De hoge prijzencrisis in voedsel begon met de verdenking dat producenten een slaatje zouden willen slaan uit de voedselinflatie. De door hen voorgestelde prijsverhogingen zouden hun marges niet alleen veiligstellen maar ook spekken.

Onzin riepen de producenten in koor. Zie je dan niet dat de grondstofprijzen omhoog gaan? En ook nog eens de transport- en verpakkingskosten, en niet de vergeten de energieprijzen?

Ze wezen op de bezuinigingen die ze doorvoerden om hun prijzen juist niet te veel te laten stijgen. En ze wezen op de onontkoombare voedselinflatie die eraan zat te komen, ook nog als gevolg van de na-ijlende coronacrisis.

Niemands belang
De supermarkten zagen de bui al gauw hangen. In hun prijsonderhandelingen met de fabrikanten - waarin verkoopvolumes en promotiecampagnes worden afgesproken - ging het er dit jaar buitengewoon moeizaam aan toe. Albert Heijn trok de boel naar de openbaarheid over het 'gedoe' met Nestlé: niet correct, liet Nestlé weten.

De supermarktketen haalde de schappen met Nestlé-producten leeg. De FNLI, de federatie van de Nederlandse levensmiddelenindustrie, maakte duidelijk dat dat in niemands belang was. Niet van de fabrikant, niet van de producent en vooral niet van de consument. Dat weten alle partijen donders goed, en dankzij de in het systeem van prijsonderhandelingen ingebouwde checks and balances zouden ze er gezamenlijk wel uit komen dacht FNLI.

Belgische producenten beperken hun productie om niet met verlies te hoeven draaien
In Frankrijk gooide supermarktketen Leclerc het over een andere boeg. Om de consument te beschermen tegen de inflatie, verlaagde Leclerc de prijs van de baguette, tot onder de kostprijs. Dat bleek voor de andere partijen in de keten ook onverteerbaar. Topman Michel-Edouard Leclerc vond dat absurd omdat hij zelf wel uitmaakt hoe hij klanten lokt en vervolgens ook andere producten verkoopt als ze eenmaal binnen zijn poorten zijn.

Toen kwam ook nog eens de Oekraïnecrisis, in combinatie met de de pan uitrijzende gasprijs. En stegen de inflatiecijfers, tot een niveau dat sinds de jaren '70 niet meer gezien was: 11,9% op basis van de methode waarmee de EU inflatie berekent.
In België trokken de producenten aan de bel. Zij moesten hun productiecapaciteit inperken om niet met verlies te hoeven draaien.

Telkens gaat het om stijgingen van enkele tientallen procenten of zelfs van een verdubbeling
'Tientallen procenten'
Een Belgische sauzenproducent schetst in zakenkrant De Tijd hoe de vlag erbij hangt. "Al twee weken ben ik maar met één ding bezig, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat: onze prijzen." De afgelopen tijd kreeg hij de ene na de andere prijsverhoging om zijn oren. "Vorige week nog kregen we te horen dat eigeel opnieuw duurder wordt. Het is intussen dubbel zo duur als een halfjaar geleden. En het is essentieel voor ons. Het maakt 8 procent uit van mayonaise. Nog andere grondstoffen zijn schaars en daardoor fors duurder: mosterdzaad, zetmeel en zelfs glazen potten. Telkens gaat het om stijgingen van enkele tientallen procenten of zelfs van een verdubbeling."

Deze directeur, en met hem honderden Belgische voedingsbedrijven, verwacht wel degelijk een grote stap van de supermarkten. De prijsverhogingen die tijdens de prijsonderhandelingen aan het begin van het jaar zijn overeengekomen, zijn allang achterhaald. "Aan enkele procenten hebben we niet genoeg. We hebben nood aan tientallen procenten extra." En ja, soms lukt dat, vertelt de sauzenproducent. Een supermarktketen kwam onlangs over de brug en aanvaardde een prijsverhoging van 70% van de mayonaise.

Met de folder in de hand op koopjesjacht
Maar daartegenover staan andere ketens die weigeren, juist omdat 'de concurrent' nog geen vergelijkbare prijsverhoging heeft laten zien. Voor de producenten zit er zo'n geval maar één ding op: verlagen van de productie. Dat betekent minder of geen leveringen en dus schappen zonder mayonaise.

De consument gaat op koopjesjacht, met de aanbiedingenfolders van de supermarkt in de hand, zoals FranceTVinfo vastlegde:

Dit artikel afdrukken