Het landbouwsysteem dat het meest in de buurt komt van een voedselbos is een ouderwetse boerenhoogstamboomgaard. Die was vroeger op bijna elk boerenbedrijf wel te vinden.

Boeren hadden hoogstambomen van appels, peren, kersen, pruimen en vaak nog wel meer fruitsoorten. Voor de variatie hadden ze ook nog wel wat bomen met mispels, kweeperen en ander soorten met wat we tegenwoordig ‘vergeten fruit’ noemen. Daarnaast stond er kleinfruit als rode bessen, zwarte bessen en kruisbessen (met streeknamen als ‘stekelbessen’ en kruzels) in de doorgaans nabij gelegen moestuin waarmee een boerenfamilie zich deels zelf voorzag van gevarieerd eigen menu.

Onder de hoogstambomen groeide gras waarop meestal vee liep dat het gras vrat en het valfruit 'recyclede'. In Zeeland werden bessen vaak onder de hoogstamboomgaard geteeld. In die provincie was de kruisbessenteelt zelfs heel belangrijk voor de productie van pectine.

Waarom intensieve laagstamteelt?
Een perspectief om voedselbossen te begrijpen, is de ontwikkeling van de moderne fruitteelt. Die heeft zich ontwikkeld van hoogstamteelt met grote, ‘volwassen’ bomen tot de intensieve laagstamteelt van nu. Nog steeds leeft het romantische beeld van de fruitteelt: een hoogstamboomgaard met wat koeien eronder. Dat is niet zonder reden verdwenen.

Hoogstamboomgaarden werden vaak niet of weinig bespoten; de bemesting bleef beperkt tot de stront van de grazende koeien. Het plaatje is nog altijd prachtig, maar bedrijfseconomisch kan het al lang niet meer uit. Arno van der Kruis, met een eigen hoogstamboomgaard in de Betuwe, heeft het in zijn publicatie De oogst in een landschappelijke boomgaard in de Betuwe in 2017 nog eens fraai becijferd.

Hoogstamboomgaarden werden vaak niet of weinig bespoten; de bemesting bleef beperkt tot de stront van de grazende koeien. Het plaatje is nog altijd prachtig, maar bedrijfseconomisch kan het al lang niet meer uit
Om in een hogelonenland als Nederland fruit, en eigenlijk alle tuinbouwgewassen, rendabel te kunnen telen, is efficiency van levensbelang. Dat vraagt ook een hoge productiviteit per laagstamboompje om zo zoveel mogelijk kilo’s per manuur te kunnen produceren.

De kleine handzame laagstambomen, mogelijk gemaakt door te enten op zwakgroeiende onderstammen, zijn van belang om de teelt in Nederland te kunnen houden. Er gaan veel kleine boompjes op een hectare; de teler haalt al in het het tweede en derde groei-jaar een flinke oogst van zijn boompjes. Kleine bomen vangen het zonlicht efficiënt op; de vruchten ervan kleuren het best omdat alle vruchten als vanzelf aan de buitenkant groeien. Ook wat betreft het gebruik van machines in de fruitgaard is rijenteelt van kleine bomen door de standaardisering gunstig.

Economie van de muziek
In Nederland krijgt Wouter van Eck als voedselbospionier veel aandacht. Zijn Stichting Voedselbosbouw Nederland en Voedselbos Ketelbroek zijn hot.

Het idee van een voedselbos dat zonder noemenswaardige inzet van arbeid, gewasbeschermingsmiddelen en mest eten produceert, klinkt als muziek in vele oren. Op Foodlog werd het al uitgebreid besproken of het agrobiologisch een reëel idee is. Ik ga wat verder in op de economische aspecten.

Kersen onder netten
Minder gewasbeschermingsmiddelen? Ja, dat klopt. De moderne, efficiënte monoculturen zijn per definitie gevoeliger van plagen en ziekten dan de oude polycultuur. Bovendien vraagt hoogstamteelt met minder ziektegevoelige rassen op sterke onderstam minder gewasbescherming. En bij intensieve fruitteelt op zwakgroeiende onderstammen hoort de inzet van herbiciden voor een onkruidvrije boomstrook (een zogenaamde 'zwartstrook') onder de bomen. Bij hoogstambomen, die volledig in het gras mogen groeien, kan zo’n strook achterwege blijven.

Op alle logica is echter ook een uitzondering. Deskundigen waarschuwen bijvoorbeeld voor gemengde fruitteelt in het geval van de Japanse fruitvlieg. De populatie van deze bijzonder lastige exoot breidt zich sterk uit door het luilekkerland dat we voor het beestje maken. Als er al vroeg bessensoorten rijp zijn - zoals de hulst - kunnen ze daarna lekker snoepen van de kersen, vervolgens van het zachte zomerfruit en in de herfst van de appels en peren. Zo wordt de Japanse fruitvlieg een bijna niet te beheersen plaag voor de latere fruitsoorten. Met kleine bomen van dezelfde soort biedt het insectennet uitkomst om de alomtegenwoordigheid van de Japanse fruitvlieg beheersbaar te maken; vandaar de opkomst van kersenteelt onder netten.

Verschillende visies
Het is goed om te beseffen dat niet alle pioniers binnen de Nederlandse voedselboswereld er hetzelfde over denken. Zeer illustratief was de lezing van Taco Blom op het congres 'Voedselbos versus Fruitteelt' dit voorjaar bij Fruittuin van West in Amsterdam. De inleiders vanuit hun deskundigheid als voedselboswachter waren Taco Blom, Wouter van Eck en ondergetekende.

Taco Blom begon zijn loopbaan op gangbare fruitteeltbedrijven. Hij stelde vast dat een voedselbos met weinig arbeidsinzet niet kan. Vanuit mijn bedrijfskundige ervaring met het telen van fruit, gaf ik een presentatie over de bedrijfseconomische realiteit van voedselbossen (op mijn verzoek niet opgenomen). Mijn boodschap voor de toehoorders uit de (biologische) fruitteelt, voedselboswereld en een meerderheid van belangstellenden: spiegel de voordelen van voedselbossen qua rendement niet te mooi voor.


Onverantwoord academisch broddelwerk
De uitnodiging die tot mijn komst naar het congres leidde, was te danken aan één tweet die ik plaatste in reactie op het onderzoeksrapport Design and performance evaluation of a 1ha productive food forest model van de Franse student/agronoom Yann Boulestreau en Wouter van Eck als co-auteur. Volgens het rapport zijn voedselbossen niet alleen ecologisch maar ook bedrijfseconomisch interessant.


De studie van Yann Boulestreau is door de vakgroep Farming Systems Ecology van de Universiteit Wageningen als uitmuntend beoordeeld. Als bedrijfskundige met jarenlange ervaring met veel bedrijfseconomisch rekenwerk in de fruitteelt, kan ik niet anders dan concluderen dat het bedrijfseconomisch onverantwoord academisch broddelwerk is.

Als ergens geldt dat 'wetenschap ook maar een mening is', geldt het voor dit onderdeel in het, naar mijn bescheiden oordeel, verder goede rapport. Bij de meeste landbouwgewassen die een eenjarige teelt zijn, geldt dat het gewas met het hoogste saldo bedrijfseconomisch het meest interessant is. Saldo is daarbij de opbrengst (kg’s x prijs) minus toegerekende kosten (en de vaste niet-toegerekende kosten laat je buiten beschouwing). In een meerjarige teelt heb je met veel meer aspecten rekening te houden: investeringskosten, aanloopkosten in de eerste jaren met nog een lage productie, de levensduur en de contante waarde van geld (tijdswaarde door rente-op-rente).

Met investeringskengetallen zoals terugverdientijd en annuïteit van de netto-contante-waarde (een soort gecorrigeerd saldo) kunnen meerjarige teelten en in theorie ook voedselbossen bedrijfseconomisch met elkaar vergeleken worden. In het rapport van Boulestreau en Van Eck ontbreken de gebruikelijk manieren die ook gebruikte moeten worden om de economische prestaties van voedselbossen zinvol te kunnen beoordelen kijken. In plaats daarvan vergelijken ze de omzet van aardappels (die zij schatten op 50 t/ha x 1,30 euro/ kg; ik denk dat aardappeltelers er met een frons naar kijken) met de geprognotiseerde opbrengst van een voedselbos.

Het is alsof Boulestreau en Van Eck het effect van de operationele kosten van een auto op je gezinsbudget in de Autokampioen berekenen zonder de brandstofkosten mee te nemen
Gratis arbeid?
Zeer discutabel is dat Boulestreau en Van Eck de arbeidskosten niet meenemen in hun berekeningen. In de fruitteelt zijn de arbeidskosten bij appels als snel 25-35% van de kostprijs; in de kleinfruitteelten als bessen liggen ze nog veel hoger. Wie aardappels mechanisch oogst, moet de kosten van zijn machines toerekenen aan de kostprijs. De voedselbos-economen lijken uit te gaan van een economie waarin arbeid gratis is.

Het is alsof Boulestreau en Van Eck het effect van de operationele kosten van een auto op je gezinsbudget in de Autokampioen berekenen zonder de brandstofkosten mee te nemen. De auteurs stellen bovendien dat de omzet lastig in te schatten. Bij gebrek aan langjarige ervaringen is immers onzeker of de vraag naar voedselbosproducten stabiel is of of hoe snel die groeit. Niettemin geldt het rapport volgens de WUR als bewijs van het feit dat voedselbossen rendabel kunnen zijn.

Arbeidskosten laag houden: zelf laten oogsten
Ondanks deze kritische kanttekeningen, neem ik voedselbossen uit strategische overwegingen wel degelijk serieus. Voedselbossers hebben namelijk een belangrijk punt: de traditionele landbouw verkeert in lastig vaarwater. Er is nood aan beter renderende én duurzamere systemen van voedselproductie. Bij transities en innovaties hoort experimenteren en leren.

Voor de landbouw zijn voedselbossen interessant als testomgeving. Omdat vrijwel alle voedselbossen kleinschalig en niet bedrijfsmatig - zonder winstdoelstelling - is opgezet worden, zijn ze als pilots heel geschikt om te leren van de resultaten. Voor wie erin slaagt de arbeidskosten laag te houden door de inzet van vrijwilligers of consumenten die zelf komen oogsten, kan deze teeltvorm wel degelijk interessant worden in zowel ecologisch als economisch opzicht. Ook kan het voedselbos de basis vormen voor aanvullende, beter renderende bedrijfsactiviteiten.
Van Eck geeft cursussen en lezingen. Zulk werk kun iemand alleen doen door zijn eigen ervaringen als voedselbosser. Ook bos-horeca, een bijbehorende zorgboerderij en educatie zijn alleen mogelijk voor wie een voedselbos heeft. Daarom kan een voedselbosexploitant zelfs een rendabel bedrijf hebben als er vrijwel niets wordt geproduceerd.

De nieuwe kraamkamer na biologisch
Voedselbossen brengen veel nieuwe fruitsoorten in beeld die hun meerwaarde in de teelt en in de afzet kunnen laten zien. Zoals de biologische landbouw ooit de kraamkamer voor de gangbare landbouw genoemd werd, mag je de voedselbossen de kraamkamer noemen voor zowel de ooit vernieuwende biologische als de gangbare landbouw. De laatste is inmiddels allang op weg om ecologisch te worden. Een echte dialoog tussen de bos- en fruitteelt en de intensieve landbouw in al zijn facetten is wenselijk.

Maar voedselbossers kunnen van de biologische landbouw leren dat je in een neoliberale kapitalistische maatschappij ecologische motieven moet combineren met economie
De traditionele landbouw heeft de neiging om direct in de verdediging te schieten van hoe goed het huidige efficiënte systeem is en waarom de inzet van inputs als kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen belangrijk is en dat het verantwoord gebeurt.

De voedselboswachters hebben de neiging om met een soort betweterigheid en met niet of nauwelijks langjarige ervaring met de teelt van fruitgewassen het gelijk aan hun zijde te willen hebben zonder dat hard te kunnen maken. Voor je weet, beland je in discussies over verborgen kosten van het intensieve gebruik van mest en gewasbescherming die doorgeschoven worden naar de maatschappij en de volgende generaties. Het zijn herhalingen van de gesprekken die vroeger de idealistische pioniers in de biologische fruitteelt en landbouw voerden met gangbare telers.

Maar voedselbossers kunnen van de biologische landbouw leren dat je in een neoliberale kapitalistische maatschappij ecologische motieven moet combineren met economie. Er zijn kansen voor slimme, dat wil zeggen zakelijke ondernemers in ecologische concepten. Vermoedelijk zullen ze zelden onder de huidige, maar onder de tweede en derde generatie voedselboswachters gevonden worden. De nieuwe generaties zullen hebben geleerd van de fouten en kinderziekten van de pioniers en het anders en beter gaan doen.

Voorlopig zijn de ervaringen van mensen als Wouter van Eck en Taco Blom gemakkelijk te verkrijgen. Taco Blom zei het in Amsterdam mooi: voor hem is het geven van cursussen en houden van lezingen belangrijk om een enigszins acceptabel minimuminkomen te realiseren.

Ook de internationale welbespraakte voedselbosgoeroe Mark Shepard, niet voor niets bekend van zijn lezingen en boeken over voedselbossen, is er zo eentje. In een YouTube-filmpje geeft hij met veel wol en omhaal geen antwoord op de vraag naar het verdienmodel van het nieuwe bosboeren. Hij heeft (nog) geen antwoord om de meeste cruciale vraag voor boeren die overwegen anders te gaan landbouwen.



Profiel: Wouter van Teeffelen werkt al jaren als teelt- en nog veel meer als bedrijfsadviseur voor de Nederlandse fruittelers. Hij studeerde HAS-Tuinbouw in Den Bosch en later Bedrijfskunde aan Erasmus Universiteit in Rotterdam. Aan de EUR studeerde hij af op basis van onderzoek naar Omgaan met onzekerheid bij de keuze voor eco-efficiency in het werkveld van (potentiële) biologische fruittelers. Eco in eco-efficiency staat voor zowel ecologie en economie. In januari trad Wouter in dienst van Optifield, bureau voor kavelruil & plattelandsontwikkeling. Het nieuwe werkveld van voedselbossen combineert hij zijn werkervaring in de fruitteelt met de ontwikkeling van het platteland als belangrijk thema voor Optifield. Daarnaast is hij actief als zelfplukboomgaardenier (www.zelfplukboomgaard.nl).
Dit artikel afdrukken