Tijdens de coronacrisis kwam een aantal interessante culturele en sociologische fenomenen aan het licht, schrijft gastcolumnist Ronit Palache in de Volkskrant (4.6). Zoals de 'wrange hiërarchisering op vele fronten in onze samenleving'.

Zo bleken er ineens essentiële winkels te bestaan, en dus ook niet-essentiële. En dwong de zorgelijke situatie in de ziekenhuizen tot nadenken over 'code zwart': wie krijgt voorrang bij een tekort aan ic-plekken boven iemand anders? Daar komt het wrange aspect om de hoek: "Sinds jaar en dag pompt de overheid geld in publiekscampagnes om de consumptie van dik makende producten, alcohol, sigaretten en drugs tegen te gaan. Tijdens de coronacrisis werden deze verkopers van potentieel schadelijke producten, zoals de slijter, coffeeshop en chocolatier, door diezelfde overheid aangemerkt als ‘essentieel’." En dat terwijl locaties die volgens Palache bij uitstek goed zijn voor de (mentale) gezondheid moesten sluiten. Denk daarbij aan boekhandels, musea, sportscholen of zelfs parken.

Palache maakt een rondgang langs andere situatie waarin het vergelijkingsprincipe uit de kast wordt getrokken. Natuurrampen. Gevangenisstraffen. Machtsmisbruik. Ellebooghoogleraren. MeToo. Toxische bedrijfsculturen. Ze ontwaart allerlei gradaties in lijden en zet daar vraagtekens bij. "Uiteraard is het verschrikkelijk als je je studentenjaren in een lockdown beleeft, je je ontgroening misloopt (hoewel…) of als je opgehokt in een kamer zonder privacy je ouders hoort ruziën waardoor je huiswerk er bij in schiet. Maar is dat erger dan volwassenen die hun droombaan verliezen, hun zieke ouders niet kunnen bezoeken, hun jaren bij elkaar gespaarde bruiloft moeten afzeggen of geen bezoek mogen ontvangen na het krijgen van een kind?"

De pandemie heeft die hiërarchisering zichtbaarder gemaakt. Laten we er dus gewoon voor uitkomen dat "een boekhandel gezonder is dan een portie friet."
Dit artikel afdrukken