Agrarische ondernemers hebben hun bedrijven zo precies mogelijk naar de vigerende markten en met name ook naar het geldende landbouwbeleid toegesneden. Op die manier weten ze daar het grootste voordeel uit te halen. Echter, een precieze afstemming op markten en instituties maakt ondernemerslandbouw ook bij uitstek kwetsbaar. Zodra er zich ingrijpende, maar niet voorziene veranderingen voordoen in economie en/of beleid komen er opeens tekortkomingen naar voren en dan blijkt ook vaak dat het vermogen om het bedrijf snel aan te passen ontbreekt (er is sprake van pad-afhankelijkheid). Zo kan turbulentie een grote bedreiging worden voor de voedselvoorziening precies omdat de ondernemerslandbouw, anders dan de boerenlandbouw, moeite heeft om schokken op te vangen. De schokgolven worden juist vergroot. Leegstaande stallen en velden die braak liggen verhalen hiervan in tal van Zuid-Amerikaanse, Afrikaanse en ook Oost-Europese landbouw.

Ironisch genoeg is het uitgerekend de ondernemerslandbouw die het moeilijk heeft met volatiele markten
Niet schokbestendig
Ook in Noordwest Europa kan dit zich zeer wel voordoen. In 2008/2009 werden melkveehouders opeens geconfronteerd met een drastische reductie van de melkprijs. Als gevolg daarvan was gedurende een langere periode de cash-flow op deze bedrijven sterk negatief. Dit deed zich vooral voor op grote, intensieve en sterk gespecialiseerde bedrijven die in de voorgaande jaren sterk waren gegroeid en derhalve hoge financieringslasten hadden (Oostindie et al., 2013; Dirksen et al., 2013). En over het afgelopen jaar (2016) had opnieuw 72% van de melkveehouderijbedrijven met liquiditeitsproblemen te kampen. Ironisch genoeg is het uitgerekend de ondernemerslandbouw die het moeilijk heeft met volatiele markten. Als er geen inkomensondersteuning zou zijn (€53,260 per jaar voor grote bedrijven en slechts 6,780 voor kleinere) dan zouden de agrarische ondernemers, van wie wordt gezegd dat ze bij uitstek competitief zijn, al jaren geleden failliet zijn gegaan. Hun bedrijven zijn bepaald niet schokbestendig en dat kan grote risico’s voor de voedselvoorziening met zich meebrengen.

De wederopkomst van de boerenlandbouw
Globalisering, deregulering, de opkomst van ondernemerslandbouw, selectief overheidsbeleid, de groeiende dominantie van voedselimperia en, meer recent, de nieuwe golf van landgrabs (Ploeg, Franco and Borras, 2015) hebben een verwoestend effect gehad op de vooruitzichten van miljoenen boerengezinnen. Op veel plaatsen heeft dat geleid tot de-activatie of beëindiging van het boerenbedrijf. Echter, er hebben zich tegelijkertijd ook processen voorgedaan die we kunnen duiden als een wederopkomst, een versterking van boerenlandbouw. Natuurlijk is boerenlandbouw nooit helemaal weggeweest, maar wat we nu zien is een daadwerkelijk versterking en uitbouw. Een markante expressie daarvan vinden we in China, waar in 1979 de boeren in Anhui de tirannie van het collectivisme uitdaagden en zo een proces van ‘repeasantization’ bewerkstelligden dat uitmondde in de creatie van 200 miljoen nieuwe boerenbedrijven. In Brazilië voltrok zich in de jaren ’90 een soortgelijke aardverschuiving: door middel van landbezettingen en de stichting van nieuwe nederzettingen wist de beweging van landlozen (Movimento dos Sem Terra) meer dan 400.000 nieuwe boerenbedrijven te genereren die tezamen een gebied bewerken dat gelijk is aan het landbouwareaal van Zwitserland, Portugal, België, Nederland en Denemarken tezamen.

'Zuinige boeren'
Europa op haar beurt zag vanaf het begin van de jaren ‘90 een enorme opkomst en uitbouw van multifunctionaliteit. Boeren gingen nieuwe producten en diensten produceren, en bouwden stap voor stap nieuwe markten (en alternatieve distributiesystemen) op om ze te vermarkten (Hebinck, et al., 2015). Zo ook werd de kunst van het ‘zuinige boeren’ uitgebouwd - dit gebeurt nu in toenemende mate onder de vlag van agro-ecologie. Deze nieuwe ontwikkelingen zijn een antwoord op de grote druk die uitgaat van voedselimperia. Tegelijkertijd vergroten multifunctionaliteit, lage-kosten landbouw en de constructie van nieuwe markten de autonomie van de boerenlandbouw net zoals ze ook een instroom van jonge mensen op gang brengen: Die vinden het benutten van het lokale eco-systeem (in plaats van vooral te leunen op aangekochte inputs), het zelf verwerken en vermarkten van producten, het opzetten van agro-toerisme, het gezamenlijk beheren van natuur en landschap en het zoeken naar mogelijkheden om de biodiversiteit weer te vergroten veel spannender en aantrekkelijker dan de monotone routines die in de ondernemerslandbouw domineren. Er wordt weer “anders geboerd” (zoals Henk Oostindie (2015) in zijn recent verdedigde proefschrift laat zien). Het maakt allemaal deel uit van de wederopkomst van boerenlandbouw.

Onafhankelijk zijn
Tenslotte wil ik verwijzen naar de opkomst en uitbouw van La Via Campesina, de sterke, trotse en koppige boerenbeweging die wereldwijd opereert: dit is een beweging die verbeeldingskracht en een aanzienlijk intellectueel vermogen weet te combineren met een indrukwekkende slagkracht.

Deze ontwikkelingen worden samengebonden, denk ik, door een schier onverwoestbare kracht: de wens van miljoenen mensen om onafhankelijk te zijn, in het eigen levensonderhoud te voorzien, verstikkende protocollen op een afstand te houden en hun eigen materiële en economische basis op te bouwen zodat een beter leven mogelijk wordt en men kan bijdragen aan de ontwikkeling van de samenleving als geheel.

De export van stalontwerpen, technologieën, diermedicijnen en software neemt sterk toe. Het megabedrijf is daarbij een belangrijk icoon
Een verzwegen waarheid
Pad-afhankelijkheid brengt met zich mee dat alternatieven die afwijken van de hoofdstroom bij voorbaat als irrelevant worden beschouwd en derhalve geen serieus onderzoek verdienen. Door pad-afhankelijkheid komt de geschiedenis naar voren als een onafwendbaar proces dat maar één verloop kent. Pad-afhankelijkheid brengt met zich mee, en impliceert, dat mensen denken dat er simpelweg geen alternatieven zijn (en inderdaad, voor degenen die daadwerkelijk ‘gevangen’ zijn is dit ook waar). Het beeld van onvermijdelijkheid komt vooral naar voren als universiteiten de relevantie-horizon van hun onderzoek beperken tot de ontvouwing van het mega-project van staat, wetenschap en kapitaal (Scott, 1998)9. Doet zich dit voor dan vallen praktijken die verschillen van de heersende visie buiten onderzoek en theorievorming - mede hierdoor worden ze onzichtbaar, zelfs zozeer dat velen gaan geloven dat ze onbestaanbaar zijn. Natuurlijk wordt er een prijs betaald. Door op zulk een selectieve wijze te opereren mist de wetenschap tal van ‘novelties’ die bloeien aan gene zijde van de relevantiehorizon.

Exportmodel
Vandaag de dag is er nog een ander element dat sterk bijdraagt aan de vrijwel exclusieve focus op ondernemerslandbouw. De export van voedsel vanuit Nederland loopt terug, zeker van voedsel dat is gemaakt van agrarische producten uit Nederland zelf. Daarentegen neemt de export van stalontwerpen, technologieën, diermedicijnen en software sterk toe. Het megabedrijf is daarbij een belangrijk icoon. Het is datgene wat de oliestaten en sommige Aziatische landen graag willen invoeren. En de BV Nederlandse landbouw wil een dergelijk model maar al te graag exporteren. Daartoe is de groene ruimte in Nederland echter wel nodig als showroom. Men moet megabedrijven kunnen tónen. De vermelding dat dergelijke bedrijven hier ongewenst of zelfs verboden zijn, zou geen sterk verkoopargument zijn. Dit verklaart, denk ik, de nadruk die de landbouwwetenschap op dit moment geeft aan de 2.0 versie van een model waarvan versie 1 meer dan ooit omstreden is.

Waarnaar toe zijn we onderweg?
We zijn onderweg10, denk ik, naar een bont geschakeerde landbouw waarin sprake is van een nauwe samenwerking tussen bedrijven die allemaal stevig geworteld zijn in de regionale economie en samenleving – nieuwe, ‘nested markets’ (Ploeg, Ye and Schneider, 2012) spelen daarbij een strategische rol. Deze bedrijven zijn onmisbare schakels in de circulaire economie die inmiddels is opgebouwd. Vakmanschap, plezier en zorg zijn sleutelwoorden. Er wordt volop gebruikt gemaakt van nieuwe, geminiaturiseerde technologieën die kleinschalige en lokale verwerking mogelijk maken. De mannen en vrouwen op deze bedrijven identificeren zich trots als de nieuwe boeren (Ventura and Milone, 2007 and d’Allans and Leclair, 2016). In het globale Noorden wordt deze nieuwe boerenlandbouw met een zucht van verlichting ontvangen: ze wordt ervaren als een luxe die we ons kunnen permitteren, als een belangrijke stap voorbij de toch onaangename mega-bedrijven die ooit werden gepredikt. Ook in het globale Zuiden wordt de nieuwe boerenlandbouw verwelkomd, zij het om andere redenen. Hier biedt de nieuwe boerenlandbouw werk, inkomen en vooruitzichten - kortom: een livelihood - aan de miljoenen jongeren die dit zozeer behoeven. Ondertussen erkennen de universiteiten dat onderzoek naar en theorievorming over boerenlandbouw bepaald geen intellectuele afwijking is. Transdisciplinariteit verbindt deze universiteiten en de uiteenlopende boerenwerelden.

De laatste decennia is het zwaartepunt van ‘peasant studies'’ duidelijk verschoven naar China, Brazilië en Italië. Hier is de wederopkomst van boerenlandbouw het meest markant en bovendien lenen de institutionele kaders zich beter voor peasant studies dan elders soms het geval is
Hoe staan ‘peasant studies’ ervoor?
Gedurende de laatste decennia is het zwaartepunt van ‘peasant studies’ duidelijk verschoven naar China, Brazilië en Italië. Hier is de wederopkomst van boerenlandbouw het meest markant en bovendien lenen de institutionele kaders zich beter voor peasant studies dan elders soms het geval is. Samen met de universiteiten van Yale, Cornell en Toronto, SOAS in Londen en ISS in Den Haag vormen deze landen een sterk, uitgestrekt en enerverend netwerk dat comparatieve en theoretische geïnformeerde peasant studies draagt. In het verleden had ook Wageningen een sterke traditie van peasant studies. Egbert de Vries (1948) en Willy Johan Timmer (1947) waren leidende exponenten, maar ook wetenschappers als Edelman (1943), Roessingh (1976) en vele anderen speelden een belangrijke rol.

Nieuwsgierigheid naar, onderzoek van en betrokkenheid bij de boerenwereld stak hier opnieuw de kop op in 1970 toen de Boerengroep werd gevormd. De boerengroep ontwikkelde peasant studies - buiten de universiteit om maar wel in een kritische dialoog ermee. En dit heeft een aantal belangrijke uitkomsten met zich meegebracht. Er zijn nu ruimtes binnen de universiteit, ook al zijn het er maar een paar, waar studenten zich kunnen verdiepen in boerenlandbouw. En er zijn de nodige collega’s die prachtig werk doen dat bijdraagt aan het versterken van boerenlandbouw. Lijbert Brussaard bijvoorbeeld die de bodembiologie weer centraal stelde. Pablo Titonell, Jeroen Groot en Walter Rossingh die telkenmate weer de productiviteit en duurzaamheid van boerenlandbouw belichten. Rutgerd Boelens, Margreet Zwarteveen en anderen van de irrigatiegroep. En natuurlijk mijn directe collega’s: Dirk Roep, Rudolf van Broekhuizen, Henk Oostindie, Paul Hebinck, Jessica Duncan, Han Wiskerke, Gerard Verschoor en Gemma van der Haar, En dan is er de grote groep van vroegere studenten en collega’s die besloten zelf boer te worden, zoals Joop de Koeijer, Freek van Leeuwen, Max van Tilburg, Marije Klever en Vincent de Lobel, of om in NGOs te gaan werken die nauw verbonden zijn met boerenbewegingen, zoals Frank Verhoeven, René de Bruin en Nico Verhagen hebben gedaan.

Dit netwerk is nu beduidend veel sterker dan, pakweg, 45 jaar geleden
Samen met een aanzienlijk aantal actieve en innovatieve boeren en boerinnen (als Fokke Benedictus, Piet van IJzendoorn, Monique en Koos van der Laan, Jan Dirk en Irene van der Voort, Attje Meekma, Douwe Hoogland, Teunis Jacob Slob, Sjoerd Wartena en vele anderen) vormen de genoemde mensen een netwerk dat de belofte van boerenlandbouw springlevend houdt. Dit netwerk is nu beduidend veel sterker dan, pakweg, 45 jaar geleden. Peasant studies integreren nu ook het technische en het sociale, ze begrijpen boerenlandbouw in het Noorden en in het Zuiden met één en hetzelfde theoretische raamwerk. Het netwerk heeft ook daadwerkelijk invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van onze landbouw en het is in staat om op originele manier mee te doen aan internationale debatten. En het draagt bij aan het construeren, in verschillende plaatsen, van nieuwe institutionele arrangementen die boerenlandbouw op een innovatieve manier versterken (Roep, 2000; Daniel, 2011). En aanvankelijk kleine initiatieven, zoals de eerste boerenverenigingen voor agrarisch beheer van natuur en landschap, de eerste experimenten met lokale zelfregulering, de eerste boerenmarkten en de eerste multifunctionele boerenbedrijven, zijn nu uitgegroeid tot robuuste en overtuigende constellaties.

Ik ben er trots op dat ik deel uitmaak van dit netwerk.

Er zijn weliswaar moeilijke tijden geweest, maar al met al heb ik Wageningen Universiteit ervaren als een stimulerende, inspirerende en attractieve context voor intellectuele arbeid. Ik weet zeker dat ik niet had kunnen worden die ik nu ben zonder de gedrevenheid en intellectuele kracht van al die Wageningers om me heen.

Ik dank mijn collega’s voor de goede en plezierige samenwerking. Ik dank mijn studenten: de interactie met jullie was altijd een plezier.

En dan zijn er degenen die me het meest naast staan en met wie ik vele jaren geleden deze reis startte en die Godzijdank nog steeds bij me zijn: Sabine, Jan, Adriaan en Jarl. Ik ben vooral ook blij dat dit oorspronkelijke smaldeel inmiddels is versterkt met Tessa, Lisa, Mare, Aafke en Martine.

Meneer de Rector Magnificus, ik heb gezegd. Dames en heren, ik dank u voor uw aandacht.

9 Typerend voor een megaproject is dat het een toekomst beoogd die radicaal verschilt van de empirische realiteiten zoals we die tot nu toe kennen. Zo ook wordt een megaproject ontkoppelt van de ervaringen, visies, wensen en het emancipatiestreven van de miljoenen actoren die deel vormen van die realiteiten.
10 Deze paragraaf steunt sterk op Chayanov, 1920; Raad voor het Landelijk Gebied, 1997 (speciaal pp. 17-20 getiteld: ’schets van het landelijke gebied in de 21e eeuw’), USDA, 2007 (een document dat ingaat op kleine boerenbedrijven in de VS als ‘cornerstones of the regional economy’) en European Parliament, 2014.


De afscheidsrede van Jan Douwe van der Ploeg (26-1-2017) is in vier delen op Foodlog gepubliceerd. De eerdere delen zijn te vinden door op de naam van de auteur te klikken.
Dit artikel afdrukken