Kunnen we een betaalbaar, biodiversiteit sparend, fossiele mest-vrij en toch voor iedereen voedselzeker landbouwsysteem maken? Zowel Brusselse als Haagse beleidsmakers stellen boeren, de levensmiddelenindustrie en de detailhandel voor die uitdaging.
In een serie van 7 artikelen onderzoeken agrobioloog Henk Breman en melkveehouderszoon Jeroen van Buuren de geschiedenis van de mens vanuit de beschikbaarheid van mest. Wat heeft het leven in petto voor de mens zónder mest die gemaakt is met fossiele energie? Vandaag deel 6: landbouw is een mondiaal gesleep van voedingstoffen naar de rijke landen. Meer regionale circulariteit én de daarmee samenhangende welvaartsspreiding zijn nodig om daar verandering in te brengen.
In de vijf voorgaande artikelen in deze serie zagen we dat er nog geen groene circulaire meststoffen (GCM's) zijn die het hart sneller doen kloppen. Positief is de aandacht voor zuinig omgaan met grondstoffen en voor systemen en technieken die de efficiëntie van processen vergroten. Dankzij die aandacht is de uitstoot van broeikasgassen uit de landbouw de laatste 15 jaar aan het afnemen, net als in rest van de economie.
Het is spijtig dat het denken over de kringlooplandbouw vooral gericht is op de minerale meststoffen als fosfor (P) en kalium (K). Minstens zo belangrijk is aandacht voor koolstof (C) en stikstof (N), die alle twee zo lang en vaak als mogelijk in organische massa gebonden zouden moeten blijven om klimaatverandering tegen te gaan. Kan circulariteit van nutriënten daar wellicht aan bijdragen?
Biobrandstoffen bedreigen kringloopaanpak
Recycling van grondstoffen en hergebruik van organische stof is een must, maar geen wonderoplossing. Omdat er altijd significante verliezen optreden, zijn volledig gesloten landbouwkringlopen een illusie. Die optimistische kringloopgedachte wordt bovendien bedreigd door de grote hoeveelheden bio-energie die onze samenleving gebruikt. Bio-energie en kringlooplandbouw bijten elkaar in het streven naar duurzame kringlopen. We stoppen koolzaadolie in onze tank en gebruiken houtpellets om elektriciteit op te wekken. Daarmee gebruiken we goede landbouwgrond, vernietigen we natuur en halen we nutriënten voor langere tijd uit de kringloop.
Zulke praktijken schaden het voedselsysteem, boeren akkers uit, putten ecosystemen uit en gaan regelrecht tegen iedere vorm van circulariteit in. In Nederland draagt niettemin biomassa voor 54% bij aan het zogenaamde 'hernieuwbare' - lees: circulaire - energiegebruik. En dan valt het in Nederland nog wel mee. Hoewel ons land zich in de achterhoede van duurzame energiegebruikers bevindt, ligt het aandeel energie uit biomassa in de hernieuwbare energiemix in de EU met 58% zelfs nog iets hoger dan in Nederland. Daarmee bevinden we ons op een ongewenst, want onduurzaam pad.
Willen we onze samenleving verduurzamen, dan is het essentieel om zoveel mogelijk koolstof vast te leggen of gebonden te houden als organische stof. Dat kan in levende en dode biomassa en door fossiele massa zoveel mogelijk in de bodem te laten. Alleen dat helpt om de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer niet verder te laten toenemen. Voedselzekerheid vraagt om een zo klein mogelijk landbouwareaal. Tegelijk moet het groot genoeg zijn om de groeiende wereldbevolking te kunnen voeden. De eis ‘zo klein mogelijk, maar zo groot als nodig’ wordt bepaald door onze afhankelijkheid van biodiversiteit. Omdat die zo groot mogelijk moet zijn voor een weerbare leefomgeving, moet een zo groot mogelijke oppervlakte worden gereserveerd voor natuurlijke ecosystemen. Dat betekent dat op goede landbouwgrond voedsel via landbouwsystemen met hoge opbrengsten moet worden geproduceerd. Gebeurt dat niet, dan snoept de landbouw natuur weg met als resultaat dat natuurlijke ecosystemen verzwakken.
Als de eis om CO2 zo lang mogelijk als levende en dode organische stof vast te houden centraal komt te staan, kan een nieuwe kijk op kunstmest ontstaan. Kunstmest is minder schadelijk dan velen denken. Natuurlijk wordt er CO2 bij productie op basis van fossiele energie uitgestoten. Maar, zo legden we al eerder uit, bij efficiënt kunstmestgebruik wordt er 20 à 30 keer meer CO2 vastgelegd dan uitgestoten.
Als kunstmest wereldwijd effectief en efficiënt gebruikt wordt, kan de uitputting en degradatie van landbouwgrond en de ontginning van natuurlijke ecosystemen stoppen. Herbebossing wordt mogelijk; de toename van levende en dode organische stof wordt weer veel groter dan de afname. De vastlegging van CO2 kan weer toenemen. Niet voor niets is er in Nederland sinds de uitvinding en het gebruik van kunstmest bijna 100.000 ha bos bijgekomen. Ook de import van nutriënten via veevoer heeft daaraan bijgedragen, nutriënten uit elders gebruikte kunstmest dan wel uit ontbossing en bodemuitputting.
Echt profiteren van de positieve kant van kunstmest tegen verdere klimaatverandering, vraagt om veel meer aandacht voor het vasthouden van de door fotosynthese extra vastgelegde CO2. Dat lijkt een nuttiger spoor dan het gebruik van koolstof in biomassa voor de productie van biogas of andere vormen van energie via (co)vergisting. Dat geldt ook voor al dat kappen in Nederlandse bossen omdat het stoken van hout-'afval' als duurzaam mag gelden. Zolang politici en de parlementaire besluiten die zij nemen onvoldoende begrip hebben van de rol die kunstmest in de landbouwcyclus en de impact daarvan op de biodiversiteit, blijft de rem die kunstmest kan zetten op klimaatverandering onderbelicht.
Daartegenover staat de grote schadelijkheid van met goedkope fossiele energie geproduceerde kunstmest in de vorm van bevolkingsgroei. Door het gebruik van kunstmest telt de aarde minstens twee en wellicht zelfs drie keer zo veel mensen als zonder kunstmest mogelijk zou zijn geweest. Er zijn schattingen dat de beschikbaarheid van stikstof in de bodem door kunstmest in een voor planten opneembare vorm sinds de ontdekking van kunstmest met een factor drie is toegenomen. Als je weet dat stikstof voor gewasgroei zelfs in droge gebieden een meer beperkende factor is dan water, realiseer je je de betekenis daarvan. Maar zoals we al eerder betoogden, hebben gewassen uiteraard ook fosfaat nodig om effectief van de beschikbare stikstof te kunnen profiteren. Op zijn beurt is ook fosfaat weer een limiterende factor voor het effect van stikstof.
Waarom Gates boer werd
Fosfaat en ruimte zijn twee onmisbare factoren voor het optimaal functioneren van de menselijke maatschappij. De beschikbaarheid van beide staat echter onder druk. Die ontwikkelingen mag mede gezien worden als bron van de groeiende ongelijkheid die Thomas Piketty beschrijft in zijn inmiddels wereldberoemde boek Le capital au XXIe siècle. “Kapitaal is aan de winnende hand, zeker nu de groei terugvalt, en er weinig is wat het tegenhoudt”, een zin uit de korte Nederlandse samenvatting door Wouter van Bergen en Martin Visser. Schaarste drijft de prijzen op en brengt de limiterende factoren in de macht van een beperkt aantal mensen. Niet voor niets zei belegger Jim Rogers al jaren geleden dat boeren rijk zouden worden, maar dat het wel boeren zouden zijn die in een Lamborghini rijden. Zo’n boer is bijvoorbeeld Bill Gates in wiens beleggingsportefeuille een flink lap landbouwgrond zit.
In de armste landen geeft een vrouw gemiddeld het leven aan meer dan 7 geboortes; in de rijkste is dat minder dan 1 geworden. Het mondiale gemiddelde ligt rond de 2,5 geboortes. Op het armste continent, Afrika, varieert het van 7,5 tot 2. Het plateau van 2 geboortes per Afrikaanse vrouw wordt bereikt bij een gemiddeld bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking van $10.000/jaar. In landen waar dat het geval is, is de productiviteit van de landbouw, uitgedrukt in graanequivalenten, gestegen van 500 naar 4.000 kg/ha. Het statistische verband tussen die kengetallen is te opvallend om het niet serieus te nemen.
Ongelijkheid neemt verder toe
Piketty focust op de weer groeiende invloed van kapitaal in verband met ongelijkheid. Lang nam de wereldrijkdom dusdanig toe dat er genoeg kruimels van tafel vielen voor de minderbedeelden. Maar nu de grenzen van de groei daadwerkelijk zichtbaar worden, neemt dit trickle down effect af.
Daarnaast is er een mechanisme van heterogene herverdeling van grondstoffen. In de landbouw wordt die veroorzaakt door transport van voeders, en allerlei vormen van marktgerichte landbouw. Dat transport is eenzijdig waar het de waarde van producten betreft. Rijke landen voeren naast veevoer dure producten in als cacao, koffie en thee, en non-food als katoen en rubber. Armere landen importeren met name granen en laagwaardige (bij)producten uit de veehouderij. Wat grof gesteld, leidt dit tot een logica van uitputting van nutriënten in arme landen en een vervuilende verrijking in de rijke landen.
In lagelonenlanden, en met name in Sub-Sahara Afrika, kopen overheden goedkoop voedsel op de wereldmarkt om de groeiende stedelijke bevolking rustig te houden. Dat vinden ze een makkelijker oplossing dan verstandige landbouwontwikkeling, een proces van vele jaren. De groeiende lokale voedselproductie is meer gebaseerd op verdere uitbreiding van het landbouwareaal dan op verhoging van de productiviteit van bodems zodat het areaal kan worden beperkt. Steeds meer landbouwgrond raakt uitgeput, verliest zijn voorraden aan bodemorganische stof aan de atmosfeer en draagt daardoor bij aan klimaatverandering. Hetzelfde geldt voor de uitputting en degradatie van natuurlijke weidegronden en de ontginning van natuurlijke ecosystemen. Voor deze arme landen is dalende voedselproductie in rijke landen catastrofaal, want ze leidt tot stijgende wereldvoedselprijzen. De wereldmarkt reageerde met stijgende prijzen toen Timmermans zijn 'Green Deal' presenteerde, want de markt weet dat 25% biologische landbouw in de EU tot dalende productie zal leiden. Een recente studie van de EU zelf suggereert een 15% daling van de graanproductie. Voor boeren in onze contreien is de krapte een goede ontwikkeling omdat zij in ons deel van de wereld een groter deel uit ons besteedbaar inkomen in hun portemonnee zien vloeien.
Het einde van de landbouwontwikkelingsfase op basis van interne productiemiddelen, land, arbeid en kapitaal (zie onze eerste tekst in deze serie) kwam in zicht toen de bevolkingsgroei een dusdanige verhouding van het areaal aan es- en markegronden met zich meebracht, dat de markegronden te klein en de kuddes vee te groot werden om de vruchtbaarheid van de esgronden hoog genoeg te houden om de bevolking adequaat te voeden. Frans Aarts geeft daarvan een heldere beschrijving in Boeren in Peel en Kempen omstreeks 1800. Als gevolg daarvan werden de markegronden uitgeput en degradeerde de vegetatie. Het areaal van stuifzanden werd steeds groter, tot een maximum van 80.000 ha werd bereikt. Uitputting van rijkere gronden, leem en klei, duurde langer, maar ook daar werd de degradatie onderwerp van groeiende zorg. Dit proces, dat in Nederland stopte door toenemend kunstmestgebruik, is een wereldwijd verschijnsel.
De heterogene herverdeling van nutriënten door gesleep met voedsel en voeders is in wezen het proces van de Drentse es op wereldschaal. De arme landen, de ‘markegronden’, worden uitgeput door de rijke, de 'esgronden'. En net als in Nederland zo’n 150 jaar geleden is de oplossing voor het stoppen van uitputting en degradatie: kunstmest.
De oververrijking van de esgronden in de rijke landen moet stoppen. Dan lost het probleem van broeikasgasemissie en stikstofdepositie in Nederland zich vanzelf op. Niet kunstmest is het echte probleem maar ongelijkheid. Stop met het slepen van voeder en voedsel over de wereld. Stop met het transformeren van die voeders in dure zuivel en vlees, die tevens een bron van broeikasgassen en stikstofdepositie zijn. En stop met het belastingvrije gebruik van fossiele brandstoffen voor al dat gesleep.
Biologische boeren en tuinders vonden al een mooie oplossing om onze Nederlandse gronden van hun fosfaatverzadiging te ontdoen: het produceren van gras-klavermengsels als groene meststof voor akker- en tuinbouw. Maar gaat het niet te ver om te accepteren dat wij doorgaan met een economie gebaseerd op verrijking van onze gronden met de daarbij behorende uitstoot van broeikasgassen? De consequentie is immers ongelijkheid en verarming elders.
Nog gekker wordt het wanneer bedrijven uit rijke landen - zoals Rabobank nu doet - voorstellen om in Afrika boeren te belonen met zogeheten 'carbon credits´ voor de opslag van koolstof in hun gewassen. Wij lijken te denken dat we arme landen kunnen betalen om evenveel CO2 vast te leggen als wij uitstoten. Wie het bovenstaande goed tot zich heeft laten doordringen, weet dat dat niet gaat op markegronden, tenzij we de Afrikaanse boeren en burgers in staat stellen om zelf esgronden te ontwikkelen en rijker te worden. Maar hun groeiende materiële rijkdom gaat er bij ons af.
We moeten snappen dat landbouwontwikkeling in armere landen gepaard gaat met een mondiaal eerlijker verdeling van ruimte, fosfaat en de productie van stikstof. Circulaire landbouw maakt daar een begin mee, maar vergt ontwikkeling van de landbouw in gebieden die niet zelfvoorzienend zijn. Afrika is het bekendste en grootste voorbeeld.
Maandag 1 november verscheen deel 1: Groene Circulaire Meststoffen: wat zijn het, waarom willen ze en gaan het we ermee redden. Woensdag 3 november verscheen deel 2: Van stedelijke beerput naar kunstmest en weer terug. Zaterdag 6 november verscheen deel 3: Te duur?. Woensdag 10 november verscheen deel 4: De voor- en nadelen van Groene Circulaire Meststoffen. Zaterdag 13 november verscheen deel 5: Verlaten van lineaire landbouw heeft grote consequenties voor onze manier van leven
Dinsdag 7 december verschijnt deel 7, het slot van de serie.
Dit artikel afdrukken
Het is spijtig dat het denken over de kringlooplandbouw vooral gericht is op de minerale meststoffen als fosfor (P) en kalium (K). Minstens zo belangrijk is aandacht voor koolstof (C) en stikstof (N), die alle twee zo lang en vaak als mogelijk in organische massa gebonden zouden moeten blijven om klimaatverandering tegen te gaan. Kan circulariteit van nutriënten daar wellicht aan bijdragen?
Biobrandstoffen bedreigen kringloopaanpak
Recycling van grondstoffen en hergebruik van organische stof is een must, maar geen wonderoplossing. Omdat er altijd significante verliezen optreden, zijn volledig gesloten landbouwkringlopen een illusie. Die optimistische kringloopgedachte wordt bovendien bedreigd door de grote hoeveelheden bio-energie die onze samenleving gebruikt. Bio-energie en kringlooplandbouw bijten elkaar in het streven naar duurzame kringlopen. We stoppen koolzaadolie in onze tank en gebruiken houtpellets om elektriciteit op te wekken. Daarmee gebruiken we goede landbouwgrond, vernietigen we natuur en halen we nutriënten voor langere tijd uit de kringloop.
Zulke praktijken schaden het voedselsysteem, boeren akkers uit, putten ecosystemen uit en gaan regelrecht tegen iedere vorm van circulariteit in. In Nederland draagt niettemin biomassa voor 54% bij aan het zogenaamde 'hernieuwbare' - lees: circulaire - energiegebruik. En dan valt het in Nederland nog wel mee. Hoewel ons land zich in de achterhoede van duurzame energiegebruikers bevindt, ligt het aandeel energie uit biomassa in de hernieuwbare energiemix in de EU met 58% zelfs nog iets hoger dan in Nederland. Daarmee bevinden we ons op een ongewenst, want onduurzaam pad.
Willen we onze samenleving verduurzamen, dan is het essentieel om zoveel mogelijk koolstof vast te leggen of gebonden te houden als organische stof. Dat kan in levende en dode biomassa en door fossiele massa zoveel mogelijk in de bodem te laten. Alleen dat helpt om de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer niet verder te laten toenemen. Voedselzekerheid vraagt om een zo klein mogelijk landbouwareaal. Tegelijk moet het groot genoeg zijn om de groeiende wereldbevolking te kunnen voeden. De eis ‘zo klein mogelijk, maar zo groot als nodig’ wordt bepaald door onze afhankelijkheid van biodiversiteit. Omdat die zo groot mogelijk moet zijn voor een weerbare leefomgeving, moet een zo groot mogelijke oppervlakte worden gereserveerd voor natuurlijke ecosystemen. Dat betekent dat op goede landbouwgrond voedsel via landbouwsystemen met hoge opbrengsten moet worden geproduceerd. Gebeurt dat niet, dan snoept de landbouw natuur weg met als resultaat dat natuurlijke ecosystemen verzwakken.
Als kunstmest wereldwijd effectief en efficiënt gebruikt wordt, kan de uitputting en degradatie van landbouwgrond en de ontginning van natuurlijke ecosystemen stoppen. Herbebossing wordt mogelijkToch maar kunstmest?
Als de eis om CO2 zo lang mogelijk als levende en dode organische stof vast te houden centraal komt te staan, kan een nieuwe kijk op kunstmest ontstaan. Kunstmest is minder schadelijk dan velen denken. Natuurlijk wordt er CO2 bij productie op basis van fossiele energie uitgestoten. Maar, zo legden we al eerder uit, bij efficiënt kunstmestgebruik wordt er 20 à 30 keer meer CO2 vastgelegd dan uitgestoten.
Als kunstmest wereldwijd effectief en efficiënt gebruikt wordt, kan de uitputting en degradatie van landbouwgrond en de ontginning van natuurlijke ecosystemen stoppen. Herbebossing wordt mogelijk; de toename van levende en dode organische stof wordt weer veel groter dan de afname. De vastlegging van CO2 kan weer toenemen. Niet voor niets is er in Nederland sinds de uitvinding en het gebruik van kunstmest bijna 100.000 ha bos bijgekomen. Ook de import van nutriënten via veevoer heeft daaraan bijgedragen, nutriënten uit elders gebruikte kunstmest dan wel uit ontbossing en bodemuitputting.
Echt profiteren van de positieve kant van kunstmest tegen verdere klimaatverandering, vraagt om veel meer aandacht voor het vasthouden van de door fotosynthese extra vastgelegde CO2. Dat lijkt een nuttiger spoor dan het gebruik van koolstof in biomassa voor de productie van biogas of andere vormen van energie via (co)vergisting. Dat geldt ook voor al dat kappen in Nederlandse bossen omdat het stoken van hout-'afval' als duurzaam mag gelden. Zolang politici en de parlementaire besluiten die zij nemen onvoldoende begrip hebben van de rol die kunstmest in de landbouwcyclus en de impact daarvan op de biodiversiteit, blijft de rem die kunstmest kan zetten op klimaatverandering onderbelicht.
Daartegenover staat de grote schadelijkheid van met goedkope fossiele energie geproduceerde kunstmest in de vorm van bevolkingsgroei. Door het gebruik van kunstmest telt de aarde minstens twee en wellicht zelfs drie keer zo veel mensen als zonder kunstmest mogelijk zou zijn geweest. Er zijn schattingen dat de beschikbaarheid van stikstof in de bodem door kunstmest in een voor planten opneembare vorm sinds de ontdekking van kunstmest met een factor drie is toegenomen. Als je weet dat stikstof voor gewasgroei zelfs in droge gebieden een meer beperkende factor is dan water, realiseer je je de betekenis daarvan. Maar zoals we al eerder betoogden, hebben gewassen uiteraard ook fosfaat nodig om effectief van de beschikbare stikstof te kunnen profiteren. Op zijn beurt is ook fosfaat weer een limiterende factor voor het effect van stikstof.
Waarom Gates boer werd
Fosfaat en ruimte zijn twee onmisbare factoren voor het optimaal functioneren van de menselijke maatschappij. De beschikbaarheid van beide staat echter onder druk. Die ontwikkelingen mag mede gezien worden als bron van de groeiende ongelijkheid die Thomas Piketty beschrijft in zijn inmiddels wereldberoemde boek Le capital au XXIe siècle. “Kapitaal is aan de winnende hand, zeker nu de groei terugvalt, en er weinig is wat het tegenhoudt”, een zin uit de korte Nederlandse samenvatting door Wouter van Bergen en Martin Visser. Schaarste drijft de prijzen op en brengt de limiterende factoren in de macht van een beperkt aantal mensen. Niet voor niets zei belegger Jim Rogers al jaren geleden dat boeren rijk zouden worden, maar dat het wel boeren zouden zijn die in een Lamborghini rijden. Zo’n boer is bijvoorbeeld Bill Gates in wiens beleggingsportefeuille een flink lap landbouwgrond zit.
Piketty focust op de weer groeiende invloed van kapitaal in verband met ongelijkheid. Lang nam de wereldrijkdom dusdanig toe dat er genoeg kruimels van tafel vielen voor de minder bedeelden. Maar nu de grenzen van de groei daadwerkelijk zichtbaar worden, neemt dit 'trickle down effect' afZolang er nog geen groene kunstmest is, kan stikstofkunstmest gebruik worden - om ongelijkheid te verminderen en de bevolkingsgroei af te remmen. Dat is mogelijk door via landbouwontwikkeling niet alleen te focussen op opbrengstverhoging, maar ook op sociaal-economische ontwikkeling en hogere welvaart in arme landen. ‘Landbouw voor ontwikkeling’ noemde de Wereldbank dat. Zet landbouwontwikkeling, in de vorm van opbrengsten en de groei daarvan, af tegen het nationaal inkomen en er ontstaat een vorm van recht evenredige toename van welvaart en een afname van de bevolkingsgroei in lagelonenlanden. Uiteraard is de relatie veel te ingewikkeld om direct te zijn; ook kunstmest is geen duizend-dingen-doekje, maar wel een cruciale voorwaarde die aantoonbaar leidt tot grote maatschappelijke veranderingen.
In de armste landen geeft een vrouw gemiddeld het leven aan meer dan 7 geboortes; in de rijkste is dat minder dan 1 geworden. Het mondiale gemiddelde ligt rond de 2,5 geboortes. Op het armste continent, Afrika, varieert het van 7,5 tot 2. Het plateau van 2 geboortes per Afrikaanse vrouw wordt bereikt bij een gemiddeld bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking van $10.000/jaar. In landen waar dat het geval is, is de productiviteit van de landbouw, uitgedrukt in graanequivalenten, gestegen van 500 naar 4.000 kg/ha. Het statistische verband tussen die kengetallen is te opvallend om het niet serieus te nemen.
Ongelijkheid neemt verder toe
Piketty focust op de weer groeiende invloed van kapitaal in verband met ongelijkheid. Lang nam de wereldrijkdom dusdanig toe dat er genoeg kruimels van tafel vielen voor de minderbedeelden. Maar nu de grenzen van de groei daadwerkelijk zichtbaar worden, neemt dit trickle down effect af.
Daarnaast is er een mechanisme van heterogene herverdeling van grondstoffen. In de landbouw wordt die veroorzaakt door transport van voeders, en allerlei vormen van marktgerichte landbouw. Dat transport is eenzijdig waar het de waarde van producten betreft. Rijke landen voeren naast veevoer dure producten in als cacao, koffie en thee, en non-food als katoen en rubber. Armere landen importeren met name granen en laagwaardige (bij)producten uit de veehouderij. Wat grof gesteld, leidt dit tot een logica van uitputting van nutriënten in arme landen en een vervuilende verrijking in de rijke landen.
In lagelonenlanden, en met name in Sub-Sahara Afrika, kopen overheden goedkoop voedsel op de wereldmarkt om de groeiende stedelijke bevolking rustig te houden. Dat vinden ze een makkelijker oplossing dan verstandige landbouwontwikkeling, een proces van vele jaren. De groeiende lokale voedselproductie is meer gebaseerd op verdere uitbreiding van het landbouwareaal dan op verhoging van de productiviteit van bodems zodat het areaal kan worden beperkt. Steeds meer landbouwgrond raakt uitgeput, verliest zijn voorraden aan bodemorganische stof aan de atmosfeer en draagt daardoor bij aan klimaatverandering. Hetzelfde geldt voor de uitputting en degradatie van natuurlijke weidegronden en de ontginning van natuurlijke ecosystemen. Voor deze arme landen is dalende voedselproductie in rijke landen catastrofaal, want ze leidt tot stijgende wereldvoedselprijzen. De wereldmarkt reageerde met stijgende prijzen toen Timmermans zijn 'Green Deal' presenteerde, want de markt weet dat 25% biologische landbouw in de EU tot dalende productie zal leiden. Een recente studie van de EU zelf suggereert een 15% daling van de graanproductie. Voor boeren in onze contreien is de krapte een goede ontwikkeling omdat zij in ons deel van de wereld een groter deel uit ons besteedbaar inkomen in hun portemonnee zien vloeien.
We moeten snappen dat landbouwontwikkeling in armere landen gepaard gaat met een mondiaal eerlijker verdeling van ruimte, fosfaat en de productie van stikstofDe wereldwijde les van de Drentse es
Het einde van de landbouwontwikkelingsfase op basis van interne productiemiddelen, land, arbeid en kapitaal (zie onze eerste tekst in deze serie) kwam in zicht toen de bevolkingsgroei een dusdanige verhouding van het areaal aan es- en markegronden met zich meebracht, dat de markegronden te klein en de kuddes vee te groot werden om de vruchtbaarheid van de esgronden hoog genoeg te houden om de bevolking adequaat te voeden. Frans Aarts geeft daarvan een heldere beschrijving in Boeren in Peel en Kempen omstreeks 1800. Als gevolg daarvan werden de markegronden uitgeput en degradeerde de vegetatie. Het areaal van stuifzanden werd steeds groter, tot een maximum van 80.000 ha werd bereikt. Uitputting van rijkere gronden, leem en klei, duurde langer, maar ook daar werd de degradatie onderwerp van groeiende zorg. Dit proces, dat in Nederland stopte door toenemend kunstmestgebruik, is een wereldwijd verschijnsel.
De heterogene herverdeling van nutriënten door gesleep met voedsel en voeders is in wezen het proces van de Drentse es op wereldschaal. De arme landen, de ‘markegronden’, worden uitgeput door de rijke, de 'esgronden'. En net als in Nederland zo’n 150 jaar geleden is de oplossing voor het stoppen van uitputting en degradatie: kunstmest.
De oververrijking van de esgronden in de rijke landen moet stoppen. Dan lost het probleem van broeikasgasemissie en stikstofdepositie in Nederland zich vanzelf op. Niet kunstmest is het echte probleem maar ongelijkheid. Stop met het slepen van voeder en voedsel over de wereld. Stop met het transformeren van die voeders in dure zuivel en vlees, die tevens een bron van broeikasgassen en stikstofdepositie zijn. En stop met het belastingvrije gebruik van fossiele brandstoffen voor al dat gesleep.
Biologische boeren en tuinders vonden al een mooie oplossing om onze Nederlandse gronden van hun fosfaatverzadiging te ontdoen: het produceren van gras-klavermengsels als groene meststof voor akker- en tuinbouw. Maar gaat het niet te ver om te accepteren dat wij doorgaan met een economie gebaseerd op verrijking van onze gronden met de daarbij behorende uitstoot van broeikasgassen? De consequentie is immers ongelijkheid en verarming elders.
Nog gekker wordt het wanneer bedrijven uit rijke landen - zoals Rabobank nu doet - voorstellen om in Afrika boeren te belonen met zogeheten 'carbon credits´ voor de opslag van koolstof in hun gewassen. Wij lijken te denken dat we arme landen kunnen betalen om evenveel CO2 vast te leggen als wij uitstoten. Wie het bovenstaande goed tot zich heeft laten doordringen, weet dat dat niet gaat op markegronden, tenzij we de Afrikaanse boeren en burgers in staat stellen om zelf esgronden te ontwikkelen en rijker te worden. Maar hun groeiende materiële rijkdom gaat er bij ons af.
We moeten snappen dat landbouwontwikkeling in armere landen gepaard gaat met een mondiaal eerlijker verdeling van ruimte, fosfaat en de productie van stikstof. Circulaire landbouw maakt daar een begin mee, maar vergt ontwikkeling van de landbouw in gebieden die niet zelfvoorzienend zijn. Afrika is het bekendste en grootste voorbeeld.
Maandag 1 november verscheen deel 1: Groene Circulaire Meststoffen: wat zijn het, waarom willen ze en gaan het we ermee redden. Woensdag 3 november verscheen deel 2: Van stedelijke beerput naar kunstmest en weer terug. Zaterdag 6 november verscheen deel 3: Te duur?. Woensdag 10 november verscheen deel 4: De voor- en nadelen van Groene Circulaire Meststoffen. Zaterdag 13 november verscheen deel 5: Verlaten van lineaire landbouw heeft grote consequenties voor onze manier van leven
Dinsdag 7 december verschijnt deel 7, het slot van de serie.
Deze serie wordt, zonder enige redactionele invloed, mogelijk gemaakt door boerencoöperatie Agrifirm. Boeren hebben behoefte aan perspectief en willen graag een duidelijk beeld van de meststoffen die ze de komende 30 jaar mogen gebruiken. Dat beeld is er op dit moment nog niet en kan daarom in de openheid van een niet-ideologisch en zo feitelijk mogelijk gesprek ontwikkeld worden. Een en ander als voorbereiding op (politieke) meningsvorming en normstellingen.
Het Planbureau voor de Leefomgeving adviseert de overheid te komen met dwingende normen voor circulariteit, met name op het gebied van landbouw. Eén van de belangrijkste circulaire schakels in de landbouw is die van mest. Dieren (mensen incluis) eten planten of elkaar en produceren mest die voedsel is voor nieuw leven. Werkt die natuurlijke circulariteit ook in het landbouwsysteem, dat wil zeggen in de natuur die we hebben ingericht om de wensen van naar welvaart strevende mensen optimaal te bedienen? We willen genoeg te eten hebben en daar niet al te veel voor betalen. Tevens willen we de biodiversiteit versterken. Met kunstmest kan dat, een strategie waar de VS op in lijken te zetten. Europese overheden willen er vanaf omdat het maken van kunstmest veel fossiele energie kost en bij te royale toepassing de bodem uitboert. Op dit moment ligt de kunstmestfabriek van Yara in Sluiskil stil omdat de aardgasprijzen te hoog zijn om tegen acceptabele prijzen kunstmest te produceren. Met de Green Deal en de Farm2Fork-strategie heeft de EU heeft besloten voor 25% fossielvrije landbouw te gaan.
Een nieuw tijdperk kondigt zich aan. Den Haag en Brussel stellen de voedselketen voor een nieuwe uitdaging, met nieuwe normen waaraan de landbouw moet voldoen.
Het Planbureau voor de Leefomgeving adviseert de overheid te komen met dwingende normen voor circulariteit, met name op het gebied van landbouw. Eén van de belangrijkste circulaire schakels in de landbouw is die van mest. Dieren (mensen incluis) eten planten of elkaar en produceren mest die voedsel is voor nieuw leven. Werkt die natuurlijke circulariteit ook in het landbouwsysteem, dat wil zeggen in de natuur die we hebben ingericht om de wensen van naar welvaart strevende mensen optimaal te bedienen? We willen genoeg te eten hebben en daar niet al te veel voor betalen. Tevens willen we de biodiversiteit versterken. Met kunstmest kan dat, een strategie waar de VS op in lijken te zetten. Europese overheden willen er vanaf omdat het maken van kunstmest veel fossiele energie kost en bij te royale toepassing de bodem uitboert. Op dit moment ligt de kunstmestfabriek van Yara in Sluiskil stil omdat de aardgasprijzen te hoog zijn om tegen acceptabele prijzen kunstmest te produceren. Met de Green Deal en de Farm2Fork-strategie heeft de EU heeft besloten voor 25% fossielvrije landbouw te gaan.
Een nieuw tijdperk kondigt zich aan. Den Haag en Brussel stellen de voedselketen voor een nieuwe uitdaging, met nieuwe normen waaraan de landbouw moet voldoen.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Aflevering zeven is verschenen: Maak van Groene Circulaire Meststoffen geen doekje voor het bloeden.
Sorry mensen, ik kan even niet reageren. Ga overmorgen verhuizen en ben druk met pakken. Basisdocumenten en berekeningen ook al ingepakt. Reageer weer na uitpakken. Houd mij daar aub aan.
Henk
#25 Wouter, ik heb het uit een proefschrift uit 1997. Hij heeft erg zijn best gedaan om bedrijven op een soortgelijke grond met een soortgelijke vruchtwisseling te vinden, zodat hij lange termijn effecten kon zien en ik heb hem er een heel klein beetje bij geholpen. Het verschijnsel dat planten minder wortels ontwikkelen en minder exudaten uitscheiden, wanneer de grond erg vruchtbaar is wat betreft nutriënten en water , is algemeen bekend. Dat vooral wortels bijdragen aan de opbouw van organische stof ook. Ik realiseer me nu dat hij niets schrijft over wat er op het gangbare bedrijf gebeurde met het gras ( drie jaar gras en daarna drie jaar een voedselgewas) en dat ik er stilzwijgend vanuit ben gegaan dat er ook koeien op het bedrijf aanwezig waren, misschien niet terecht.
Geard, werd 1 BD bedrijf vergeleken met 1 gangbaar bedrijf? Dan zegt het me weinig. Of waren het er meer?
Mijn waardering voor al het denkwerk en laat ik eerst zeggen dat ik niets tegen verstandig gebruik van kunstmest op zich heb, maar ik wil toch een paar kanttekeningen plaatsen.
Eerst over het opslaan van organische stof in de bodem. Het consumptiepatroon bepaalt welke gewassen geteeld worden en wanneer minder vee gehouden gaat worden, zal er minder gras en graan geteeld worden en meer groenten en peulvruchten met een lager gehalte organische stof als gevolg. De hoeveelheid organische stof in het akkerland neemt hierdoor af en in het bos zal het op zijn minst tijdelijk toenemen. Meer stikstofkunstmest resulteert tot een zeker niveau in meer organische stof in de bodem. Daarboven neemt de wortelmassa en exudatie af en het zijn vooral deze koolstofbronnen, die leiden tot een hoger gehalte organische stof. Zo vond Peter Droogers in vergelijkbare gronden onder een vergelijkbare vruchtwisseling op een qua organische stof zelfvoorzienend bd-bedrijf ( met lagere opbrengsten) een hoger organisch stof gehalte ( 3.3%) in de bovengrond dan op een gangbaar bedrijf ( 1.7 %). Aardig detail was dat de potentiële opbrengst ( = met kunstmestN) op de bd-akker hoger was en de feitelijke lager. Het consumptiepatroon bepaalt ook hoeveel en wat voor soort organische stof er aan de grond kan worden toegevoegd en nadat een evenwicht bereikt is , kun je alleen meer organische stof opslaan door de laag met organische stof dikker te doen worden. Dit gebeurt langzaam door de activiteit van wormen. Zo vond Droogers onder met kunstmest bemest blijvend gras land in de laag 30- 60 cm 1.4 % organische stof en onder bovenstaand akkerland 1.0 % . Je kunt de toename versnellen door heel af en toe dieper te ploegen of te mengwoelen ( zie bijvoorbeeld : https://www.researchgate.net/publication/299072742_Deep_ploughing_increases_agricultural_soil_organic_matter_stocks ). Punt is wel daarmee tijdelijk N, P en S aan de cyclus onttrokken worden en het moet niet te snel gedaan worden.
Dat mengen gaat in bossen op een zure grond niet zo best , zie hiervoor de bodemprofielen in het filmpje ( na 1 minuut) https://www.youtube.com/watch?v=Zj8gHd_TpG8 . Wanneer ooit de strooisellaag aan het zonlicht wordt blootgesteld verdwijnt die als sneeuw voor de zon, zij het iets langzamer.
Ik mis een beetje wat er met al die biociden gaat gebeuren, hoe we daar vanaf komen in die ideale wereld zonder opwarming. Bij welk stikstofniveau kan dat lukken en kan dat niveau niet op een andere manier gehaald worden? Een beetje grasklaverkunstweide bindt 300 kg stikstof waarvan 100 kg via wortel- en gewasresten naar een volggewas gaat en 140 kg via de mest ( wanneer de verliezen tot ca. 12 % beperkt kunnen worden). In een vruchtwisseling die min of meer correspondeert met een goed voedingspatroon kun je met grasklaver ( 40%) een heel eind komen. En die dieren: die waren er al, misschien minder dan tegenwoordig. Ze hebben met hun methaan en lachgas de aarde leefbaar gehouden en voor bevriezing behoed ( samen met de CO2). Waarom zouden die moeten verdwijnen omdat wij te veel vliegen ed.
Ik leef ook liever een een wereld zoals die van Jozef Braun: een niet al te groot bedrijf met kruidenrijk grasland , kruidenrijk akkerland , bomen, waarvan ter plekke het hout vergast wordt om elektriciteit en warmte te produceren en de resterende houtskool met alle nutriënten erin teruggegeven wordt aan de bodem. En nog wat steenmeel om alles op de lange duur aan de gang te houden ( https://www.lebendigeerde.de/index.php?id=portrait_123 ).