Slechte naam
De combinatie van een herbicide en een gewas dat met behulp van genetische modificatie resistent is gemaakt tegen datzelfde herbicide, heeft niet alleen Monsanto maar ook glyfosaat een slechte naam bezorgd. Als bestrijdingsmiddel is het namelijk helemaal niet zo slecht. De acute toxiciteit is met een LD50 (de dosis waarbij de helft van de proefdieren het loodje legt) van ruim 5600 milligram per kilo lichaamsgewicht niet erg groot.
In zijn blog Risk-Monger vergelijkt David Zaruk de LD50-waarde van glyfosaat met middelen die in de biologische landbouw worden gebruikt. Daaruit blijkt onder meer dat azijnzuur (vaak gebruikt als herbicide in combinatie met zout en zeep) bijna 2 keer zo giftig is voor ratten als glyfosaat. Ook de milieubelasting van glyfosaat is niet wereldschokkend hoog. Het wordt betrekkelijk snel afgebroken tot AMPA, een fosforverbinding die zelf langzamer afbreekt, maar verder niet schadelijk is.
Zo ondermijnen deze politici de geloofwaardigheid van experts die ze zelf hebben aangesteldEthische norm
Uit oogpunt van gezondheid en milieu is glyfosaat zeker niet het slechtste middel in zijn klasse. Dat het toch de meeste aandacht krijgt, heeft dan ook vooral te maken met campagnes van Greenpeace en andere organisaties tegen genetisch gemodificeerde gewassen. Drinkwaterbedrijven zijn meegegaan met de campagnes tegen glyfosaat, maar dan met een eigen agenda. Vanwege de kosten van zuivering hebben ze er belang bij dat het gehalte aan glyfosaat, AMPA en andere (residuen van) pesticiden en herbiciden in oppervlaktewater zo laag mogelijk is.
Die kosten zijn echter vooral bedoeld om het imago van drinkwater zo rein mogelijk te houden. De norm voor glyfosaat en andere bestrijdingsmiddelen is namelijk niet gebaseerd op gezondheidskundige overwegingen, maar is een ethische norm: ‘Er horen nul bestrijdingsmiddelen in drinkwater’. Nul stond indertijd gelijk aan de hoeveelheid die nog meetbaar was met de toenmalige apparatuur en daar komt die 0,1 microgram per liter vandaan. Een gezondheidskundige veilige norm ligt rond de 500 microgram per liter.
Die veilige concentratie werpt ook een wat ander licht op de 30 microgram per liter die in Duits bier is aangetroffen en de gemiddeld 1,7 microgram per liter in de urine van 48 Europarlementariërs. Niet relevant. Bovendien, als je er gericht naar zoekt, vind je tientallen andere synthetische en natuurlijke chemicaliën in ieders urine en in veel grote concentraties.
Hogere (milieu)kosten
De lobby van de drinkwaterbedrijven tegen glyfosaat leidde ertoe dat vanaf begin dit jaar het gebruik ervan op verhardingen werd verboden. Het gevolg was dat gemeenten en andere beheerders van verharde terreinen, zoals bedrijvenparken en de NS, onkruid voortaan moesten bestrijden door borstelen, branden, heet water of hete lucht. Dat is niet alleen 3 tot 4 keer zo duur, maar uit een analyse van de universiteiten van Wageningen en Amsterdam blijken die methoden ook nog eens een hogere milieubelasting op te leveren dan het gebruik van chemische middelen, waaronder glyfosaat.
Het succes van de lobby is mede te danken (of te wijten) aan de opstelling van de bedrijven die glyfosaat op de markt brengen, die geheel meegaan in het ‘frame’ van milieubeweging en media dat synthetische bestrijdingsmiddelen een noodzakelijk kwaad zijn, waar we zo snel mogelijk vanaf moeten. In plaats daarvan zouden ze beter kunnen benadrukken hoeveel slimmer en milieuvriendelijker deze chemicaliën zijn ten opzichte van hun voorgangers en ten opzichte van veel bestrijdingsmiddelen die in de biologische landbouw gebruikt mogen worden.
De discussie werd schriller van toon toen EFSA in november van dit jaar concludeerde dat het onwaarschijnlijk is dat glyfosaat kankerverwekkend isWaarschijnlijk kankerverwekkend
Glyfosaat lag dus al behoorlijk onder vuur toen een werkgroep van de International Agency for Research on Cancer (IARC) in maart vorig jaar zijn Monograph 112 publiceerde. Daaruit zou blijken dat glyfosaat waarschijnlijk kankerverwekkend is (categorie 2A). Daarmee valt het in dezelfde categorie als vleeswaren, gezouten vis (Chinese style) en atjar (zoetzure groente).
Vanuit de wetenschap werden meteen al grote vraagtekens gezet bij de conclusies van de IARC-werkgroep. Zo zou er bewijs zijn dat glyfosaat ‘genotoxisch’ is, dat wil zeggen DNA-beschadigingen veroorzaakt die mogelijk aanleiding zijn tot het ontstaan van kanker. Daarbij baseert het IARC zich op een studie onder Colombiaanse landarbeiders die in het kader van de bestrijding van de cocaplant aan hoge concentraties bloot hebben gestaan. De betreffende onderzoeker Keith Solomon noemt die conclusie echter ‘totally wrong’. Hij heeft in zijn onderzoek geen aanwijzingen gezien voor DNA-schade veroorzaakt door glyfosaat.
De IARC-werkgroep baseert zich ook op studies met proefdieren, waaruit op te maken is, dat er een verband is tussen glyfosaat en het ontstaan van een vorm van lymfklierkanker, Non-Hodgkin Lymfoom (NHL). Erg overtuigend zijn die dierstudies niet. In een geval kregen de dieren ruimschoots meer dan de maximaal toelaatbare dosis toegediend. Ze werden dus eigenlijk vergiftigd. In een ander onderzoek waren testgroep en controlegroep gedecimeerd door een virusinfectie. Ook is in sommige onderzoeken de statistische toets aangepast aan de uitkomsten van het experiment; een epidemiologische doodzonde.
Waarschijnlijk niet
De discussie werd schriller van toon toen EFSA, de European Food Safety Authority, in januari van dit jaar concludeerde dat het onwaarschijnlijk is dat glyfosaat kankerverwekkend is. Die conclusie maakte deel uit van een ‘update’ van het toxicologisch profiel van het middel in het kader van het verlengen van de toelating. Met een kleine honderd opgetrommelde medestanders schreef Christopher Portier, de initiatiefnemer van de IARC-werkgroep, een brief op poten naar de verantwoordelijke Eurocommissaris Andriukaitis. Daarin beschuldigde hij het Duitse Bundesinstitut fur Risikobewerting (BfU) - het instituut dat de EFSA-evaluatie uitvoerde - er nog net niet van aan het handje van het bedrijfsleven te lopen. Daarbij even vergetend dat hijzelf actief is voor het Environmental Defense Fund, zeg maar de Amerikaanse Milieudefensie, dat al veertig jaar strijdt tegen synthetische bestrijdingsmiddelen.
Een reactie bleef niet uit. In een buitengewoon spitse brief fileert Bernhard Url, directeur van EFSA, de wetenschappelijke onderbouwing van het rapport van de IARC-werkgroep. Fascinerende lectuur, waarin weinig overblijft van de claim dat glyfosaat kankerverwekkend is. Uit te sluiten valt het nooit, maar het is wel onwaarschijnlijk. Zo verwijst Url bijvoorbeeld naar de Agricultural Health Study, een studie onder 9000 boeren en landarbeiders, die geen aantoonbaar verband laat zien tussen blootstelling aan glyfosaat en een verhoogd risico op NHL of enige andere vorm van kanker.
Tijger in de dierentuin
De conclusies van de EFSA werden bevestigd door de Joint FAO/WHO Meeting on Pesticide Residues, die half mei is gehouden. Dit overlegorgaan van de Voedsel- en Landbouworganisatie en van de Wereldgezondheidsorganisatie gaf EFSA/BfR gelijk en concludeerde dat het onwaarschijnlijk is dat glyfosaat een kankerrisico vormt voor de mens. Mede om gezichtsverlies voor het eigen agentschap te beperken, voegden de experts van de Joint Meeting eraan toe dat de werkgroep van het IARC oog heeft voor het gevaar (hazard) dat glyfosaat kankerverwekkend is, terwijl de EFSA en de experts van de Joint Meeting kijken naar het risico.
Het verschil tussen ‘hazard’ en ‘risk’ wordt meestal uitgelegd met het voorbeeld van de tijger. Hoewel dat een levensgevaarlijk dier is, ga je toch rustig met je (klein)kind naar de dierentuin en - vroeger - naar het circus, omdat de kans dat je daadwerkelijk blootgesteld wordt aan dat gevaar, buitengewoon gering is.
Op basis van het beschikbare onderzoek - en dat is niet weinig - is glyfosaat waarschijnlijk niet kankerverwekkend. Mocht dat wel zo zijn (hazard), dan is het risico verwaarloosbaar, zeker in vergelijking met andere risico’s op het krijgen van kanker, zoals - om maar eens een dwarsstraat te noemen - in de zon zitten. Er zijn dan ook, wetenschappelijk gezien, geen redenen om de verlenging van de toelating te blokkeren.
Uit oogpunt van gezondheid en milieu is glyfosaat zeker niet het slechtste middel in zijn klasseEvidence-beest
Hier komt echter het ‘evidence-beest’ om de hoek kijken. Milieugroepen en (sommige) politieke partijen gebruiken het rapport van de IARC vooral om aan te tonen dat er wetenschappelijke onzekerheid bestaat over de vraag of glyfosaat kankerverwekkend is. Zelfs verstandige kranten als de Volkskrant suggereren iets dergelijks, zonder zich te verdiepen in de vraag welk standpunt meer of minder plausibel is op basis van de onderliggende onderzoeken.
Een vorm van geestelijke luiheid waarbij al snel de roep klinkt om het voorzorgsprincipe toe te passen en - omdat het om ‘K’ gaat - op de meest fundamentalistische manier: ‘We weten het niet helemaal zeker, dus liever blo(de) jan dan do(de) jan’. Politici gaan daarin mee, omdat het zich afzetten tegen ‘gif in ons eten’ goed valt bij de achterban. Platitudes als ‘safety first’ zijn dan veel gemakkelijker te verkopen dan uitleggen hoe het echt zit en wat de argumenten en afwegingen zijn om een bepaald besluit al of niet te nemen. Dat is saai en past niet in een soundbite.
Al doende ondermijnen deze politici echter de geloofwaardigheid van de experts die ze zelf hebben aangesteld om de risico’s van glyfosaat in kaart te brengen. De EFSA en ons eigen College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) kunnen wel naar huis, want ‘wetenschap is ook maar een mening’. Maar dat niet alleen. Het eind van het liedje is dat de samenleving - net als bij het verbod van glyfosaat op verhardingen - weer wordt opgezadeld met alternatieven die niet alleen duurder zijn, maar ook nog eens slechter voor milieu en gezondheid.
Dit artikel verscheen in de nieuwste uitgave van Vork. Klik op de link als je het blad in de bus wilt krijgen.
Op 30 november krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Evolutie werkt maar hoogst zelden door zo'n gigantische ramp Linda, massale sterfte van een hele bevolking(sgroep). Het is bijna altijd een langdurig process van geleidelijke verandering: de groep met betere eigenschappen (in dit geval kleiner postuur en dus minder voedsel nodig) heeft groter voortplantingssucces dan de minder aangepasten. Zo krijg je een geleidelijk kleinere mens.
#11 en #12 Goed punt, ik vrees dat ik iets te kort door de bocht ging.
Wiki meldt het volgende: "It has long been taken for granted that the introduction of agriculture had been an unequivocal progress. This is now questioned in view of findings by archaeologists and paleopathologists showing that nutritional standards of Neolithic populations were generally inferior to that of hunter-gatherers, and that their life expectancy may well have been shorter too, in part due to diseases and harder work. Hunter-gatherers must have covered their food needs with about 20 hours work a week, while agriculture required much more and was at least as uncertain. The hunter-gatherers' diet was more varied and balanced than what agriculture later allowed. Average height went down from 5'10" (178 cm) for men and 5'6" (168 cm) for women to 5'5" (165 cm) and 5'1" (155 cm), respectively, and it took until the twentieth century for average human height to come back to the pre-Neolithic Revolution levels. Agriculturalists had more anaemias and vitamin deficiencies, more spinal deformations and more dental pathologies.
However, the decrease in individual nutrition was accompanied by an increase in population."
Blijf ik als leek echter wel met de vraag zitten hoe inmiddels bewezen natuurlijke selectie dan wel in zijn werk ging, als niet via massale sterfte voordat de vruchtbare leeftijd bereikt was.
Het begrip van de betekenis van 'evidence' of 'wetenschappelijk bewezen' lijkt nogal vaak erg beperkt te zijn. Zowel voor als tegenstanders gebruiken een selectie van wetenschappelijke onderzoeksresultaten om hun standpunt kracht bij te zetten, maar vergeten twee essentiële punten:
- Ten eerste wordt de status van kennis nooit bepaald door één onderzoek, noch door herhalingen van één en hetzelfde type onderzoek. De mate van plausibiliteit wordt bepaald door de de vraag hoe vaak een effect (of de afwezigheid daarvan) wordt gevonden via verschillende methodes. Met name de coherentie tussen de gevonden resultaten in verschillende typen onderzoek en tussen verschillende theorieën (de mate van verwevenheid) is bepalend.
- Ten tweede spelen in de wetenschap vooronderstellingen een net zo belangrijke rol als de onderzoeksopzet of de gevonden feiten. De aanname dat dieronderzoek iets zinvols kan zeggen over de gezondheid van mensen is een voorbeeld hiervan. Dit kan je accepteren of niet. Punt is echter dat vooronderstellingen niet-toetsbare aannames zijn en dat ze vrijwel nooit aangetoond dan wel verworpen kunnen worden middels evidence. Ze moet geaccepteerd worden 'by faith', maar het probleem is dat niet iedereen dezelfde vooronderstellingen heeft. Onenigheid over een wetenschappelijk resultaat komt nogal eens neer op een verschil in (vaak onuitgesproken) vooronderstellingen.
De manier waarop het voorzorgsprincipe hier neergezet wordt is m.i. een soortgelijke misvatting, want als er één bepalend aspect aan zit, dan is het wel dat bij toepassing ervan gekeken dient te worden naar de totaliteit aan evidence. In feite vereist het dus een beoordeling van de kennisstatus, wat nou net een gemis is bij veel voor- en tegenstanders. Ik zie niet wat er mis zou zijn met zo'n stap.
Zo zout heb ik het nog niet gegeten. Boer Piet DREIGT MET PLOEGEN als ie zijn zijn niet krijgt om – ter afwending van de aan de gang zijnde klimaaatverandering – met het vergiftigen van moeder aarde met glyfosaat te mogen doorgaan. Tevens bepaalt boer Piet ook en passant welke glyfosaattoepassingen ivm stapelen WEL en welke NIET noodzakelijk zijn.
Als glyfosaat inmiddels al ‘onderdeel is van een klimaatvriendelijke landbouwpraktijk’ is zou ik me over stapelen geen enkele zorg maken en nog harder stapelen. Dan komt alles weer goed.
We zijn hier voor de zoveelste keer bezig met herhaling van zetten. In bovenstaande verhaal maakt Joost van Kasteren al duidelijk dat experts niet worden geloofd.
Een jaar geleden schreef ik dit stukje op Foodlog. Het past hier uitstekend, dus voor diegenen die openstaan voor de wetenschap rond (natuurlijke of synthetische) gifstoffen:
Eén van de interessantste personen die ik ooit sprak was prof. Bruce Ames. Nooit zal ik de stelligheid vergeten waarmee hij korte metten maakte met de paniekzaaierij rond minuscule hoeveelheden residuen.
Hoewel Ames tot de meest geciteerde wetenschappers ter wereld behoort, lijkt zijn boodschap aan het grote publiek (en politiek) voorbij te gaan.
'He was concerned that overzealous attention to the relatively minor health effects of trace quantities of carcinogens may divert scarce financial resources away from major health risks, and cause public confusion about the relative importance of different hazards.
Ames considered himself a leading “contrarian in the hysteria over tiny traces of chemicals that may or may not cause cancer", and said that "if you have thousands of hypothetical risks that you are supposed to pay attention to, that completely drives out the major risks you should be aware of."
“I’m more interested in whether kids wear helmets when they ride their bikes, or if they eat enough fruits and vegetables.”
Volgens Ames is onze blootstelling aan natuurlijke gifstoffen veel groter dan die van de synthetische. Echter beide nauwelijks relevant gezien de kleine hoeveelheden.
Ik ben benieuwd hoe Ames op het Zweedse onderzoek zou reageren. Waarschijnlijk met enige onverschilligheid.
.......................
PS: gisteravond(29 juni'16) was Bruce Ames (86) even te zien in een TV programma van RTLz over vitamines.