Minister Van der Wal van Natuur en Stikstof heeft de provincies de opdracht gegeven met plannen te komen voor het terugdringen van de stikstofuitstoot die grote gevolgen zullen hebben voor de veehouderij. En minister Staghouwer van LNV heeft in een aparte nota geschetst wat er nog meer op de veehouderij afkomt, onder meer op het vlak van kringlopen sluiten, klimaat, water en zoönosen. Daarbij wordt het streven naar een dierwaardige veehouderij wel genoemd, maar niet ingevuld. Sterker nog: Staghouwer noemt dierenwelzijn en diergezondheid in zijn brief zelfs pro memorieposten. Gesprekken over een Convenant Dierwaardige Veehouderij zijn voor dit najaar voorzien. Wat dreigt is dat er in juli 2023 provinciale plannen liggen om stikstof uit de veehouderij terug te dringen, waarbij geen of onvoldoende rekening is gehouden met het dierenwelzijn. Dan komt het Convenant Dierwaardige Veehouderij als mosterd na de maaltijd.

Win-win i.p.v. win-verlies maatregelen
Dat is zorgelijk. Nu al worden er stikstof- en broeikasgassen reducerende maatregelen onderzocht en ingevoerd die ten koste van het dierenwelzijn gaan. De onderzoekers wordt alleen gevraagd naar milieu te kijken. Dat resulteert regelmatig in win-verlies maatregelen. Als men ook direct naar het dierenwelzijn zou kijken krijg je veel duurzamere resultaten. Hier een paar voorbeelden.

• Er worden veel luchtwassers op stallen geplaatst die wel de uitstoot naar buiten verminderen, maar in de stal niet. Daar blijft de stallucht even ongezond, met als gevolg veel luchtwegproblemen bij de dieren. Als je daarentegen mest en urine in de stal onder de roostervloer koelt, of als je de uitwerpselen direct uit de stal afvoert, voorkom je niet alleen stikstof maar ook die ongezonde stallucht en die luchtwegproblemen. Dat scheelt antibioticagebruik en diergezondheidskosten. De boer kan bovendien energie uit de mest winnen en mineralen uit de urine ter vervanging van kunstmest.

Kruis Holstein-Frisians met meer vlees-typische rassen om de levensduur van koeien te verlengen
• Melkveehouders investeren in emissiearme vloeren, maar de koeien glijden dan nog steeds uit over hun eigen uitwerpselen, met als gevolg poot- en klauwproblemen. Een vloer van drainagezand met drainagebuizen die de urine afvoert, en dagelijks met een zeef achter de tractor de koeienvlaaien uit het zand zeven, vermindert de uitstoot ook, maar geeft bovendien de koeien een comfortabele bodem om op te lopen en te liggen. Je krijgt zo ook vastere mest die beter is voor de bodem. En uit de urine kun je mineralen winnen ter vervanging van kunstmest.

• De dieren gaan fokken op nog hogere productie vermindert de hoeveelheid stikstof en broeikasgassen per kilogram product, maar leidt ook tot meer productiegerelateerde ziekten, het eerder opbranden en naar het slachthuis afvoeren van de dieren. Extensiveren door minder dieren te gaan houden, dus een groter oppervlak per dier, verlaagt stikstof en broeikasgassen ook, maar dan per hectare. Zo verlaagt de overstap naar 1 ster Beter Leven vleeskuikens het aantal dieren in de stal met 30 tot 40%, terwijl de vleeskuikenhouders er een beter verdienmodel door krijgen.

• Met hoogproductieve Holstein Frisian koeien kun je bijna niet anders dan stikstof en broeikasgassen omlaag brengen door de productie per koe nog verder op te voeren. Met als gevolg dat deze koeien nog sneller opbranden en naar het slachthuis gaan. Als je ze zou kruisen met meer vlees-typische rassen kun je echter de levensduur van de dieren verlengen. Over dat langere leven produceren ze ook veel melk. Je bespaart zo op jongvee-opfok ter vervanging van de koeien, en die melkkoeien en hun kalveren leveren meer en beter vlees op.

Dit soort voorbeelden laten zien dat je stikstof en broeikasgassen ook terug kunt dringen op manieren die óók het dierenwelzijn en het verdienmodel van de boer ten goede komen.

Neem dierenwelzijn op in onderzoeksprotocollen
Om dit te bewerkstellingen moet om te beginnen bij onderzoek naar emissiereducerende maatregelen niet langer alleen naar milieu en verdienvermogen van de boer, maar ook gelijk naar dierenwelzijn worden gekeken.
Ten tweede moet bij het aanpassen van het veevoer ook gekeken worden naar de voedingsbehoeften van het dier, diergezondheid op de lange termijn en aan voer gerelateerd gedrag zoals grazen, scharrelen en wroeten.
Ten derde moet bij aanpassen van de stal ook gekeken worden naar zaken als beloopbaarheid, ligcomfort, pootgezondheid, luchtweggezondheid, uitloop naar frisse lucht en zonlicht buiten, en aan strooisel gerelateerd diergedrag, zoals exploreren en stofbaden.
En ten vierde: het anders gaan opvangen, afvoeren en verwerken van mest mag niet ten koste gaan van het stalklimaat, de beloopbaarheid van de vloer en van uitloop naar buiten zoals weidegang.

Kortom, er ligt nu een grote uitdaging de veehouderij schoner te maken en minder belastend. En dat laatste geldt niet alleen voor het milieu, maar zeker ook voor de dieren. Hiertoe dienen de onderzoeksprotocollen zo snel mogelijk uitgebreid te worden met concrete en gedetailleerde instructies om ook naar de effecten op het dierenwelzijn te kijken. Nu staat hierin hoogstens dat maatregelen niet ten koste van het dierenwelzijn mogen gaan, maar dat is veel te mager.
Dit artikel afdrukken