image

imageHeeft de documentaire ‘We Feed The World’, die vanaf 9 november te zien is in zo’n twintig filmtheaters wel commentaar nodig?



Het sterke van de documentaire van de Oostenrijkse filmmaker Erwin Wagenhofer is juist dat hij zijn verontrustende beelden geheel voor zichzelf laat spreken, een commentaarstem ontbreekt, en zelfs als hij interviewt houdt hij zelf bewonderenswaardig zijn mond.

Er zijn scènes waarvan je hoopt dat je ze nooit vergeten zult: de visinkoper die in een immense veilinghal wijst op de ‘geplatzte Augen’ van vissen die niet gevangen hadden horen te worden. Het zijn de vissen - op veel te grote diepte leeggezogen door de industriële visserij - die in de plaats komen voor reeds uitgeroeide populaties als de kabeljauw, en die ‘nicht zum essen sondern zum verkaufen sind’.

De productie-directeur van het miljardenconcern in groentezaden Pioneer (van die firma is de slogan ‘We Feed the World’) die vierkant achter het beleid van zijn directie wil staan, maar met pijn in zijn hart aanwijst hoe het opdringen van hybride groenterassen (waaruit de smaak is weggeselecteerd) de landbouw in Roemenië aan het ontwrichten is. In de giga-groentekascomplexen van Almeria, Zuid-Spanje, warmen illegale Afrikaanse tomatenplukkers zich aan een vuurtje van plastic kratten, ze zijn gehuisvest temidden van een zee van neergesmeten pesticide-vaten en gescheurde plastic zeilen. Een steelpannetje dat onder een mager straaltje water wordt gevuld, dient als douche. Op een stapel lompen tokkelt een ontheemde gastarbeider op een geïmproviseerde gitaar, een melancholieke wijs uiteraard. In de scène wordt geen woord gesproken, maar de VN-rapporteur voor het recht op voedsel Jean Ziegler heeft dan al voorgezegd wat de boodschap is.

De spotgoedkope tomaten van Almeria komen op de markten van Afrika terecht, waar ze de prijs ondermijnen die inheemse boeren voor hun produkten zouden moeten hebben. Als die verpauperde boeren de levensmoed ertoe hebben, vluchten ze met lijfelijk risico naar Noord-Europa, ‘en daar worden ze dan straatveger in Parijs, of inhumaan-onderbetaald tomatenplukker in Spanje,’ doceert Ziegler.

Ook de andere hoofdstukken uit de geschiedenis van de wereldwijd-megalomane schaal waarop voedsel wordt geproduceerd op een manier die de ene helft van de wereld te overvloedig voedt en de andere helft van honger laat sterven, maken je wit om de neus. Hoe Brazilië de Wereldvoedselproducent (van soja-veevoer) nummer één kan zijn, met terzelfdertijd Derde Wereld-cijfers aan hongersterfte.

En natuurlijk filmt Wagenhofer daarna met gepaste verbijstering hoe efficiënt je in een Oostenrijks berggebied een kip ‘high-tec’ kunt produceren in zes weken, en ze met negenduizend per uur panklaar kunt slachten, in een slachterij waar die ronddraaiende messen 24-uur nonstop kippekelen doorsnijden, en waar de directeur de moordende concurrentie van nóg grotere bedrijven in Thailand vreest. Het is voor zulke waanzinnige (over)productie aan dierlijke eiwitten dat de Mato Grosso wordt herschapen in een sojazee.

Door dit laatste stukje ongerept regenwoud gaat een snelweg komen, waarvoor het handig was dat de gouverneur van de betrokken provincie tevens de eigenaar is van de allergrootste ontginnings- en exploitatiemaatschappij van sojameel. Wagenhofer vond een nog cynischer einde aan zijn film door de CEO van voedselgigant Nestlé ongeïnterrumpeerd te laten praten over diens exploitatie van de kostbaarste voedselbron van alle: water, want wat van waarde is kan ook duur verkocht - móet duur verkocht, vindt Nestlé-president Peter Brabeck, want of water een vrij toegankelijk menselijk recht is, daar kan verschillend over worden gedacht. Brabeck blijkt zichzelf te zien als iemand die zich vaderlijk verantwoordelijk voelt voor het geluk van zijn driekwart miljoen werknemers, maar hij verspreekt zich als Wagenhofer hem door de imponerende ontvangstruimte van het Geneefse hoofdkantoor langs een vitrine laat wandelen. Daar is op een demofilm een Nestlé-vestiging in Japan te zien. Brabeck wijst er opgetogen naar, want hij vindt het geweldig dat de Japanse automatisering zover voorop loopt dat daar ‘Kaum ein Mensch zu sehen ist.’

Had er op de persvoorstelling van ‘We Feed The World’, maandagavond 6 november (in Het Ketelhuis, Westergasfabrieksterrein, Amsterdam), nog móeten worden nagepraat?

Onno Kleyn, culinair medewerker van de Volkskrant, Sandor Schiferli, voorzitter van Slow Food Amsterdam, Jan Knook, biologische teler van Beemster Lusthof, Maurice Dekkers, programmamaker van De Keuringsdienst van Waarde, en ik, eetjournalist en ambachtelijk voedselproducente, waren het teveel eens dat hier iets hoogst terecht en behoorlijk scherp in beeld is gebracht wat helemáál niet goed zit, maar waar je weinig tegen kunt ondernemen - behoudens zélf nadenken over waar je wilt dat je voedsel vandaan komt.

In de zaal werd de schuldige zonder mankeren wél krachtig voor de rechter gesleept: de landbouwsubsidies, díe vormen het Kwaad in de wereld, en dienen terstond te worden afgeschaft. Daarnaast moet het nog slechts een kleine moeite zijn om alle landsgrenzen te sluiten, te beginnen in Nederland. Voor commentaar met wat diepgravender expertise - bijvoorbeeld afkomstig uit politieke partijen - blijkt de medewerkster van de filmdistributeur, Cinema Delicatessen - haar best te hebben gedaan: ‘We hebben naar alle partijen uitnodigingen gestuurd, maar geen enkele reactie gekregen. Voedsel als onderwerp staat kennelijk niet op hun verkiezingsagenda.’ Wat niet is kan altijd nog komen: de grote roulatie is alvast veelbelovend. (Zie cinemadelicatessen.nl en wefeedtheworld.nl).
Dit artikel afdrukken