen hoe ze precies te werk zijn gegaan?
Ja. Er is geen wetenschappelijk onderzoek gedaan, er is zelfs geen basaal rapport. Alleen een document dat er heel mooi uitziet, met vooral foto’s. En dat is het. Het is een soort startdocument. Het verwijst naar ouder, al bestaand onderzoek. Meer heb ik niet kunnen vinden. Wat je wel vindt, zijn berichten op sociale media, mooie foto’s, waar blije mensen op staan. En misschien wat meer insecten, maar geen nieuwe bewezen kennis waar je iets mee kunt.

Ik heb geen onderzoeksgegevens gezien, geen nieuwe kennis, helemaal nog niets, terwijl we al 6 jaar bezig zijn. Er is veel gemeenschapsgeld weggegooid. Zo simpel is het
En in andere landen?
In Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zijn ze niet alleen al 20 jaar verder, maar pakken ze het ook veel grondiger aan. In Duitsland bijvoorbeeld doen ze wel wetenschappelijk onderzoek dat te verifiëren is, ze delen uitkomsten, ze zeggen: dit werkt wel, dit werkt niet. En ze doen moeite om geld uit het PARTRIDGE project te verknopen met onderzoekslijnen die een veel langer tijdsbestek in beslag nemen, zodat ze echt iets leren over het systeem waarin vogels en boer alle twee gedijen. Ook in het Verenigd Koninkrijk zijn ze daar in mijn ogen veel professioneler mee bezig dan wij. Ze hebben een onderzoeksstrategie die gericht is op groei van kennis over een balans in de wisselwerking tussen boer en vogels. Helaas is het niet zo dat we hun uitkomsten bij ons één op één kunnen gebruiken in ons voordeel. Hun landschappen en manieren van boeren zijn heel anders dan die bij ons. Volgens de website van de Vogelbescherming is het PARTRIDGE project in ons land een daverend succes. Maar ik heb geen onderzoeksgegevens gezien, geen nieuwe kennis, helemaal nog niets, terwijl we al zo'n 6 jaar bezig zijn. In mijn wereld is een boerenlandproject zonder valide wetenschappelijke opbrengst en alleen wat scores op kritische prestatie indicatoren - kpi's - zo goed als waardeloos.

Wat frustreert je zo ?
Er is veel gemeenschapsgeld weggegooid. Zo simpel is het. Ze hadden ook kunnen laten zien hoe de patrijs heel mooi van een boerderij gebruikt maakt. Ook in de winter, dat'ie hegjes nodig heeft en dat die hegjes tevens weer nuttig zijn voor plaagbestrijding op de akker; en ga zo maar door. Laat zien hoe het ecosysteem tussen het belang van de agrarische en natuurlijke wereld werkt, zou ik zeggen. Door te leren en voort te borduren op het geleerde kom je steeds verder. Maar er is nu niks om op voort te borduren. Er verdienen 10, 15 mensen een goede boterham aan. Ze draaien een leuk project met die kpi's waarmee ze meten of er genoeg patrijzen zijn om het project te rechtvaardigen. Maar ze leggen niets vast over wat er allemaal gebeurt. Ze proberen niet systematisch waar te nemen om te ontdekken hoe allerlei communicerende vaten op elkaar reageren. Dat kan ook niet, als je geen hypothesen hebt over waar je naar zou moeten kijken. En als de tijd erop zit, sluiten ze het project af en gaan weer met een volgende diersoort aan de gang. Om allerlei politieke redenen roept het agrarisch natuurbeheer: ‘Natuurinclusief boeren kan! Het werkt!’ Dan krijg je ook weer geld voor dat volgende project. Maar we weten niet eens wat ‘natuurinclusief’ inhoudt en willen het ook niet leren begrijpen. Zo krijgt het begrip geen evidence based inhoud. Maar het klinkt natuurlijk wel sexy en actueel. Intussen verkruimelt het draagvlak en haken boeren gefrustreerd af, omdat het geen kennis oplevert waar ze iets aan hebben.

Zijn de Nederlandse PARTRIDGERS minder inhoudelijk gericht?
Ja, zonder meer. Het lijken wel parallelle werelden, die je ziet. Wij gaan aan de slag met het handig en pragmatisch optuigen van een plan, gebaseerd op oude kennis, als er geld dreigt te komen uit Brussel. Dan gaan we wat bestaande maatregelen uitvoeren. En komen we bij een boer uit die het economisch niet redt en die wil wel meedoen, voor veel geld.
Om allerlei politieke redenen roept het agrarisch natuurbeheer: ‘Natuurinclusief boeren kan! Het werkt!’ Dan krijg je ook weer geld voor het volgende project
We steken net genoeg de thermometer in de realiteit om aanvraag en project te kunnen doen, maar zijn minder bezig met waar dat geld eigenlijk voor bedoeld is: zorgen voor het bouwen aan nieuwe wetenschappelijke kennis over het behoud van akkervogels als de patrijs, en ontdekken welke vormen van landbouw daarvoor nodig zijn. Manieren van boeren die misschien wel onderdeel uit hadden kunnen maken van de oplossingen die we nu zo urgent moeten vinden in ons land. Waar we nu misschien niet eens aan denken! We zijn meer handelaren die reageren op geld, dan onderzoekers.

Brussel vindt het kennelijk allemaal prima. Daar vragen ze enkel om een accountantsverklaring dat het project conform plan is uitgevoerd. Ja, ik heb fundamentele kritiek. Maar ik hoop tevens dat ik ongelijk heb. Ik hoop dat er wel degelijk vooruitgang is geboekt, en dat we dat gaan lezen in de discussie onder dit interview.

Hoe zou jij het project hebben gedaan? Jij doet zelf ook onderzoek naar akkervogels.
Ik zal een voorbeeld geven. Ik volgde de grauwe kiekendief en zijn prooidieren om erachter te komen wat hij nodig had. De vogel streek neer in het hoogland van Marokko, precies op het land van de belangrijkste schapenboer. De koning kwam er jaarlijks langs. Ik ging er heen. In de verte zag ik het hooggebergte van Algerije. De boer zit op een prachtige plek, die laat zien dat in het pikante klimaat van de hoogvlaktes van Marokko - ofwel te koud, ofwel te warm - prima te boeren is. Aan de vogels zag ik dat hij het fantastisch doet.

Wat doet hij dan?
Op de eerste plaats is het een vrij grote boer. Op de vruchtbare delen van zijn land had hij akkerbouw. Wel de akkerbouw van een ton graan per hectare; weinig dus, in Nederland halen we er 7, 8, 9 en zelfs wel 10 keer zoveel vanaf. De hogere delen werden begraasd. Het was allemaal in balans.

Betekent dat dan een gemengd bedrijf?
Ja, eigenlijk wel. Overal om ons in Nederland heen is die balans losgelaten. Toen ik in Frankrijk woonde had ik ook 19 gemengde bedrijven om me heen. Bij die bedrijven waren de kringlopen meer in balans, op het niveau van één bedrijf. Dat is volgens mij heel belangrijk. Daar lagen hopen vaste mest in de winter. Daar komen vogels op af. Dat was ook zo bij die Marokkaanse boer. Tot en met de jaren ’60 deden we het in Nederland niet anders.


Noem je dat ‘natuurinclusief’ boeren?
Die boer in Marokko, dat was ‘natuurinclusief’ boeren avant la lettre. Hier graan, ginds schapen. En daar weer paarden en koeien bij de boerderij. Eigenlijk gewoon gemengde landbouw, met verschillende onderdelen precies op de plek waar ze het beste passen. Hij deed niks anders dan voortzetten, met hedendaagse inzichten, wat zijn voorouders hem geleerd hadden. En precies daar ging de Groningse kiekendief heen.

Die boer had helemaal geen zin in zinloze kpi’s, en dure keverbanken of zoiets. Was ook helemaal niet nodig. Hij zorgde voor diversiteit in gewassen, dat was voldoende om de groene specht, leeuwerik, kiekendief en meer soorten vogels er te laten leven. En daar zouden we nou juist meer kennis over willen opdoen. Om dat effectiever voor elkaar te krijgen
Je vindt de voorouderkennis waardevol.
We denken vaak dat de kennis van onze voorouders passé is. Maar dat is helemaal niet zo. Ze waren juist heel deskundig. Ze moesten - zonder kunstmest - heel andere inspanningen leveren om landbouwproducten te fabriceren dan wij nu kunnen.

Vroeger was er meer balans op bedrijfsniveau.
De vraag is: houd je balans met techniek, kpi’s en zo. Of kijk je iets beter naar de ecologie van boerenlandnatuur? Ik was onlangs nog bij een biologische boer in de buurt van Spijkenisse. Die teelde zoveel mogelijk gewassen die hij leuk vond. Pompoenen, knoflook, tarwe, aardappelen. Hij deed toevallig het goede, want er waren volop akkervogels. Hij vormt samen met de buurman een kringloopsamenwerking waarbij de een veldbonen teelt en de ander mest. Dan kom je in de buurt van ‘natuurinclusief’. Zeker als je, zoals zij doen, de akkerranden gebruiken voor plaagbestrijding en niet om geld op te strijken vanwege de een of andere subsidie. Het is wetenschappelijk uitgezocht dat veldbonen en wintergranen uitstekend ziektevrij kunnen worden gehouden door akkerranden. Dat passen zij dus toe. Die boer had helemaal geen zin in zinloze kpi’s, en dure keverbanken of zoiets. Was ook helemaal niet nodig. Hij zorgde voor diversiteit in gewassen, dat was voldoende om de groene specht, leeuwerik, kiekendief en meer soorten vogels er te laten leven. En daar zouden we nou juist meer kennis over willen opdoen. Om dat effectiever voor elkaar te krijgen.

Ik kan me voorstellen dat dit type kennis ook vroeger ontwikkeld is. Trial and error, je kijkt goed naar wat er gebeurt, je doet iets, probeert iets en kijkt wat de gevolgen zijn.
Inderdaad. Wat overblijft zijn oral histories, maar vroeger waren er ook landbouwverenigingen en kloosters bijvoorbeeld, waar dit soort kennis werd opgeschreven.
Ik dacht toen het PARTRIDGE project begon: mooi, nu gaan we finetunen. Nu gaan we met bestaande en nieuwe kennis laten zien, dat de gedachtegang van de gemengde bedrijfsvoering een goede optie kan zijn om biodiversiteit en akkervogels te behouden. Maar nee hoor; dat is niet onderzocht. En de patrijs? Die blijft achter met een dooie mus.

Op 15 oktober aanstaande verschijnt 'Dwaalgast in het graan', het nieuwste boek van Ben Koks en Elvira Werkman. Via de link kom je ook bij een inkijkexemplaar.

Het boek omvat verhalen over historie (de 1e steppekiekendief van ons land in de duinen van Noordwijk, 1866!), verhalen over migratie, broeden en overwintering, maar ook over de snel veranderende wereld om ons heen: de landschappen en bedreigingen op drie continenten. Dat alles met elkaar samenhangt laat een trekvogel als de steppekiekendief als geen ander zien. Werkman en Koks hopen dat hun werk nieuwe energie zal geven aan zowel het onderzoek als de bescherming van kiekendieven wereldwijd.

Dit artikel afdrukken