Met alle trends van puurder eten en terug naar onze culi­roots (maar zonder die mooie extra kiezen van de Neanderthalers), let ik meer op verhalen over anders eten. Zo stuitte ik een paar weken geleden op een verhaal in de Volkskrant (Sir Edmund, Volkskrant Magazine 21/6) over 'wild plukken in de stad'. Het stadsgroen als bron van voeding voor de nieuwe mens.

Alleen jong berkenblad
Daar moest ik het mijne van hebben. Hoewel ik net als velen onder ons een trouw bramenplukker ben als de tijd daar is en ook menig vlierbes in de jam is beland, raakte ik al lezend toch danig van slag van een aanvullend dieet van onder andere jong berkenblad, dovenetel, wilde kleine kersjes en zuurbes. De auteur van het boekje 'Wild plukken: de alternatieve fruittuin', Peter Kouwenhoven, ging met de redacteur van de Volkskrant op strooptocht door zijn woonwijk in Lelystad, voorzien van een tasje voor de buit/oogst. Na een bittere aanvaring met berkenblad dat toch niet meer zo jong was en enkele wilde zure kersjes tegen koffietijd, was de redacteur heel blij dat hij ook een trommeltje boterhammen meegenomen had voor de lunch.

Seizoenpluk
Want wild plukken voedt natuurlijk ruimschoots onze zintuigen, maar in veel mindere mate onze maag. Zit je in het verkeerde seizoen, dan grijp je overal naast. Te laat voor de jonge hondsdraf en dovenetel, te vroeg voor bramen en pruimen (voor zover de gemeente die in het beplantingsschema heeft opgenomen). Net op tijd voor de bloesems van de vlier, maar pas op, het blad blijkt zeer giftig. Stadsrozen hebben geurige blaadjes, zoals de Japanse rimpelroos en de egelantier, maar de bottels zijn te prefereren, dus even wachten nog.

Gemeentelijke groenvoorziening
Wie een goed ontwikkeld jachtinstinct heeft en ook ergens het gevoel dat je toch wel iets van die hoge gemeentelijke belastingen mag terughalen in de vorm van snackjes uit de groene stukken van je wijk, heeft aan het boek Wild plukken een kostelijke bron van informatie.
De auteur Peter Kouwenhoven was jarenlang hoofd Groenvoorziening in de gemeente Lelystad, in een tijd dat men ruim openbaar groen met variatie een toegevoegde waarde vond voor bewoners en fauna. Door de jaren heen heeft hij ontdekt wat er zoal eetbaar is aan stadsgroen, maar ook aan dat wat gemakshalve 'onkruid' wordt genoemd. Planten als klein hoefblad, raket, melde, look zonder look en weegbree vormen voor hem een bron voor opgeleukte voorjaarsalades. Daarbij raakt Kouwenhoven het terrein van de nog immer node gemiste Klazien uut Zalk, die vooral de geneeskrachtige werkingen van dit type planten aanprees.

En de vogels dan?
Er dringen zich ondanks mijn positieve gedachten toch enige mitsen en maren op: met onze Nederlandse (zang)vogels gaat het niet zo goed. Hun laatste standplaatsen zijn nu juist vaak de gemeentelijke groenvoorzieningen en de tuinen van particulieren. Wat daar wordt aangeplant vormt voor hun de basis van hun wintervetlaag, en daarmee van hun voortbestaan. In het struweel vinden ze veiligheid. Als wij nu met onze volgestouwde welvaartsbuiken ook nog eens van het eten van hun bessen en noten 'een leuke sport' gaan maken, dan weet ik niet of je niet meer kapot maakt dan je lief is. Bovendien loop je op favoriete voedertijden ('s ochtends vroeg of 's avonds) door hun territorium waardoor je de broodnodige rust verstoort. Dan ben je als mens weer verplicht ze in de winter bij te voederen, wat de importeurs van vogelzaden nog rijker en welvarender maakt. Internetwinkels als Vivara willen nu al dat je de vogels ook in de zomer door blijft voederen.

'Wild plukken' is dus niet alleen maar een aardig boekje: het is ook het zoveelste vraagtekens oproepende signaal van een oververzadigde, steeds naar iets nieuws jagende mens die vindt dat hij recht heeft op bijna alles wat de aarde voortbrengt. Het is misschien wat geknor in de marge, maar hoe 'wild' is nu eigenlijk een lijsterbes die je van het pleintje aan de overkant hebt geknipt? En klinkt het niet een beetje armoedig wanneer de auteur zegt 'vooral toch ook wat te laten hangen voor de vogels'? Hebben we als mensen met al onze supermarkten nóg niet genoeg?!
Kortom: ik blijf met een dubbel gevoel zitten bij dit initiatief, dat in het najaar een vervolg krijgt: over eetbare wilde bloemen.

Wilde recepten
Het meest wild zo je wilt, en vindingrijk, zijn de recepten van Barbara Peters die bij elke vrucht wordt gegeven. Vooral gebak kan gevuld worden met allerlei op zichzelf erg zure bessen, verder kun je het zuur compenseren in limonadesiropen en jams/geleien. Op het hartige punt zijn het jonge blaadjes van (on)kruiden die in het voorjaar en de voorzomer haar salades opsieren. Fijn dat er kweeperenrecepten in staan, hoewel in Zwolle de gemeente geen kweeën heeft aangeplant. Lucky Lelystad.

Mijn receptkeuze viel op een van mijn favoriete zomergerechten, pruimentaart. Ik maak echter de light versie zonder boter en met minder bloem die clafoutis heet, een Zuidfranse heerlijkheid die met pruimen gemaakt kan worden zoals hier, maar oorspronkelijk met kersen wordt bereid. Ik had nog 'wilde' pruimen in de vriezer van een boom die mijn buurman op zijn visstekje bij Zwartsluis heeft staan. Ingevroren pruimen moeten iets meer gesuikerd worden maar zijn wonderwel te gebruiken ook na bijna 10 maanden vriezer.

Clafoutis met wilde pruimen
- 500 gr pruimen, ontpit
- 1 dl pruimenbrandewijn of rum
- 4 eieren
- 2 dl melk
- 1 dl room
- 100 gr suiker
- 1 zakje vanillesuiker
- 50 gr bloem
- 10 gr bakpoeder
- 20 gr boter
- poedersuiker

Bereiding
Ontpit de pruimen en zet ze een uurtje koel met de drank en de helft van de suiker. Verwarm de oven voor op 190 graden. Meng met een mixer de overige ingrediënten behalve de poedersuiker.
Vet een ronde vuurvaste schaal in met de boter en leg de pruimen naast elkaar op de bodem met de bolle kant naar boven. Schenk het ei­melk­bloemmengsel voorzichtig tussen/over de pruimen.
Laat de clafoutis in 40 min. rijzen en garen. Serveer heel warm met poedersuiker erover gestrooid.

Fotocredits: Lucette M. Faber
Dit artikel afdrukken