De in Antwerpen geboren wereldburger Gunter Pauli verwierf wereldfaam door zijn boek Blue Economy, dat we van hem ook Green Economy 2.0 mogen noemen. Het verschil met de 1.0 versie waar de rest van de wereld in blijft steken, is de integrale visie die hij met aanstekelijk enthousiasme uitdraagt. Visie? Dat doet hem tekort. Hij realiseert zijn ideeën. Overal ter wereld zoekt hij de kansen op. Waar hij komt spreken, laat hij het gevoel achter dat het anders kan.

Een optimist en van alle markten thuis
Pauli is een systeemdenker die van alle markten thuis is. Hij praat even makkelijk over natuurkunde, mijnbouw, chemie en walvissen als over cash flow analyses, markten en kinderverhalen. Hij heeft een visie op de toekomst als geheel. Losse onderwerpen als voedsel, energie, delfstoffen of politieke instabiliteit zijn aan hem niet besteed. “Je moet alles in samenhang zien”, zegt hij. Voor Pauli is de wereld een ecosysteem waarin we ecologisch, economisch en sociaal moeten zien te overleven. Varkensmest, chemische fabrieken, tuinbouw, transport en de belangen van de Rotterdamse haven vormen voor hem één geheel. Ik sprak met hem toen hij in Bogota (Colombia) de mijnbouw, de bamboeteelt en de tissue- en cementindustrie aan elkaar aan het koppelen was. We spraken over zijn optimisme voor de toekomst.

Pauli ziet een welvarende wereld voor zich waarin geen schaarste meer is. Dat is opmerkelijk in een tijd waarin we het allemaal minder zien worden. Zijn geheim? We moeten in grote gehelen in plaats van kleine afzonderlijke delen leren denken en doen. Problemen los je niet op door steeds dieper in steeds geïsoleerdere onderwerpen te duiken. Die manier van doen noemt hij “vreselijk old school” en leidt, zo zegt Pauli, “letterlijk tot de dood van de mensheid“.

Mest is een uitdaging, geen probleem
‘Neem mest’, zegt Pauli. ’In Nederland hebben jullie daar teveel van en dus is het een probleem. Maar mest is een geconcentreerde voedingsbron voor planten waar overal ter wereld grote vraag naar is. De uitdaging is om het naar plekken te krijgen waar er een tekort aan is. Mest is dus geen probleem als mest, maar als transportprobleem. Het bestaat voornamelijk uit water. Dat moet je eruit halen. Mest is dus een chemisch probleem. Het moet verwerkt worden; doe je dat, dan valt er goud uit te halen. Je kunt het uit elkaar halen in zijn verschillen componenten en het zo als kant-en-klaar droge stof verschepen. Om dat te doen heb je een chemische fabriek nodig. Die kan de grondstof tegen betaling (!) inkopen want in Nederland moet de boer voor het storten van mest betalen. In zijn fabriek kan een chemiereus die omwerken tot een hoogwaardig product. Via de havens van Rotterdam en Antwerpen kan het verscheept worden. Mest is dus geen probleem, maar een businessuitdaging om er in transport en chemie handel van te maken. Kan het nog niet uit omdat er nog genoeg kunstmest gemaakt kan worden? Maak dan duidelijk wat er gebeurt als we niet op tijd leren mest terug te brengen op het land of in kassen waar er een tekort aan is. De grenzen aan de kunstmestproductie zijn binnenkort bereikt. De prijzen zullen gigantisch stijgen. Degene die de technieken en businessmodellen het eerst ontwikkelt en weet op te schalen door de kans in het probleem te zien heeft goud in handen. Nog mooier zou het zijn als een machinebouwer met chemische kennis een droger zou weten te ontwikkelen die op de boerderij mest zuivert - dat dat kan is bewezen met WC’s voor mensen! - droogt en klaar maakt voor vervoer. In de haven van Rotterdam kan het verzameld, verder behandeld, samengesteld en verpakt worden voor verscheping van op maat gemaakt voedingsstoffen voor plantaardig voedsel naar de rest van de wereld. De boer verdient opeens minstens zoveel aan zijn mest als aan zijn vlees. In plaats van een olieraffinaderij kan Rotterdam de basis worden voor een totaal nieuwe chemische industrie Dat is belangrijk want olie en gas zijn er straks niet meer en Rotterdam wil toch zeker wel een functie blijven houden.”

Drie vragen
Zulke aaneenschakelingen van vraagstukken en belangen zijn tekenend voor Pauli’s even holistische als praktische (‘het moet te implementeren zijn’, zegt hij steeds) manier van denken. Er zijn geen problemen, maar uitdagingen. Die los je niet op door naar het probleem te kijken, maar naar de context als geheel. Pauli blijkt zelfs een risicotheorie te hanteren die gebaseerd is op het geheel. “Het is veel gevaarlijker om een probleem in isolement op te lossen dan als geheel. Op één been kun je niet lopen”, zegt hij, “op twee gaat het al beter en op vier, zoals een cheetah, gaat het nog veel beter”. Met andere woorden, als je een probleem vanaf meerdere kanten tegelijk aanpakt, is de kans het grootst dat je in een nieuw evenwicht komt. Los je het probleem vanuit slechts één pespectief op dan loop je de kans dat je weer een nieuwe onbalans creeert en nog verder van huis raakt. Zo deden we het tot op heden. Nu is het tijd voor zo integraal mogelijke manieren van denken en doen om uit de problemen te komen.

Ik stelde Pauli drie vragen.
1. Zijn we als mensheid wel slim genoeg om al die theoretisch denkbare oplossingen te realiseren?
“Met die vraag heb je de belangrijkste uitdaging te pakken waar we voor staan: onzelf en onze attitude. Ken je mijn verhalen voor kinderen?” reageert Pauli “Tachtig procent van mijn werk doe ik met jonge mensen. Van kinderen tot jong-volwassenen. Ze zitten nog niet in een keurslijf en kunnen nog dromen van mogelijkheden. Ze denken nog niet in hoe het hoort of moet. Ik laat hen zien hoe dingen fundamenteel anders kunnen.’ Hij laat ze bijvoorbeeld zien dat je via gelijkstroom energie uit de druk van een dak kunt halen en daarmee een heel gebouw autonoom in zijn energievoorziening kunt maken. Daar komt geen greintje vervuiling of kabel van buitenaf meer aan te pas. “Een Toyota Prius en zelfs zonnepanelen die terugleveren aan het net zijn daarnaast leuk, maar niet goed genoeg meer. Dát moet een kind zijn ouders vertellen: zo’n auto of zulke panelen zijn niet goed genoeg. Er kan veel meer, het kan veel slimmer. Dat zal hun ouders die in de wereld aan de touwtjes trekken aan het durven, denken en vooral doen moeten zetten. Natuurlijk kan het. Er is maar één voorwaarde”, zegt Pauli. “We moeten onze kinderlijke fantasie en ons kinderlijke combineervermogen laten samenvloeien met onze kennis. Intellectueel zijn we in staat de oplossingen te begrijpen. We moeten ze leren toelaten en ernaar handelen. Zonder de invloed van jeugd is dat ondenkbaar.”

2. Volgens Pauli moeten we luisteren naar de wetten van de natuurkunde. De chemie en biologie kunnen we daar beter buiten laten. Die passen zich nl. vanzelf aan, terwijl de natuurkunde altijd voorspelbaar reageert. Maar, vroeg ik, zal de levende natuur niet steeds terugslaan als we met z’n allen en grootschalig als tovenaarsleerlingen aan het experimenteren slaan zoals Pauli voorstelt? Vormt dat geen geweldig groot risico?
“Als we niets doen, zijn we sowieso dood”, zegt Pauli. Ecologisch, economisch en sociaal hebben we een systeem gemaakt dat niet kan overleven. “We moeten het experiment wel aangaan. We hebben geen keuze. Bovendien”, vervolgt Pauli meteen,”is het risico juist niet groot als we erin slagen de problemen vanuit zoveel mogelijk perspectieven tegelijk op te lossen. Als iedereen zijn kleine ding doet, past het systeem zich van alle kanten tegelijk aan en reduceren we juist het risico van overdruk vanuit slechts één oplossing voor één probleem. We moeten durven en als we het zo doen is dat nog de veiligste manier ook.” Terwijl we doorpraten vraagt Pauli me of ik het werk van Ilja Prigogine, de man van de factals en de chaostheorie, ken. Ja, dat ken ik. “Dan moet je het snappen. Nieuwe evenwichten vormen zich als vanzelf als er vanuit verschillende perspectieven tegelijk aan gewerkt wordt. Als iedereen zijn kleine steentje bijdraagt, is het risico voor zowel iedereen individueel als voor het systeem als levend geheel het laagst.” Zullen we op tijd zijn met bijsturen op die manier? We willen immers niet veranderen, merk ik op. “Daar heb je gelijk in”, zegt Pauli. “We hebben te maken met een hele generatie die niet wil minderen en die vindt dat hij kan rentenieren in een loterij zonder nieten. Die generatie wil geld verdienen in een wereld die stil staat en stuk loopt en geld kan verdienen met geld. Zo werkt het niet. Geld moet stromen en echt werken. Dat gaat niet zonder steeds risico’s te nemen. Er is steeds weer nieuwe, slimme ontwikkeling nodig vanuit zgn. dissipatieve structuren zonder hierachie. Zo werkt de natuur ook.”

3. De bestaande economie is volgens Pauli in de greep van de ‘MBA’s’. Ze mijden risico’s en maximaliseren de winst uit het bestaande. Daarom loopt alles vast. Hoe kun je zo’n wereld ervan overtuigen over te stappen op de vernieuwende principes van de blue economy en de nog lang niet afgeschreven triljarden die in bedrijven en infrastructuren overal ter wereld het verleden in stand houden?
“Laat ik een voorbeeld geven van het project waar ik op dit moment mee bezig ben. De mijn waar ik aan werk wordt binnen een voorspelbare termijn opgestart en wordt dan na jaren extractie waardeloos. Hij bezit echter 26.000 vierkante kilometer grond waarop uitstekend bamboe kan worden verbouwd. Die is interessant voor de papierindustrie die de prijzen van zijn voornaamste grondstof, eucalyptusbomen, hard ziet stijgen. Bamboe stimuleert de natuurlijke watercyclus en is daarom zowel ecologisch als economisch aantrekkelijker als grondstof. Ik heb de eigenaren van de mijn kunnen voorrekenen dat de verwachte waardestijging van de grond 3000% is. Als ze er nog een vorm van cementwinning mee verbinden, wordt hun toekomstig rendement nog aantrekkelijker. Zelf zouden ze zo niet denken, maar door verschillende perspectieven te combineren , kan ik hen met de technieken van de MBA’s – van integrale kostprijsberekeningen, asset management technieken en discounted cash flow analyses – laten zien dat ze op moeten schieten willen ze de boot niet missen.” Pauli’s optimisme is onstuitbaar.

Gunter Pauli is op 15 april te horen in de Rode Hoed. Daar zal hij met zijn alles met alles verbindende enthousiasme laten zien hoe je food en agri vanuit het geheel van onze toekomst kunt bekijken. Ik ga luisteren. Ons vraaggesprek smaakte naar meer.

Een voorproefje van Pauli's optimistische kijk op de toekomst:




Fotocredits: Gunter Pauli, liftconferencephotos
Dit artikel afdrukken