Tien jaar lang ben ik directeur geweest van SAI Platform, het Sustainable Agriculture Initiative. Dit platform verenigt de mondiale voedingsmiddelenbedrijven en de supermarkten. In dat platform discussieerden we over alle duurzaamheidskwesties die de boer raken of die de boer veroorzaakt. We verzamelden en bedachten good practices en manieren hoe we boeren konden bewegen het goede te doen en het foute te laten. Die goede praktijken behelzen zaken van de zorg voor bodem, water, ecosystemen en klimaat tot voedselveiligheid, arbeidsveiligheid en een gezonde bedrijfsvoering. Allemaal zaken, waar elk weldenkend mens wel het belang van inziet, maar die niet altijd gemakkelijk te realiseren zijn.

Ik merkte dat ik steeds meer ‘mijn rol' was geworden
Deze goeie ideeën komen bij de boer terecht in de vorm van vragen, criteria en eisen. De inhoud mag dan goed zijn, deze werkwijze soms redelijk demotiverend. Ik drukte mijn leden weliswaar altijd op het hart: "gebruik de inhoud om een relatie over deze ambities op te bouwen en de onpersoonlijke supply chain juist persoonlijk en verbonden te maken en gooi niet een vragenlijst over het hek van de boerderij", maar ik was me bewust dat dit niet altijd zo werd gedaan.

Eind 2017 besloot ik op zoek te gaan naar een nieuwe uitdaging. Ik merkte dat ik steeds meer ‘mijn rol' was geworden, in plaats van een mens die een functie uitoefende. Als je je te veel vereenzelvigt met je rol, wordt het ook steeds lastiger scherp kijken naar de missie, de resultaten en de oplossingen. Net als een schilder regelmatig achteruit moet stappen om echt te zien wat hij op armlengte afstand aan het schilderen is, moet een professional dat af en toe ook doen. Anders wordt je bijziend en ga je gemakkelijk doelen en middelen verwarren.

Wordt het groter, dan worden de relaties zakelijker. Dat lijkt een dooddoener, maar de gevolgen zijn onbedoeld groter dan we ons realiseren
Om mijn ‘terug stappen’ nuttig te maken, ben ik ‘embedded’ onderzoek gaan doen bij de mensen die 10 jaar lang mijn object waren geweest, de boeren. Op 5 januari jongstleden ben ik op de fiets gestapt en ben in ruim 2 maanden van-boer-tot-boer naar het zuiden van Spanje gereden. Onderweg logeerde ik bij Nederlandse, Belgische, Franse en Spaanse boeren om hun verhalen te horen en op te tekenen. Ik heb veetelers en zuivelaars maar ook akker-, tuin- en wijnbouwers ontmoet. Ik heb genoten van hun gezelschap, gastvrijheid en verhalen en daar verslag van gedaan op connectingfarmers.eu en Foodlog.

Boeren die hun klanten kennen lijken het gelukkigst
Eén van mijn belangrijkste observaties raakt de kern van ons voedingsproductiesysteem. Zolang het kleinschalig en/of lokaal is zijn alle relaties van een menselijke aard. Wordt het groter, dan worden de relaties zakelijker. Dat lijkt een dooddoener, maar de gevolgen zijn onbedoeld groter dan we ons realiseren. Op het moment dat er een (langdurige) persoonlijke relatie bestaat tussen boer en koper, spelen menselijke waarden en omgangsvormen als vertrouwen, gunnen, complimenten geven en krijgen, vakmanschap en trots een bijzonder grote rol. Dat soort waarden bepaalt in hoge mate de kwaliteit, smaak en productiewijze van de appel, de melk, de wortel of de wijn.
Het is pijnlijk dat zelfs ‘teveel kwaliteit’ oneconomisch is
Zolang de prijs ok is, hoorde ik keer op keer, haalt de boer zijn voldoening vooral uit een mix van die andere waarden. Zoals iedereen. In zakelijke en vooral in onpersoonlijke relaties tellen dergelijke waarden niet. Prijs, en een minimum kwaliteit (inclusief voedselveiligheid) zijn de enige zaken die tellen in het economisch verkeer. Het is pijnlijk dat zelfs ‘teveel kwaliteit’ oneconomisch is. In een persoonlijke transactie kun je trots zijn op betere kwaliteit of kun je als ontvanger een welgemeend compliment geven, over die "worteltjes van vorige week die echt bijzonder lekker waren". Boeren met klanten die hen persoonlijk kennen, schenen mij zonder uitzondering het gelukkigst, terwijl de grootgrondbezitters met 100 hectare of meer van de één of andere commodity zelden een gelukkige indruk maakten. De grote akkerbouwers verdienden daarbij vaak ook nog eens te weinig om zonder EU-subsidie of aanvullend salaris van hun echtgenote rond te kunnen komen. Aan hun gewassen maakten ze weinig woorden vuil, zolang het maar goed genoeg is, voor de vrachtwagenchauffeur die het op komt halen. Echt trots zijn ze er niet op, en passie zag ik niet.

Onpersoonlijke relaties motiveren tot efficiency en geld verdienen, niet tot het best mogelijke
Wanneer de klantrelaties onpersoonlijk zijn, is ook de moraal of motivatie om iets bijzonders te doen vrij laag. En dat is nu juist de situatie in het industriële, commerciële food-systeem. Onder de vlag van ‘efficiency’ zijn de ketenrelaties in de loop van decennia tot op het bot uitgekleed. Als je in die situatie, via administratieve weg, extra voedselveiligheids- of duurzaamheidscriteria gaat invoeren, kan het nobele oogmerk en zelfs de urgentie van duurzaamheid de uitgeholde relatie niet helen. Op zo’n moment komen de slimme, juiste inhoud en de goed bedoelde intenties niet over en worden voedselveiligheid en duurzaamheid synoniem aan het juist invullen van een vragenlijst. Dan spannen de we dus het paard achter de wagen en frustreren we meer dan dat we echt duurzamere praktijken op de boerderij brengen. Helemaal als we dan na zo’n invulactie, ook nog een auditor langs sturen die in een paar uur gaat kijken of het wel klopt. Hoe? Door de papieren te checken! De boer voelt zich niet gezien zijn vakmanschap; en de koper wordt er eigenlijk ook niet beter van.

Gedwongen liegen
Een Nederlandse fruitteler vertelde me over een de verbanning van een pesticide dat veel gebruikt werd in de appelteelt: "Het ergste vind ik eigenlijk dat ze ons dwingen te liegen. Nu we dat middel niet meer mogen gebruiken, vult iedereen braaf in dat ze het niet gebruiken, maar we weten dat het in België legaal te koop is. En we hebben geen alternatief, dus je kunt uittellen wat er gebeurt. De inkoper van de supermarkt zegt dan, "Het maakt mij niet uit wat je doet, als je het maar niet opschrijft, want dan kan ik het niet kopen".’’

Het is de respectloze manier waarop duurzaamheidschecklists worden rondgestuurd of de ongeïnteresseerde deadlines die wordt gesteld voor retournering, die tegen de borst stuiten
Praatje of een lijstje?
Ik heb 10 jaar lang over de inhoud en betekenis van duurzame landbouw gedacht en mogen leren van honderden wetenschappers, NGO’s en boerenorganisaties. Inhoudelijk, waren de 35 boeren die ik sprak het met de meeste aspecten wel eens. De lokaal leverende, West-Europese boer brengt doorgaans al meer dan 90% hiervan al in de praktijk. Gewoon omdat het goed boeren is. Hij vraagt hiervoor geen [biologische] certificaten of labels aan. Zijn klanten komen gewoon een praatje maken en zien hoe hij zijn werk doet. Hij vraagt niet te veel voor zijn product en zij betalen niet te weinig, omdat de relatie hen kostbaar is.

Het is de respectloze manier waarop duurzaamheidschecklists worden rondgestuurd of de ongeïnteresseerde deadlines die wordt gesteld voor retournering, die tegen de borst stuiten. Het zijn de auditorkosten die hij moeten betalen om hem te controleren omdat iemand anders hem niet vertrouwt. En als het dan alleen maar gaat om een risico van een producent of supermarkt te managen, en niet uit oprechte zorg of interesse voor de bron van de supply chain, werken veel boeren op papier wel mee, maar niet met hun hart en waarschijnlijk ook niet in de praktijk. Terwijl ik op mijn fietstocht alleen maar boeren tegenkwam die dat maar al te graag willen. Want wie wil er nu niet trots zijn op het product dat ie maakt? Als we vakmanschap, trots, samenwerking en vertrouwen beter laten helpen bij de verduurzaming van de landbouw en ons voedsel, wordt het beter en leuker voor iedereen!
Dit artikel afdrukken