In Nederland realiseren we ons niet altijd hoe sterk ons landbouwbeleid verweven is met de Europese ontwikkelingen. In een recente studie van het Sociaal Cultureel Planbureau wordt die samenhang in een aantal essays nogmaals voor het voetlicht gebracht. Dat geldt niet alleen voor regelgeving, maar ook voor geldstromen.

Von der Leyen
Er waait een andere wind in Brussel. Na haar aantreden kwam Ursula von der Leyen, de voorzitter van de Europese Commissie, met richtlijnen voor haar toekomstige beleid, waarin ze ook het belang van een duidelijk perspectief voor de landbouw benadrukte.

Eind vorig jaar, na de boerenprotesten, startte ze een strategische dialoog voor de landbouw. Dit was een uitgebreide bijeenkomst van belanghebbenden uit de gehele voedselketen, onder voorzitterschap van Peter Strohschneider, een Duitse hoogleraar. Deze groep kreeg de opdracht een toekomstvisie voor de Europese landbouw te ontwikkelen.

De jonge Groningse akkerbouwer en loonwerker Peter Meedendorp nam namens CEJA, de Europese jonge boerenorganisatie, deel aan deze groep. Wat in Nederland met het Landbouwakkoord niet lukte, is op Europees niveau wel geslaagd. Alle partijen,
Wat in Nederland met het Landbouwakkoord niet lukte, is op Europees niveau wel geslaagd
waaronder vele NGO’s, landbouworganisaties, supermarktorganisaties, de voedingsindustrie en consumentenorganisaties, konden zich eind augustus vinden in een gezamenlijke tekst. Opvallend is dat elke belangengroep in haar persberichten vooral die punten uit het rapport benadrukt waarmee ze het eens is. In haar reactie wekt LTO de indruk dat het rapport in overeenstemming is met hun visie of met het hoofdlijnenakkoord van het kabinet, maar daarbij gaat ze voorbij aan zaken die niet in hun straatje passen.

Het rapport zal moeten dienen als basis voor een Europese visie op het landbouw- en voedselsysteem. Dit staat in de opdracht van voorzitter Van der Leyen aan de nieuwe landbouw- en voedselcommissaris Hansen, die binnen 100 dagen na zijn aantreden deze visie moet ontwikkelen.

Reden te meer om verder in te zoomen op het rapport van de strategische dialoog.


Strategische Dialoog
In de Nederlandse media is vooral aandacht besteed aan de hoofdpunten voor de landbouw in dit rapport. Dit zijn vooral de noodzakelijke aanpassingen in het GLB, waarbij gepleit wordt voor gerichtere steun aan boeren die dat nodig hebben, en het minder afhankelijk maken van inkomenssteun van het aantal hectares. Ook wil de Commissie de positie van boeren in de keten versterken; boeren zouden niet verplicht moeten zijn om hun producten onder de productiekosten te verkopen. Hoe dit precies geregeld moet worden, blijft echter onduidelijk. Worden de kosten van moderne bedrijven in de meest efficiënte landen als maatstaf genomen? In het markt- en prijsbeleid van 40 jaar geleden waren moderne bedrijven richtinggevend bij de vaststelling van garantieprijzen.
Zonder herverdeling van subsidies zal het politieke draagvlak voor het GLB alleen maar verder afnemen

Op Nieuwe Oogst laat Bert Jan Ruissen, Europarlementariër voor de SGP, zich negatief uit over een herverdeling van de steun: “Over het pleidooi voor meer steun aan kleine boeren heb ik mijn twijfels. Het kan niet zo zijn dat de Europese Unie vooral hobbyboeren gaat steunen.” Hij gaat voorbij aan het feit dat het al bestaande praktijk is dat je agrariër als hoofdberoep moet hebben om voor inkomenssteun in aanmerking te komen. Bovendien hebben de grote bedrijven het minste behoefte aan steun. Zonder herverdeling van subsidies zal het politieke draagvlak voor het GLB alleen maar verder afnemen.

Consumenten
Wat minder aandacht in de media heeft gekregen, zijn de uitspraken over consumenten en de vraagzijde van de markt. Het rapport pleit voor een verandering van het consumptiepatroon, met een nieuwe balans die meer gericht is op plantaardige producten. Consumenten moeten worden ondersteund in deze transitie. Het uitgangspunt is dat de gezonde en duurzame keuze de makkelijkste keuze moet worden. Regeringen worden verzocht om hun fiscale instrumenten, zoals de BTW, in te zetten om consumenten te stimuleren duurzamer te eten. Dit doet denken aan de plannen van de vorige regering om de BTW voor groente en fruit te verlagen, wat uiteindelijk strandde door uitvoeringsproblemen.

Ook hierover laat Bert Jan Ruissen zich negatief uit: “De nadruk die wordt gelegd op een meer plantaardig dieet roept vragen op.” Het zou hem echter duidelijk moeten zijn dat een beperking van de consumptie van dierlijke eiwitten gewenst is voor voedselzekerheid, iets waar hij regelmatig aandacht voor vraagt, los van gezondheids- en klimaatkwesties.

De voedingsindustrie en overheden worden volgens het rapport eveneens opgeroepen om stappen te zetten. De voedingsindustrie moet producten gezonder en duurzamer maken, terwijl overheden bij aanbestedingen meer eisen zouden moeten stellen aan duurzaamheid, gezondheid en dierenwelzijn.

Lidstaten zouden gemotiveerd moeten worden om bij aanbestedingsprocedures eisen te stellen aan duurzaamheid, gezondheid en hoge standaarden voor dierenwelzijn. Dit vereist een aanpassing van de Europese regels voor openbare aanbestedingen. Van lidstaten wordt verder verwacht dat ze in hun voedingsrichtlijnen duurzaamheid meenemen, zoals al gebeurt in Nederland en enkele Scandinavische landen. Lidstaten moeten met sociale en fiscale maatregelen zorgen dat voedsel voor lagere inkomensgroepen betaalbaar blijft.

In het rapport wordt de Commissie opgeroepen om de voedingsmarketing voor kinderen te evalueren. Als de inspanningen van het bedrijfsleven en nationale maatregelen niet voldoende zijn, moet de Commissie met een wetgevend voorstel komen.

De Commissie zou volgens het rapport ook de Europese etiketteringsregels opnieuw moeten bekijken en indien nodig aanpassen. Dit is nodig om ervoor te zorgen dat consumenten voldoende geïnformeerd zijn om bewuste keuzes te maken op het gebied van duurzaamheid.

Gelet op deze beleidsvoornemens lijkt het alsof de “Farm to Fork-strategie” van de vorige Europese Commissie naar de achtergrond verdwijnt. Toch kan de BEUC, de Europese Consumentenorganisatie die ook deelnam aan de Strategische Dialoog, zich vinden in de uitkomsten van deze dialoog.

Natuurvriendelijke landbouw is de toekomst van Europa
Biodiversiteit en milieu
Een ander onderwerp dat in de media nauwelijks aandacht krijgt, is biodiversiteit. BirdLife, een belangrijke speler voor natuur en milieu in Brussel, reageerde enthousiast op het rapport van de Strategische Dialoog: “De Europese Commissie en boerenlobby's zijn het eens: natuurvriendelijke landbouw is de toekomst van Europa.” Volgens BirdLife betekent dit een significante verschuiving naar een duurzamer, veerkrachtiger en rechtvaardiger landbouwsysteem in de Europese Unie.

In hun persbericht benadrukken ze dat de landbouw ondersteund zal worden die "werkt voor de natuur door bestaande milieuwetgeving volledig te handhaven". Dit betreft onder andere de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water, die allemaal gerespecteerd moeten worden.

Voor Ariel Brunner, woordvoerder van BirdLife, is het duidelijk dat de noodzaak voor een fundamentele verandering van de landbouw nog nooit zo breed werd erkend. In veel publicaties is hij kritisch over de vergroening van het GLB. Een recent rapport van de Europese Rekenkamer bevestigt zijn kritiek: de nieuwe Strategische Plannen die de lidstaten hebben opgesteld, houden nauwelijks rekening met de ambities van de Green Deal.

Transitiefonds
Het rapport doet ook een oproep om een fonds op te richten voor een rechtvaardige transitie. Dit fonds moet boeren en ketenpartijen ondersteunen bij de overgang naar 'decarbonization', het verminderen van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en inspanningen voor natuurherstel.
Het rapport pleit voor de oprichting van een fonds voor een rechtvaardige transitie, om boeren en ketenpartijen te ondersteunen bij de overgang naar decarbonization, het verminderen van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en het bevorderen van natuurherstel.

Het is interessant om te onderzoeken of dit fonds ook mogelijkheden biedt om de noodzakelijke transitie in Nederland te ondersteunen. Volgens het rapport moet de transitie leiden tot landbouw- en voedselsystemen die veerkrachtiger, duurzamer, concurrerender, winstgevender en eerlijker zijn.

Om die transitie te financieren, moet zowel publiek geld als privaat kapitaal worden gemobiliseerd. Het rapport pleit voor een tijdelijk “Agri-Food Just Transition Fund” (AJTF), naast het GLB (en dus niet als onderdeel ervan), om de duurzaamheidstransitie in de sector te ondersteunen. In de beleidswereld moet je de term 'tijdelijk' echter altijd met een korreltje zout nemen, omdat tijdelijke regelingen vaak moeilijk af te bouwen zijn.

Daarnaast wordt in het rapport expliciet aangegeven dat er in gebieden met een hoge concentratie van veehouderijen lange-termijnoplossingen op regionaal niveau moeten worden ontwikkeld, die gefinancierd kunnen worden met het ‘Agri-Food Just Transition Fund’. Ook wordt vermeld dat investeringen gericht op dierenwelzijn financieel ondersteund moeten worden door dit fonds. Dierenwelzijn krijgt veel aandacht in het rapport. Naast een Europese aanscherping van het dierenwelzijnsbeleid, wordt ook voorgesteld om een Europese etikettering voor dierenwelzijn in te voeren.

Het rapport onderstreept bovendien de noodzaak om de uitstoot van broeikasgassen in de landbouw te verminderen. Technologische oplossingen alleen zijn niet voldoende. Volgens de deelnemers van de Strategische Dialoog is het nog te vroeg om een Emission Trading System (ETS) voor de landbouw in te voeren, omdat hier nog verder onderzoek naar moet plaatsvinden. Regionale strategieën, ondersteund door het AJTF, worden echter wel aanbevolen.

Vorig jaar ontving Nederland bijna een miljard euro uit het RRF, het Europese Recovery and Resilience Fund, voor maatregelen met betrekking tot Natura 2000 en de sanering van varkensbedrijven, op basis van het door Nederland ingediende ‘herstel- en veerkrachtplan’. Dit zijn aanzienlijke bedragen, waarbij de lidstaat doorgaans ook zelf een deel van de investeringen en steun moet financieren. Dit betekent dat er voldoende nationale middelen beschikbaar moeten blijven om de herstructurering van de veehouderij te kunnen financieren.

Gelet op de problemen in Nederland met de hoge concentraties veehouderijen, zijn er kansen om nieuwe Europese fondsen aan te wenden voor de noodzakelijke transitie in de sector. Nederland moet echter niet met de rug naar Europa blijven staan, zoals nu vaak het geval is bij het kabinet. Samenwerken met de Europese Commissie bij het vormgeven van het GLB heeft Nederland in het verleden veel opgeleverd.
Dit artikel afdrukken