Het Europese monitoringsprogramma Copernicus meet land, water en lucht van Europa. Het programma wordt betaald door de Europese Commissie en de Europese ruimtevaartorganisatie ESA. Tot op heden kostte het al €4,3 miljard.

Vier satellieten (in 2020 zullen het er 7 zijn) en 130 onderzoekscentra verzamelen data over bijvoorbeeld vegetatie, luchtkwaliteit of de ijsvorming in het noordpoolgebied. Zo staat bovenop de Zugspitze, de hoogste berg van Duitsland, het onderzoekscentrum Schneefernerhaus. Tientallen wetenschappers meten daar, hoog in de zuivere berglucht "alles wat in onze atmosfeer zit en wat het weer, het klimaat en onze gezondheid kan beïnvloeden", schrijft De Standaard. Denk aan broeikasgassen, ozon, aerosolen, stikstofoxiden of fijnstof.

Alles bij elkaar gaat het dagelijks om 8 terabyte aan data. Data die niet exclusief voorbehouden zijn aan het Copernicusprogramma, maar ook toegankelijk zijn gemaakt voor wetenschappers van over de hele wereld. Hoewel de EU-landen geen inzicht krijgen in de data van Google en Alibaba over ons gedrag, hebben Chinezen en Amerikanen maar bijvoorbeeld ook het VN-klimaatpanel IPCC toegang tot de data van Copernicus.

Al dat materiaal is gratis beschikbaar voor iedereen. "Het is tot stand gekomen met geld van de belastingbetalers, die hebben er dus recht op", zegt Jean-Noël Thépaut, directeur klimaat van Copernicus. Waar kun je dan aan denken? Nou, bijvoorbeeld aan deze app, Airtext, die de luchtkwaliteit in onder meer Londen voorspelt, zodat bewoners met gezondheidsklachten en het stadsbestuur tijdig maatregelen kunnen treffen. Of de app Pasyfo, die in Letland en Litouwen mensen met een pollenallergie waarschuwt hun medicijnen te nemen. Het Griekse Discovair helpt toeristen hun trip plannen rekening houdend met de uv-straling, de hitte en de luchtkwaliteit. En in België bestaat Atmosys, een tool die beleidsinformatie levert over stedelijke en lokale luchtkwaliteit.

Dit artikel afdrukken