Enerzijds is daar de indrukwekkende veerkracht van de Nederlandse voedselbanken. Overal in het land werden de afgelopen maanden inzamelacties georganiseerd en nieuwe vrijwilligers geworven, en wisten de vrijwilligers van de voedselbank op creatieve wijze nieuwe restpartijen te vinden en beschikbaar te stellen. Dat laatste was hard nodig, omdat de gebruikelijke reststromen vanuit supermarkten door het hamstergedrag van de consument snel opdroogden. De professionaliteit, barmhartigheid en het doorzettingsvermogen van al die duizenden vrijwilligers en steungevers verdienen een groot compliment.

Hoewel de voedselbanken in normale tijden een geweldige prestatie leveren, heeft de overheid zich lange tijd achter dit succes kunnen verschuilen
Tegelijkertijd toont Corona ook de kwetsbaarheid van de voedselvoorziening aan de meest behoevende mede-burgers. In de eerste maanden van de crisis moesten diverse voedselbanken hun deuren gesloten houden; vaak omdat de meeste van hun vrijwilligers in de risicogroepen vielen. Tevens, ik noemde het al, bleek het niet langer mogelijk enkel nog gebruik te maken van reststromen voedsel. Hoewel de Nederlandse voedselbanken, naast het bieden van tijdelijke ondersteuning, het tegengaan van voedselverspilling als hoofddoel hebben, moest nu voedsel worden bijgekocht. De Rijksoverheid sprong in met een financiële bijrage, maar die bleek al snel ontoereikend. Sowieso hadden veel voedselbanken al grote moeite om voedselpakketten met voldoende voedingswaarde samen te stellen; hoewel ze zich aan de Schijf van Vijf proberen te houden zijn ze afhankelijk van wat ze van bedrijven binnenkrijgen. Tel daarbij nog op dat het aantal mensen dat een beroep moet doen op voedselsteun vanwege de aankomende recessie zal stijgen, en het wordt duidelijk dat de toegang tot voldoende en gezond voedsel van degenen die onder de armoedegrens leven serieus in het gedrang is.

Het is daarom de hoogste tijd om deze systemische weeffout in het Nederlandse sociale stelsel te repareren. Hoewel de voedselbanken in normale tijden een geweldige prestatie leveren, heeft de overheid zich lange tijd achter dit succes kunnen verschuilen. In het huidige systeem is het recht op voedsel geprivatiseerd, er bestaat geen enkele juridische borging waar de meest kwetsbaren zich op kunnen beroepen. Juristen en mensenrechtactivisten wijzen er al lange tijd op dat Nederland, en veel andere Europese landen, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten uit 1966, waarin het recht op voedsel is vastgelegd, niet of onvoldoende hebben omgezet naar nationale wetgeving. Wat dat betreft kan de Nederlandse overheid wat leren van landen als Brazilië, Colombia en Bangladesh, waar het recht op voedsel in de grondwet is opgenomen. Zeker met de verwachte economisch onzekere tijd voor de boeg, lijkt het moment rijp om dit recht te waarborgen.

Dat betekent overigens niet dat het goed functionerende systeem van voedselbanken afgeschaft hoeft te worden. Laten we ook pragmatisch zijn en behouden wat goed werkt. Het betekent wél dat de overheid garant zou staan voor het goed functioneren van dit systeem in moeilijke tijden, bijvoorbeeld door voedselbanken huisvesting aan te bieden of financieel bij te springen zodat voedselbanken altijd een pakket dat voldoet aan de Schijf van Vijf kunnen aanbieden. Een andere mogelijke oplossing is het invoeren van een basisinkomen, zoals Spanje nu doet voor de meest kwetsbare burgers. Dan zou voedselhulp wellicht helemaal niet meer nodig zijn. In zijn tv-programma Effe geen cent te makken, grapte René Froger immers al dat de voedselbank “de enige bank is die je niet wilt hebben”.
Dit artikel afdrukken