Wat fijn om het bonenestafettestokje te mogen ontvangen. Wat een geluk dat het weekeinde is. Koken is iedere dag leuk maar ik heb lang niet elke dag de tijd om langdurig te koken, en dat is voor deze opdracht toch noodzakelijk. Kan dat wel, ontbijten, lunchen én dineren met bonen, en bonen alleen? Dat vergt, behalve tijd om te koken, ook het nodige denkwerk.

Misschien is het ontbijt nog het moeilijkst. Brood, pap, muesli: er zit te weinig peulvrucht in om mee te mogen doen. Flensjes dan maar, zoals Lizet Kruijf al schreef, van kekererwtenmeel, ofwel besan. Twee dagen flensjes bij het ontbijt? Ik ben toch geen Amerikaan?

Toch maar uitproberen. Een beslagje van een ons besan, zout op smaak, twee eieren en een flinke scheut water staat een uurtje te wachten tot er bij de bakker zin komt om te bakken- het is ten slotte zaterdagmorgen. Maar dan bakken er ook mooie, goudbruine schijven van, die vrij dik blijven. Van zichzelf zijn ze matig lekker, zonder directe kekererwtensmaak. Met kaas zijn ze niet te pruimen. Met een mengsel van room, crème fraîche en knoflook, dat een nachtje heeft gestaan, smaakt er wel goed op, vooral in dikke lagen. Pindakaas, ook van bonen gemaakt, is weer niet de huwelijkspartner die een smaakdominee er bij zou zoeken.

Zet dat maar eens voor aan een hongerige twaalfjarige, die zijn maag vol moet krijgen voor de voetbalwedstrijd van half elf.

Nee, dan papadums. Ook kekererwtenmeel, ook een soort flensje maar dan krakend. Gemakkelijk te maken in de magnetron, een minuutje vol vermogen en klaar kraken de exotische krakelingen. Met een laagje geraspte kaas is het een onbijt, gemaakt om wedstrijden op te winnen. Flensjes, ach. Ik ben ten slotte geen Amerikaan.

1ste ontbijt
Dit artikel afdrukken