Onlangs meldde het NOS-nieuws dat Omega-6 vetzuren mogelijk ongezond zijn [1]. Wetenschappers analyseerden de oorspronkelijke gegevens van een oud onderzoek naar het effect van vetten op het optreden van hart- en vaatziekten. Daaruit bleek dat een hoge inname van linolzuur het risico op overlijden aan hart- en vaatziekten significant verhoogde, terwijl tegelijkertijd de inname van verzadigd vet daalde [2]. Op dit onderzoek volgde kritiek van o.a. het Voedingscentrum en het Productschap Margarine, Vetten en Oliën (MVO). Beide organisaties verwerpen het resultaat uit het onderzoek en adviseren het gebruik van linolzuur ter preventie van hart- en vaatziekten [3, 4].

In dit artikel vat ik het wetenschappelijke bewijs voor het effect van linolzuur op het risico op hart- en vaatziekten samen. Ik zal concluderen dat er geen valide wetenschappelijke bewijzen zijn die de gezondheidseffecten van linolzuur of omega-6 vetzuren onderbouwen.

Uit de reacties van de officiële instanties blijkt dat zij zich beroepen op 3 stellingen.

A) Linolzuur zou goed zijn voor het cholesterolgehalte.
De Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) heeft een positief oordeel gegeven over een gezondheidsclaim dat linolzuur het serum cholesterol laat dalen [5]. Als onderbouwing verwijst de EFSA naar een onderzoek uit 2003 [6].Dat artikel laat echter zien dat het vervangen van koolhydraten door de combinatie van linolzuur en alfa-linoleenzuur zorgt voor een significante stijging van het "goede" (HDL-)cholesterol en een significante daling van het "slechte" (LDL-cholesterol). In het 2e onderzoek waar naar wordt verwezen, is gekeken of een verschil in de inname van linolzuur leidde tot een verandering in het cholesterolgehalte. Er werd geen gunstig effect gevonden, noch op het LDL-cholesterol, noch op het totale cholesterol [7].

Conclusie: de stelling berust niet op bewijs. De EFSA blijkt een positief oordeel te hebben gegeven over een gezondheidsclaim terwijl de effecten daarvan niet worden onderbouwd in de literatuur waar de Europese Voedselautoriteit naar verwijst.

B) Gerandomiseerd onderzoek zou laten zien dat het vervangen van verzadigd vet door meervoudig onverzadigd vet het risico op hart- en vaatziekten enigszins laat dalen [8-9].
Deze conclusie moet op feitelijke gronden worden verworpen. In een eerder overzichtsartikel van 6 gerandomiseerde onderzoeken werd gedacht dat dit werkelijk zo is [8]. De betreffende onderzoeken keken echter niet alleen naar het vervangen van verzadigd vet door meervoudig onverzadigd vet [10]. In slechts 2 van de 6 onderzoeken is een significant effect gevonden. In die beide studies werd de experimentele groep bovendien geadviseerd een volledig mediterraan dieet te volgen met meer fruit, groenten, volkoren graanproducten en vis(olie). Het effect is door de invloeden van de mediterrane dieetelementen niet vast te stellen. Ramsden et al. hebben in een recente publicatie de resultaten uit 2 nieuwe onderzoeken kunnen toevoegen aan de bestaande lijst [2]. In beide onderzoeken werd gekeken naar het vervangen van verzadigd vet door omega-6 vetzuren/linolzuur. Na het toevoegen van deze studies blijkt dat het vervangen van verzadigd vet door meervoudig onverzadigd vet geen enkel effect heeft op het risico op overlijden aan coronaire hartziekten (HR = 0.98; 95% CI = 0.82-1.19), of hart- en vaatziekten (HR = 0.97; 95% CI = 0.82-1.15). In 3 van deze onderzoeken is gekeken naar het vervangen van verzadigd vet door linolzuur. Een analyse van deze onderzoeken laat daarentegen een niet-significant verhoogd risico zien op overlijden aan coronaire hartziekten (HR = 1.33; 95% CI = 0.99-1.79) en hart- en vaatziekten (HR = 1.27; 95% CI = 0.98-1.65). In de drie onderzoeken was het risico op hart- en vaatziekten hoger voor deelnemers die minder verzadigd en meer linolzuur gingen gebruiken. Het effect bereikte in slechts 1 van de 3 onderzoeken een mate van statistische relevantie. Op basis van deze resultaten valt echter een eventueel gunstig effect van linolzuur op hart- en vaatziekten uit te sluiten.

Conclusie: de stelling berust niet op bewijs; de onderzoeksresultaten wijzen zelfs eerder in tegengestelde richting.

C) Prospectief cohort onderzoek zou laten zien dat een hoge inname van linolzuur het risico op coronaire hartziekten laat dalen.
Voor zover bekend zijn er 8 prospectieve onderzoeken naar het effect van linolzuur op het risico op coronaire hartziekten. Slechts éénmaal is een significant verlaagd risico gevonden [11]. Dit gunstige effect werd gevonden bij het vervangen van koolhydraten door linolzuur. In de overige 7 onderzoeksgroepen zijn geen effecten gevonden [12-18]. Er is geen onderzoek gedaan naar het effect uit het vervangen van verzadigd vet door linolzuur.

Conclusie:de stelling berust niet op wetenschappelijk bewijs; ook prospectief onderzoek geeft geen redelijke aanwijzingen dat linolzuur het risico op coronaire hartziekten verlaagt.

Interpretatie van de resultaten

In beide onderzoeken waar de EFSA naar verwijst, staat nergens beschreven dat linolzuur daadwerkelijk gunstig was voor het cholesterolgehalte. Onderzoeken waarin is gekeken naar het effect van linolzuur op het daadwerkelijke ontstaan van hart- en vaatziekten, laten zien dat er geen aanwijzingen zijn voor een beschermend effect [2, 12-18]. Indien hier een medicijn zou worden beoordeeld, zou een commissie hoogstwaarschijnlijk oordelen dat er geen beschermende werking van uit gaat. Mogelijk zou het - op basis van het gerandomiseerde onderzoek - zelfs schadelijk kunnen zijn en daardoor niet op de markt komen.
Voor voedingsmiddelen en nutriënten (voedingsstoffen) gelden echter geen duidelijke criteria voor mogelijke causaliteit. Dit houdt in dat wetenschappers in een adviescommissie ad hoc en in vrije, moeilijk objectiveerbare samenspraak beslissen of een voedingsmiddel/nutriënt gezond dan wel ongezond is. Omdat er geen regels zijn waar wetenschappers en voorlichters zich aan hoeven te houden, kunnen ze oordelen dat voedingsstof A goed is voor de gezondheid en voedingsstof B schadelijk, ondanks dat onderzoek vergelijkbare effecten laat zien op bijvoorbeeld het cholesterol. Het vervangen van koolhydraten door verzadigd vet leidt bijvoorbeeld tot verhoogde LDL-cholesterol waarden. In tegenstelling tot wat mensen denken, laat visolie ook het LDL-cholesterol stijgen [19]. Indien de soorten vet op dezelfde wijze worden beoordeeld (op basis van het LDL-cholesterol), zou consumptie van beiden dus moeten worden afgeraden. Het moge duidelijk zijn dat dit niet gebeurt.

Biomarkers
Het cholesterolgehalte is een zgn. "biomarker" voor hart- en vaatziekten. Biomarkers zijn biologische parameters (bijv. enzymwaarden, hormoonwaarden, of andere biologische stoffen) die dienen als een indicator voor de gezondheid. Een voedingsmiddel/nutriënt kan tegelijkertijd invloed hebben op meerdere biomarkers. Het vervangen van koolhydraten door verzadigd vet verhoogt bijvoorbeeld zowel het LDL-cholesterol als het HDL-cholesterol [6]. Visolie heeft een gunstig effect op de triglyceriden waarden, maar een ongunstig effect op het LDL-cholesterol [19]. Welk advies moet je hier dan aan verbinden? In 2006 is een artikel gepubliceerd waarin een "kort" overzicht is gegeven van de huidige bestaande biomarkers [20]. De auteur beschrijft maar liefst 35 biomarkers voor hart- en vaatziekten in een tabel. Mogelijk bestaan er nog veel meer
Als we willen weten of een type vetzuur het risico op hart- en vaatziekten verhoogt, zou je zeggen dat het relevant is om een overzicht te maken van het effect van dit vetzuur op alle bestaande biomarkers. Toch wordt vaak alleen gekeken naar het cholesterolgehalte. Vooral het LDL-cholesterol.

LDL-cholesterol
De focus op cholesterol doet het voorkomen alsof alleen het LDL-cholesterol een betrouwbare biomarker is voor hart- en vaatziekten. Voor deze aanname bestaat geen bewijs of onderbouwd argument. De aanname die er echter uit voortvloeit, is dat alle voedingsmiddelen/nutriënten die het LDL-cholesterol beïnvloeden dus ook het risico op hart- en vaatziekten beïnvloeden. Effecten van linolzuur en verzadigd vet op hart- en vaatziekten worden "geschat" door te kijken naar effecten van deze nutriënten op het LDL-cholesterol. Toch worden adviezen over deze nutriënten naar de gewone burger gebracht alsof er overtuigend bewijs is voor een causaal effect op hart- en vaatziekten.

Niettemin zijn ook Nederlandse wetenschappers van mening dat er overtuigend bewijs is voor een gunstig causaal effect van linolzuur op de reductie van hart- en vaatziekten. Graag stel ik hen de volgende vragen:
1) Uit welk wetenschappelijke overzichtsartikel (= een zgn. systemic review) blijkt dat een verlaging van het LDL-cholesterolgehalte te allen tijde leidt tot een verlaging van het risico op hart- en vaatziekten?
2) Wat zijn de effecten van linolzuur op andere biomarkers voor hart- en vaatziekten? Hoe ziet de interactie tussen deze biomarkers eruit? Is deze positief, of negatief?
3) Hoe kan de geldende stelling dat verlaging van het LDL-cholesterol - bij inname van linolzuur - de oorzaak is van een verlaging van het risico op hart- en vaatziekten op een niet willekeurige manier worden gelegitimeerd?

Samenvatting
Een feitelijke, objectieve verwoording van resultaten uit wetenschappelijk onderzoek, zou kunnen zijn:
A) Het vervangen van koolhydraten door de combinatie van linolzuur + alfa-linoleenzuur verbetert mogelijk het cholesterolgehalte. Dit effect is echter niet beschreven bij de inname van linolzuur.
B) Gerandomiseerd onderzoek laat zien dat:
- Een mediterraan dieet mogelijk zorgt voor een verlaagd risico op overlijden aan hart- en vaatziekten.
- Hoge consumptie van omega-6 vetzuren/linolzuur het risico op overlijden aan hart- en vaatziekten (niet-significant) verhoogt.
- Het vervangen van verzadigd vet door meervoudig onverzadigd vet geen effect heeft op het risico op overlijden aan hart- en vaatziekten.
C) Prospectief cohort onderzoek geeft geen redelijke aanwijzing voor een relatie tussen de inname van linolzuur en het reduceren van de kans op het ontstaan van coronaire hartziekten.

Mijn vragen aan het Voedingscentrum zijn als volgt:
1) Vindt u het overbodig om de gezondheidseffecten van voedingsmiddelen (of nutriënten) objectief en transparant te beoordelen en dat oordeel vast te leggen?
2) Zo nee, welke methode(n) hanteert u om voedingsmiddelen op dezelfde basis te beoordelen?
3) Welke criteria hanteert u om causaliteit bewezen te achten, cq. aan welke voorwaarden dient onderzoek te voldoen om advisering door het Voedingscentrum te rechtvaardigen?
4) Waarom wordt bij linolzuur en verzadigd vet alleen gekeken naar het effect op het LDL-cholesterol? Waarom gebeurt dit niet bij visolie en alle andere nutriënten?

-- Referenties --
[1] NOS nieuws. Omega-6 mogelijk ongezond. 6 februari 2013. http://nos.nl/artikel/471010-omega6-mogelijk-ongezond.html
[2] Ramsden CE. Use of dietary linoleic acid for secondary prevention of coronary heart disease and death: evaluation of recovered data from the Sydney Diet Heart Study and updated meta-analysis. BMJ. 2013 Feb 4;346:e8707. doi: 10.1136/bmj.e8707. http://www.bmj.com/highwire/filestream/629053/field_highwire_article_pdf/0/bmj.e8707
[3] Voedingscentrum. Halvarine met linolzuur kan prima op je boterham. 7 februari 2013. http://voedingengezondheid.com/Halvarine%20met%20linolzuur%20kan%20prima%20op%20je%20boterham
[4] Productschap MVO: Statement naar aanleiding van BMJ publicatie over omga-6 vetzuren. 07.02.2013. http://www.mvo.nl/Kernactiviteiten/VoedingenGezondheid/Nieuws/07022013StatementnaaraanleidingvanBMJpubli/tabid/4175/language/nl-NL/Default.aspx
[5] EFSA Panel on Dietetic Products, Nutrition and Allergies (NDA); Scientific Opinion on the substantiation of health claims related to linoleic acid and maintenance of normal blood cholesterol concentrations (ID 489) pursuant to Article 13(1) of Regulation (EC) No 1924/2006 on request from the European Commission. EFSA Journal 2009; 7(9):1276. [12 pp.]. doi:10.2903/j.efsa.2009.1276. Beschikbaar op: http://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/1276.htm
[6] Mensink RP et al. Effects of dietary fatty acids and carbohydrates on the ratio of serum total to HDL cholesterol and on serum lipids and apolipoproteins: a meta-analysis of 60 controlled trials. Am J ClinNutr. 2003 May;77(5):1146-55. http://ajcn.nutrition.org/content/77/5/1146.long
[7] Hoenselaar R. Linolzuur en hart- en vaatziekten. Deel 2: Gezondheidsclaim dat linolzuur gunstig is voor het cholesterol minimaal onderbouwd. 17-2-2013. Beschikbaar op: http://voedingengezondheid.com/linolzuur-hart-en-vaatziekten-cholesterol.html
[8] Mozaffarian D. Effects on coronary heart disease of increasing polyunsaturated fat in place of saturated fat: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. PLoS Med. 2010 Mar 23;7(3):e1000252. doi: 10.1371/journal.pmed.1000252. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20351774
[9] RamsdenCE. n-6 fatty acid-specific and mixed polyunsaturate dietary interventions have different effects on CHD risk: a meta-analysis of randomised controlled trials. Br J Nutr. 2010 Dec;104(11):1586-600. doi: 10.1017/S0007114510004010. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21118617
[10] Hoenselaar R. Further response fromHoenselaar. Br J Nutr. 2012 Sep;108(5):939-42. doi: 10.1017/S0007114512000402. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22377374
[11] Oh K, Hu FB, Manson JE, Stampfer MJ, Willett WC. Dietary fat intake and risk of coronary heart disease in women: 20 years of follow-up of the nurses' health study. Am J Epidemiol. 2005 Apr 1;161(7):672-9. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15781956
[12] Ascherio A, Rimm EB, Giovannucci EL, Spiegelman D, Stampfer M, Willett WC. Dietary fat and risk of coronary heart disease in men: cohort follow up study in the United States. BMJ. 1996 Jul 13;313(7049):84-90. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/8688759
[13] de Goede J, Geleijnse JM, Boer JM, Kromhout D, Verschuren WM. Linoleic acid intake, plasma cholesterol and 10-year incidence of CHD in 20,000 middle-aged men and women in the Netherlands.Br J Nutr. 2012 Apr;107(7):1070-6. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21816117
[14] Dolecek TA. Epidemiological evidence of relationships between dietary polyunsaturated fatty acids and mortality in the multiple risk factor intervention trial. Proc Soc Exp Biol Med. 1992 Jun;200(2):177-82. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/1579579
[15] Goldbourt U, Yaari S, Medalie JH. Factors predictive of long-term coronary heart disease mortality among 10,059 male Israeli civil servants and municipal employees. A 23-year mortality follow-up in the Israeli Ischemic Heart Disease Study. Cardiology. 1993;82(2-3):100-21. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/8324774
[16] Paul O, Lepper MH, Phelan WH, Dupertuis GW, MacMillan A, McKean H. A longitudinal study of coronary heart disease. Circulation. 1963 Jul;28:20-31. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/13941964
[17] Pietinen P, Ascherio A, Korhonen P, Hartman AM, Willett WC, Albanes D. Intake of fatty acids and risk of coronary heart disease in a cohort of Finnish men. The Alpha-Tocopherol, Beta-Carotene Cancer Prevention Study. Am J Epidemiol. 1997 May 15;145(10):876-87. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/9149659
[18] Vedtofte MS, Jakobsen MU, Lauritzen L, Heitmann BL. Dietary a-linolenic acid, linoleic acid, and n-3 long-chain PUFA and risk of ischemic heart disease.Am J ClinNutr. 2011 Oct;94(4):1097-103. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21865326
[19] Balk EM. Effects of omega-3 fatty acids on serum markers of cardiovascular disease risk: a systematic review. Atherosclerosis. 2006 Nov;189(1):19-30.Effects of omega-3 fatty acids on serum markers of cardiovascular disease risk: a systematic review.http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/16530201
[20] Vasan RS.Basic science for clinicians.Biomarkers of cardiovascular disease.Molecular basis and practical considerations.Circulation. 2006; 113: 2335-2362 doi: 10.1161/CIRCULATIONAHA.104.482570. http://circ.ahajournals.org/content/113/19/2335.full


Fotocredits: Marketing incompatibility #fail, uitsnede, Ochinko

Dit artikel afdrukken