Just-In-Time-Adaptive-Interventions
Zo’n berichtje heet in mooi Engels een Just-In-Time-Adaptive-Intervention, afgekort tot JITAI. Een JITAI ondersteunt mensen precies op het juiste moment met advies, bijvoorbeeld op het moment dat je iets wilt eten of drinken. Zo'n interventie heeft de vorm van een app op je telefoon of smartwatch. Vaak stel je van tevoren een doel in. De app verzamelt informatie over hoeveel je beweegt, waar je bent en wat je eet. Als de app merkt dat je ‘steun’ kunt gebruiken bij het behalen van jouw doel (dus bijvoorbeeld als je in een verleidelijke omgeving bent, zoals in de buurt van een bakker met zoete lekkernijen), krijg je een advies om de gezonde keuze te kunnen maken. Zo’n interventie heet "adaptief": precies afgestemd op jouw situatie en behoeften op dat moment. Na de melding leert het algoritme van jouw reactie op de melding en past het volgende meldingen daar op aan.
JITAI’s bieden duidelijke voordelen. Je krijgt hulp op het moment dat je het nodig hebt. Een diëtist kan je wel vertellen hoe je gezond moet eten, maar de verleidingen in de ongezonde voedselomgeving weerstaan is andere koek. Veel voedingskeuzes maken we vlak voor we iets in onze mond stoppen. Gepersonaliseerde berichtjes op precies het goeie momenten kunnen je bij de les houden.
Dat blijk te werken. Volgens een recente meta-analyse met 33 studies, blijken gezondheidsinterventies mét ondersteuning van JITAI’s effectiever dan interventies zonder JITAI’s.
Een diëtist kan je wel vertellen hoe je gezond moet eten, maar de verleidingen in de ongezonde voedselomgeving weerstaan is andere koekWeg van de verleidelijke route
Laura Winkens is universitair docent aan de Universiteit van Wageningen. Met een team onderzoekers werkt ze al een aantal jaren aan de ontwikkeling van verschillende JITAIs, waaronder de EetWijzer app voor mensen in Wageningen en omgeving. Het team onderzoekt welke interventies werken, om zo de effectiviteit en toepasbaarheid verder te verbeteren. Gebruikers van de EetWijzer app kunnen voor nu kiezen uit 3 doelen: minder vlees eten, meer groenten en fruit eten, of gezonder snacken. De berichtjes worden aan de hand van dat doel aangepast. “Zo ontvangen mensen die het doel 'minder vlees eten' hebben ingesteld bijvoorbeeld een vleesloos recept als ze naar de supermarkt lopen, of ontvangen ze als ze in de snackbar staan een tip als ‘Oh, je bent nu bij de snackbar, neem een kaassoufflé’,” vertelt Dr. Winkens. Met de app hoopt Winkens dat gebruikers uiteindelijk hun verplaatsingspatroon in Wageningen gaan aanpassen, zodat ze niet onbewust langs verleidelijke plekken komen. “In de toekomst zouden we dan gezondere routes kunnen stimuleren”, legt Winkens uit.
De ontwikkeling van zo’n app blijkt geen simpele klus: “Het zijn gecompliceerde apps om te ontwikkelen. Ook al groeien de mogelijkheden van AI snel, JITAI’s staan echt nog in de kinderschoenen. Het is bijvoorbeeld heel lastig om de meldingen goed te timen: je moet weten dat iemand op pad is naar de supermarkt, maar je wilt ook niet dat die persoon een berichtje krijgt bij elke winkel waar hij langs fietst. Bovendien moeten mensen altijd hun locatie aan hebben staan als je gebruik wil maken van GPS-data. Dat verbruikt veel batterij en gaat dus nogal eens mis. Omdat de personalisatie key is kost het bovendien veel technische denkkracht. JITAI’s laten veelbelovende resultaten zien, maar ze moeten technisch écht nog beter worden.”
Geld versus privacy
Dat is precies waar de bottleneck zit. De ontwikkeling van een JITAI vergt veel geld. Zoveel geld dat het niet uit de publieke middelen waar academische onderzoekers mee werken, kan worden gefinancierd. Grote bedrijven hebben dat geld wel. “De industrie heeft het geld om snel mooie apps te ontwikkelen. Onderzoekers hebben de theoretische kennis om ze optimaal in te richten. Maar naar grote bedrijven stappen vind ik een erg grote stap. Wat voor informatie komt dan bij die bedrijven terecht en wie wordt de eigenaar van de app die ik ontwikkel? De informatie van de deelnemers is privacygevoelig. Je wilt absoluut niet dat de bedrijven die informatie gaan misbruiken voor marketingdoeleinden. We zouden bijvoorbeeld kunnen werken met bedrijven die al veel gezondheidsapps op de markt hebben, maar het is vaak onduidelijk waar de data wordt opgeslagen en wat er verder met de data gebeurt.”
Maar naar grote bedrijven gaan vind ik wel een grote stap, want wat voor informatie komt dan bij die bedrijven terecht en wie wordt dan de eigenaar van de app?“Of integratie met een supermarktapp, zoals die van Albert Heijn, zou een interessante stap zijn. Maar we vragen gebruikers bijvoorbeeld hoe ze zich voelen, juist om emoties als eettriggers te herkennen. Hoeveel zal een supermarkt dan niet over je te weten komen? Ze kunnen bijvoorbeeld zien dat je een stresseter bent of bijvoorbeeld patronen herkennen wanneer je ongezonde keuzes maakt. Daar kan de supermarkt op inspelen, door aanbiedingen te sturen die aansluiten bij je eetgedrag”, vertelt Winkens.
Privacy uiteindelijk geen obstakel
Wat vinden de gebruikers er eigenlijk zelf van dat er de hele tijd een app over hun schouders meekijkt? “Wij ontwikkelden onze app samen met eindgebruikers", antwoordt Winkens. “Daar kwam uit dat mensen de personalisatie in de app geweldig vinden, hoewel ze aanvankelijk bang zijn om veel van hun privacy op te geven.” Dat noemen we de personalisation privacy paradox: mensen willen graag aanbevelingen en diensten die aansluiten bij hun situatie en voorkeuren. Om dat mogelijk te maken moeten ze wel persoonlijke data vrijgeven, maar ze zijn tegelijkertijd huiverig om die gegevens te delen vanwege privacyrisico’s en misbruik van hun informatie.
Maar die angst is geen obstakel. Winkens: “Toen we de app eenmaal ontwikkeld hadden, bleken de deelnemers zich helemaal geen zorgen meer te maken over hun privacy. Dat herkent iedereen wel. Als je na het downloaden van een nieuwe app eenmaal de algemene voorwaarden van die app hebt geaccepteerd, denk je er niet echt meer over na. Dat wijst er wel op dat zorgen rondom de privacy het gebruik van gepersonaliseerde apps niet in de weg staan, op voorwaarde dat de voordelen duidelijk zijn en het delen van gegevens transparant wordt gecommuniceerd.”
De meeste JITAI’s zijn nu gericht op bewegen
Winkens gelooft wel dat er potentie in JITAI’s zit als extra steun voor mensen die aan hun gezondheid willen werken, of als support voor patiënten in samenwerking met een gezondheidsprofessional. “Het zou heel mooi zijn als bijvoorbeeld mensen met een chronische ziekte zulke apps kunnen gebruiken voor bijvoorbeeld self-management. Daarnaast mogen er nog wel meer JITAI’s komen op het gebied van voeding. De meeste JITAI’s zijn nu gericht op bewegen.”
Gezondheidskloof
Winkens ziet een tweedeling opduiken als JITAI’s alleen door hoogopgeleiden gebruikt gaan worden. In dat geval missen ze hun doel. Juist minder hoogopgeleiden hebben immers de meeste moeite om gezonder te gaan leven. Met andere woorden: JITAI’s kunnen de gezondheidskloof vergroten. Winkens formuleert dat zo: “Hoogopgeleiden hebben over het algemeen meer interesse in apps die leefstijl promoten en meer middelen om de nieuwste technologische ontwikkelingen te kunnen gebruiken. De kans is daarom groot dat hoogopgeleiden sneller een JITAI gaan gebruiken. Al helemaal als zo’n applicatie geld kost. Toekomstige JITAI's moeten daarom beter aansluiten bij de specifieke behoeften en omstandigheden van mensen met een lagere sociaaleconomische positie. Dit kan betekenen dat ze rekening moeten houden met andere levensomstandigheden en stressfactoren, in plaats van zich alleen te richten op gezond eten als afzonderlijk thema.”
Toekomstige JITAI's moeten daarom beter aansluiten bij de specifieke behoeften en omstandigheden van mensen met een lagere sociaaleconomische positieWinkens wijst op de onmisbare rol van de overheid: “JITAI’s zijn een mooie tool om individuen te helpen, maar echte verandering kan niet plaatsvinden zonder dat de voedselomgeving veranderd. Dat kan bijna alleen maar met beleid dat de voedselomgeving minder ongezond maakt en de oneindige hoeveelheid verleiding om fout te eten flink uitdunt. Zolang zulk beleid er niet is, vind ik tegelijkertijd dat mensen de kans moeten hebben om zelf die gevaarlijke omgeving te lijf te gaan.”
Met haar laatste opmerking raakt Winkens aan de discussie rond de GLP1-afslankmiddelen Wegovy, Ozempic en Mounjaro, die nu volop in de belangstelling staan. Wie het geld heeft, kan zijn gewicht beheersen. Maar de ongezonde voedselomgeving blijft bestaan en de mensen die je het liefst wilt bereiken in dat foute luilekkerland, bereik je niet.
Op 30 december krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog