De onderzoekers deden hun werk in opdracht van BIJ12, het samenwerkingsverband van provincies om wettelijke en beleidsmatige taken gezamenlijk aan te pakken. De provincies geven in ons land vergunningen af in het kader van de Natuurbeschermingswet. De wet vereist een vergunning die alleen wordt afgegeven als de impact van de hoeveelheid stikstof die een bouwproject tijdens en na de bouw laat landen op een Natura 2000-gebied is vastgesteld. Is die te hoog, dan geeft een provincie geen vergunning af.
Politieke wens: 1 mol
De huidige grenswaarde van 0,005 mol per hectare per jaar, zoals provincies die hanteren bij de aanvraag van natuurvergunningen, vinden de TNO-onderzoekers wetenschappelijk drijfzand. Dat zou ook gelden voor de hogere ondergrenzen die in omliggende landen worden gebruikt.
Het kabinet Schoof wil naar een ondergrens van 1 mol per hectare. De TNO- en UvA-onderzoekers wijzen die af omdat er geen enkele zekerheid zou zijn. Ook geven ze aan dat de wetenschappelijk betekenisloze grens van 0,005 mol/ha die provincies en rechters momenteel als handvat hanteren, geen zekerheid geeft. TNO berekende in het verleden al eens dat de rekenkundige ondergrens voor stikstofdepositie tussen de 1 en 10 mol per hectare per jaar ligt. Dit betekent dat een met de modellen van het RIVM berekende depositie niet te onderscheiden is van nul als die tussen de 1 en de 10 mol per hectare ligt.
De kern van de problematiek ligt in de onnauwkeurigheden en onzekerheden die schuilen in de modellen die door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gebruikt worden om stikstofdepositie te berekenen. De onderzoekers stellen dat de modellen en de berekeningen die het RIVM daarmee maakt, berusten op onvoldoende experimentele data. Daarom bieden ze geen betrouwbare grenswaarde die eenduidig aan individuele emissiebronnen kan worden toegeschreven. Die conclusie is inmiddels al vaker getrokken, ook door het RIVM zelf.
Meer onderzoek, geen garantie
Om meer zekerheid te bereiken, stelt TNO voor om gerichte veldexperimenten uit te voeren. Zulke experimenten moeten helpen om meer en geschiktere meetgegevens te verzamelen om de onzekerheid te verkleinen. Dat zou hopelijk moeten leiden tot het vaststellen van een praktisch bruikbare ondergrens. De onderzoekers geven geen zekerheid omdat het onduidelijk is hoe lang dergelijke onderzoeken gaan duren en of ze tot bruikbare resultaten leiden voor beleidsmakers.
Door de afhankelijkheid van nieuw onderzoek lijkt het erop dat het stikstofdossier ook onder BBB-bewind al direct in de oude impasse is beland. Zolang er geen ondergrens voor deposities is, zit Nederland in een verlammende onzekerheid, terwijl wetten en jurisprudentie ondernemers in een knellende houdgreep houdenDaarnaast pleiten de onderzoekers ervoor het beleid te richten op het sturen van emissies in plaats van het berekenen van projectgebonden deposities ver van de bron van die emissies. Dit kan ondersteund worden door gevalideerde metingen op de grond, vanuit de lucht en in de toekomst mogelijk ook vanuit de ruimte. Daar kan niemand het mee oneens zijn: het zijn evidente voorstellen.
Minister Femke Wiersma liet in een Kamerbrief direct weten dat ze de concrete aanbevelingen overneemt en benadrukt het belang van een wetenschappelijk gefundeerde ondergrens. Ze geeft beleidsmatig aan dat ze van een depositie- naar een emissiebeleid wil, maar dat zo'n beleidswijziging tijd kost. Opgemerkt moet worden dat in 1997 Klaas van Egmond en Jan-Willem Erisman, RIVM-prominenten van destijds, al pleitten voor een dergelijk beleid. Inmiddels zijn we 27 jaar verder; Erisman heeft het oud-minister Van der Wal 2 jaar geleden nog eens voorgesteld.
De voorstellen voor meer onderzoek zijn al jaren oud en komen bij gelegenheid steevast uit de kast. Omdat er geen onderzoeksbudget voor wordt vrijgemaakt, blijven ze op de plank liggen. Recent publiceerde de UvA bovendien een uitgebreid veldwerkonderzoek, dat door de complexiteit van de combinatie meet- en modelleerwerk niet goed uit de verf kwam; het leidde tot grote controverses over de betekenis van de uitkomsten. Het UvA-rapport werd privaat besteld door het Mesdagfonds met geld vanuit de agrarische sector. De TNO-collega's van de UvA-onderzoekers vlassen al jaren op onderzoek ter onderbouwing voor emissiebeleid.
PAS-melders blijven in onzekerheid
Wiersma zit op korte termijn onder meer met de zogeheten PAS-melders die juridisch gezien hun bedrijven zouden moeten stoppen. Het gaat om bedrijven die achteraf ten onrechte op aangeven van de overheid geen natuurbeschermingsvergunning voor hun bouwprojecten aanvroegen. De overheid besloot hen uit coulance niet te vervolgen omdat ze hen zelf in een rechteloze situatie heeft gebracht. Hoewel er juridisch enige ruimte lijkt voor legalisering via rechtspraak, moet de overheid vanaf medio 2025 gaan handhaven, oordeelde de Raad van State. Meer onderzoek zal niet op tijd uitkomst bieden, als onderzoek dat al kan.
De TNO-onderzoekers waarschuwen dat een soepelere ondergrens dan de huidige voor kleine en tijdelijke uitstoters kan leiden tot een zwaardere stikstofuitstoot. Daarom zouden beleidsmakers een eventuele versoepeling van hun beleid moeten compenseren met stikstofreducerende maatregelen. Voor het effect daarvan is echter al evenmin voldoende bewijs.
Door de afhankelijkheid van nieuw onderzoek, lijkt het erop dat het stikstofdossier ook onder BBB-bewind al direct in de oude impasse is beland. Zolang er geen ondergrens voor deposities is, zit Nederland in een verlammende onzekerheid, terwijl wetten en jurisprudentie ondernemers in een knellende houdgreep houden.
Onnauwkeurigheid te groot
Een van de fundamentele problemen met het TNO-rapport is de onnauwkeurigheid van de stikstofmodellen die worden gebruikt om depositie te voorspellen. TNO suggereert dat de onzekerheid in deze modellen varieert tussen de 10 en 100 mol per hectare per jaar. Mijn recente analyses laten zien dat de foutmarge nog aanmerkelijk groter is en leveren een basis van vragen die gesteld moeten worden op.
Recente uitlatingen van het RIVM zelf suggereren zelfs een mogelijke onnauwkeurigheid van rond de 125%. Dit betekent dat de berekende waarden zelfs honderden molen kunnen afwijken van het berekende getal. Daarmee verliezen de modellen hun relatie met de praktijk. Onderzocht moet worden hoe dat disconnect in de toekomst kan worden voorkomen. TNO bepaalt de facto een ondergrens door de bestaande ondergrens van 0,005 mol/ha te accepteren bij gebrek aan beter en pleit voor nieuw onderzoek zonder de opdrachtgever inzicht te geven in de aard van de ontstane wetenschappelijke impasse.
Duits onderzoek: wel empirisch
In Duitsland is wel wetenschappelijk praktijkonderzoek gedaan naar de schade van verschillende niveaus van stikstofuitstoot op natuur. Duitse onderzoekers stellen dat stikstofdepositie tot 0,3 kg per hectare per jaar te laag is om meetbare schade aan natuurgebieden te veroorzaken. Dat gewicht komt overeen met ongeveer 21 mol per hectare per jaar. Deze grenswaarde is gebaseerd op veldstudies die aantonen dat dergelijke lage depositie niet detecteerbaar is in het veld en geen schade veroorzaakt die te herleiden is tot dergelijke kleine bijdragen, zelfs niet als dat er een aantal zijn.
De praktische en wetenschappelijke waarde van het Duitse onderzoek ligt in de zorgvuldigheid waarmee deze via feitelijke metingen is vastgesteld. De methodologie omvatte zowel laboratoriumexperimenten als veldmetingen. Bovendien hield de methode rekening met verschillende omgevingsfactoren die invloed kunnen hebben op stikstofdepositie en de gevolgen daarvan voor ecosystemen. De TNO-methode deed niets anders dan alle cijfers er nog eens bij pakken en daar slordig een conclusie uit trekken. Slordig, omdat TNO geen rekening hield met het niveau van onzekerheid dat de beheerder van het model nota bene zelf signaleert. En slordig omdat er wel degelijk praktijkonderzoek bestaat. Nederlandse onderzoekers willen kennelijk niet naar bestaande wetenschap kijken en zelf onderzoek kunnen doen.
Tot slot: schijn van wetenschappelijkheid
Praktijkonderzoek suggereert dat een grenswaarde van 21 mol per hectare per jaar als realistisch kan gelden. In Nederland zouden vele boeren geholpen zijn met een ondergrens van 1 mol. Politiek zou mogen worden overwogen of die als veilig mag worden beschouwd gegeven de 21 mol die het Duitse onderzoek als veilige grens voorstelt.
Het rapport van TNO en UvA is wetenschappelijk een aanfluiting omdat het op basis van ondermaats rekenwerk oude conclusies nog eens benoemd, maar niet blootlegt wat de wetenschappelijke vragen zijn die de Nederlandse modellen de afgelopen jaren hebben opgeworpen. De minister zou haar keuze voor nieuw Nederlands onderzoek moeten herzien en zich eerst oriënteren op al bestaand onderzoek en onderzoeksmethoden die beter aansluiten bij de jongste internationale wetenschappelijke inzichten. Daarmee kan zij praktische stappen zetten op het gebied van vergunningverlening en de ontwikkeling van inzicht in de effecten van stikstof op natuur.
Op 31 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Wouter de Heij #36, ik kom even terug op mijn # 36.
Inderdaad is in het door mij genoemde verslag de NH3 emissie uit stal en mestopslag lager dan NEMA berekent. NEMA baseert zich op het CBS onderzoek naar stal emissies en op de EU standaard regel waarin ten onrechte wordt verondersteld dat denitrificatie slechts een zeer beperkte rol speelt en dat daarom de stikstof die ontbrak in de balans van de CBS data als NH3 geëmitteerd zou zijn. De praktijkmetingen ondersteunen het resultaat van Herman de Boer dat denitrificatie wel degelijk van belang is. Anderzijds zijn de hogere temperaturen van de laatste jaren en de hogere 'ventilatiedebieten' er kennelijk de oorzaak van dat de vermindering van emissie minder is dan werd verwacht op basis van reductie van het ruweiwitgehalte in het voer.
Als met al lijkt het er op dat met de in het verslag besproken stalmaatregelen een emissiereductie van 30% wel haalbaar is, mits de ventilatie wordt beperkt tot het nodige. Het proefbedrijf de Marke realiseert wel ongeveer een reductie van 50%. Met afzuiging en luchtwassers, met ook dagelijkse afvoer van mest is een nog veel grotere reductie mogelijk, maar met extra kosten.
Mijn suggestie was dat een beleid om de NH3 emissies te reduceren met 30% over een termijn van 20 jaar wellicht haalbaar was. Nu lees ik ergens dat wettelijk (?) is vastgelegd dat dit doel in 4 jaar moet worden gehaald. Zelfs als een bijstelling van de huidige rapportage van NEMA wordt gerealiseerd is dit doel niet haalbaar in die 4 jaar, tenzij de veestapel wordt verkleind met zo'n 15 - 20 %.
En hoe de veestapel te reduceren? Voor opkopen is geen geld meer begrijp ik (en prima eigenlijk). Door de fosfaatrechten generiek in stappen te reduceren?
Het zou kunnen. Maar dan wordt het innovatievermogen van de sector verkwanseld.
Die 4 jaar moet worden geschrapt.
Ik ben benieuwd waar de minister mee komt.
#73 Dus er zijn slechte ministers en goede die dat op geen enkele manier kunnen aantonen omdat hun ambtenaren alles verpesten. Op zich niet zo vreemd gedacht, want dat zal het verweer van dit kabinet op alle toekomstige mislukkingen zijn: het lag aan een ander en dat is geheel in lijn met het ontstaan van dit kabinet.
#73 , maar 'de meest capabele minister op Landbouw' kan dat toch veranderen? Zij is toch het hoofd van dat departement en eerst-verantwoordelijke?
#69 , 'Ammoniak is ultra-lokaal'
? Is toch ook 'deken' en dus over grotere afstanden?
#70 , die Petersen zegt toch ook zomaar wat, omdat ie toch ook niet weet wat die ondergrens moet zijn?
Erik, die zit opgescheept met dezelfde ambtenaren die de zaak al 20 jaar lang versjtieren.
Ik meende begrepen te hebben dat we nu de meest capabele minister op Landbouw hebben zitten. Dan moet er nu toch iets te regelen zijn?