Om te kunnen praten over goed eten van dichtbij hadden sommige aanwezigen ver gereisd. Velen hadden zelfs de avondmaaltijd maar overgeslagen en in plaats daarvan wat gemaksvoer naar binnen geschoven, zo werd steekproefsgewijs vastgesteld. Dick Veerman begon met een reis door de landbouwgeschiedenis met het Chipotle filmpje waarover hij op Foodlog ook al eens kritisch was.

Het filmpje is reclame voor een fastfoodketen. In een prachtige animatie verandert een aanvankelijk idyllische landbouw snel in rokende industrieën. Die worden vervolgens, als de muziek op zijn allermeeslependst is, terugomgetoverd in een divers landschap onder het motto "going back to the start".
De dagvoorzitter vatte Veermans woorden als volgt samen: Wie gelooft dat we 'back to the start' kunnen is naïef, dit autarkisch romantisch geneuzel maakt eten onbetaalbaar. De vraag waar het vandaag om zou moeten draaien luidt volgens Veerman niet hoe we terug kunnen naar het begin maar hoe we verstandiger vooruit kunnen. We hebben ons eten letterlijk waardeloos gemaakt om de rest van de economie te kunnen ontwikkelen. Dat loopt mis als de basis daarvoor economisch niet meer uitkan. Volgens Veerman is de uitdaging: hoe waarde te geven aan eten zónder het veel duurder te maken. Dat laatste creëert een welvaartsval die we niet willen.

Dagvoorzitter Marcia Luyten vervolgde: Okee, maar er zijn wel een aantal perverse effecten van de grootschalige manier van voedsel produceren. Hoe kunnen we afkomen van:
-het produceren en verkopen tegen een prijs die onder kostprijs ligt;
-de totale waardeloosheid die mensen bij eten blijkbaar ervaren, waardoor veel weggegooid wordt;
-het verlies aan biodiversiteit;
-het uitputten van resources.

Daarop kwam een aantal gasten aan het woord over zin en onzin van een regionale voedselstrategie.

Akkerbouwer Piet van Zanten vindt het belangrijk dat boerenbedrijven in het licht van volatiele markten minder kwetsbaar worden, dat kan door als boer dichter bij de verdere weg van je eigen product te staan.

Publicist Linda Rodenburg merkt op dat "waarde hechten aan eten" op gespannen voet kan staan met een regionale voedselstrategie. Mensen zijn immers ook niet langer regionaal gebonden maar mobiel. Je zult dus ruimte moeten geven. Bijvoorbeeld aan allochtonen die hun eigen lokale eten willen telen in de regio (uitheemse gewassen) of importeren als dat niet kan. En dat lokaal eten nu opeens als issue onderkend wordt door de elite, wil niet zeggen dat het voor iedereen een issue is. Veel minderheden hebben hun tuinen allang volstaan met kousenband of chilipeper.

Samuel Levie van YFM vertelt dat veel van zijn generatiegenoten (Levie is 28) het verschil tussen een koolrabi en knolselderij niet kennen, maar tegelijkertijd wel bezorgd zijn over duurzaamheid. Het is dus belangrijk verbinding tot stand te brengen, dat kunnen jonge mensen die in de praktijk met voedsel bezig zijn.

Jan Willem van der Schans is als onderzoeker en in de praktijk bezig met stadslandbouw. Hij maakt het punt van de invloed van voedselproductie voor ruimtelijke ordening. Voedsel hoort bij de stad en zelfs de productie ervan zal nooit echt verdwijnen, maar tegelijkertijd wil de stedeling zich er niet teveel om bekommeren. Er is teveel andere verleiding die concurreert.

De stad Groningen wil met een regionale voedselstrategie vooral nadenken over productie en consumptie van voedsel in de regio, met het oog op -regionale economie, -kwetsbaarheden bij calamiteiten, of -ruimtelijke ordening. Volgens Wout Veldstra, stadsecoloog van Groningen, kan meer dan voldoende voedsel in behoorlijke variatie in de buurt van de stad gemaakt worden. Nu wil de stad vraag en aanbod matchen waar het kan, bijvoorbeeld door aantrekkelijke voedselproductie op bestaande boerderijen in de stadsranden, maar ook op locaties binnen de stad. Het aanbod wordt onder andere verkocht op een maandelijkse streekmarkt. Terwijl de discussie verdergaat over op welk plein de streekmarkt moet zijn en of je niet het lokale aanbod op de gewone markt moet vergroten, dwalen mijn gedachten af.

Zo'n regionale voedselstrategie is natuurlijk prachtig. Het is belangrijk. Het is hoog tijd voor betekenis, voor meer diversiteit en voor boer-burger contacten. Het is ook prima dat de nevenproducten van het boerenbedrijf - landschap, de band van voedsel, kringloop, betekenis - aan hun revival beginnen. Maar als dat de economische problemen waar boeren voor staan niet oplost, zijn we nog nergens. Moet een boer naast een grotendeels onbetaalde werkweek van 70 uur op zaterdag ook nog eens op de markt gaan staan omdat consumenten zo graag 'een band' met hun eten willen? Een aanwezige boerin geeft ook al aan dat dat per saldo veel werk en daardoor weinig extra inkomen oplevert. Hoe kan zo'n symbolische daad de door Luyten als 'pervers' benoemde effecten van grootschalige productie wegnemen?

In de zaal zit vissersvrouw Barbara Geertsema, die de visserij bij Lauwersoog van binnenuit kent. Zij gelooft duidelijk in een regionale voedseleconomie, maar ziet ook dat er dan nog veel te veranderen valt: de enorme hoeveelheden garnalen die op dit moment uit Lauwersoog komen gaan we nooit en te nimmer kunnen opeten in de regio Groningen. De prijs is nu slecht, als dat nog even duurt gaan de vissers failliet, dan de afslag en dan de industrie, transport en alle omheenhangende structuren. Dat is heel veel werkgelegenheid, in een gebied waar geen alternatieve werkgelegenheid is.
Barbara's oplossing voor de langere termijn zou zijn om de hele vloot te extensiveren en diversificeren; alleen nog vangen waar (regionale?) vraag naar is. Van de wereldmarkt gaan we allemaal onze bekomst krijgen, zegt ze.

In de trein terug lees ik op Twitter dat Nederland ook vorig jaar weer tweede landbouwexporteur ter wereld was. Er ging in 2010 productie ter waarde van 81 miljard dollar Nederland uit.

Foto: Wout Veldstra en Marcia Luyten
Dit artikel afdrukken