Modellen nemen een centrale plaats in binnen de demografie, maar niet alle demografen verstaan hetzelfde onder een model. Van oudsher houden demografen zich bezig met de dynamiek van populaties: ontwikkelingen in de omvang en samenstelling naar leeftijd, geslacht en andere kenmerken van een populatie. Vaak zijn die populatiemodellen in eerste instantie puur beschrijvend van aard. Een goed voorbeeld is het demografische transitiemodel.

Demografisch transitiemodel
Dit model beschrijft de transitie van een beginstadium waarin populaties een hoge vruchtbaarheid en hoge sterfte hebben, naar een eindstadium van lage vruchtbaarheid en lage sterfte, met een transitiefase waarin eerst de sterfte daalt, gevolgd door de vruchtbaarheid, wat leidt tot een tijdelijke hoge bevolkingsgroei. De oorspronkelijke formulering was een statische classificatie van landen in drie groepen, maar het werd een model toen bleek dat vele landen dezelfde transitie doormaakten, en het model daarmee voorspellende waarde had.

Formele demografie
Veel populatiemodellen kunnen in een mathematische vorm worden uitgedrukt, en de studie hiervan wordt ook wel de formele demografie genoemd. Die modellen geven een structurele beschrijving van de dynamiek van een populatie, en zijn conceptueel meestal heel simplistisch. Maar simpele vergelijkingen kunnen vaak heel fundamentele uitkomsten opleveren, en zijn vaak heel bruikbaar voor prognoses. Een voorbeeld is de stabiele bevolkingstheorie van Lotka, waar op basis van een overlevingstafel en het geboortecijfer van een populatie de lange termijn stabiele leeftijdsverdeling van die populatie wordt bepaald, het intrinsieke groeicijfer, en de vraag beantwoord wordt hoe groot het geboortecijfer moet zijn om een stationaire bevolking (dat wil zeggen met een stabiele omvang) te krijgen.

Modellen nemen een centrale plaats in binnen de demografie, maar niet alle demografen verstaan hetzelfde onder een model
Sociale demografie
Hoe nuttig deze beschrijvende en analytische modellen ook zijn, ze geven geen verklaring. Ook gaan ze er impliciet van uit dat alle leden van een populatie hetzelfde gedrag vertonen. Om die reden werd demografie ook wel een theorie-arme wetenschap genoemd. Met de toenemende complexiteit van de samenleving, en dus van het spectrum aan demografisch gedrag, werd de behoefte aan meer gedragsmatige onderbouwing van demografische modellen groter (from Population to People). De tak van demografisch onderzoek die zich met verklaren bezighoudt wordt ook wel population studies of sociale demografie genoemd.

Sociaal-demografen zoeken verklaringen voor demografisch gedrag (zoals gezinsvorming of verhuizingen), of gebeurtenissen (zoals overlijden) met behulp van modellen. Op basis van een theorie over demografisch gedrag wordt een relatie gelegd tussen bepaalde indicatoren van demografisch gedrag en door de theorie veronderstelde determinanten van dat gedrag. Het model maakt het mogelijk om de theorie te toetsen, en creëert een gemeenschappelijk kader om over het onderwerp gestructureerd na te denken en te communiceren. Deze werkwijze is identiek aan die gebruikt wordt in veel sociale wetenschappen.

Zowel micro- als macroniveau
De sociale demografie levert veel inzichten op in de mechanismen die demografisch gedrag van individuen en huishoudens verklaren. Maar veel maatschappelijke vragen, zoals vergrijzing of migratie, gaan over de bevolkingsontwikkelingen op macroniveau. Tegelijkertijd willen we ook weten waarom ontwikkelingen plaatsvinden. Demografie is bij uitstek de sociale wetenschap waarbij zowel het microniveau als het macroniveau onderdeel uitmaken van het studieobject. Daarbij zijn de afgelopen decennia ook modellen ontwikkeld die een brug slaan tussen de formele demografie en de sociale demografie. In de traditionele formele demografie waren leeftijd en geslacht de enige dimensies die demografische heterogeniteit beschreven. Maar leeftijd is maar een manier om de dimensie tijd te operationaliseren. Leeftijd is de tijd verstreken sinds geboorte, en die is natuurlijk heel belangrijk voor demografisch gedrag, omdat bijna alles hiermee samenhangt.

Age-Period-Cohort modellen
Maar belangrijke historische gebeurtenissen, zoals oorlogen, economische conjunctuur, zijn ook bepalend voor demografisch gedrag. Ook de tijd waarin men geboren wordt heeft invloed. Dit inzicht leidde tot het ontstaan van leeftijd-periode-cohort (Age-Period-Cohort: APC) modellen, die weliswaar geen directe verklaring geven, maar wel belangrijke inzichten bieden in demografische processen. Zo blijken periode- en cohort-effecten belangrijk bij te dragen aan het inzicht en de prognose van sterfte. Het effect van rookgedrag op sterfte heeft bijvoorbeeld een belangrijk cohort-element. Ook op andere manieren worden populatiemodellen steeds meer verfijnd. Multistate modellen modelleren de transities in een populatie tussen onderscheiden toestanden, zoals huishoudenspositie, of gezondheidsniveau, en sluiten daardoor beter aan bij de heterogeniteit en complexiteit van de huidige samenleving.

Vaak geven simpele modellen dan ook meer inzicht dan complexe modellen, en leveren ze vaak - niet onbelangrijk in de demografie - betere prognoses
De transitiekansen van deze modellen worden vaak geschat met behulp van micro-modellen. Microsimulatiemodellen en agent-based modellen passen de gedragsvergelijkingen uit de sociale demografie toe op micro-actoren die, door aggregatie, het gedrag van een populatie nabootsen. Zo kunnen veranderingen in de gedragsvergelijkingen worden geëvalueerd op het populatieniveau. Deze ontwikkeling heeft overigens ook een schaduwzijde. Modellen zijn vereenvoudigde weergaven van een deel van de werkelijkheid. De zucht naar steeds ingewikkelder modellen leidt niet altijd tot beter inzicht. Een model kan ook te veel knoppen hebben met veel directe en indirecte effecten, waardoor het een black box wordt. Vaak geven simpele modellen dan ook meer inzicht dan complexe modellen, en leveren ze vaak - niet onbelangrijk in de demografie - betere prognoses.

Demografische modellen dragen bij aan beschrijving, analyse, verklaring en voorspelling, en bestrijken zowel het microniveau van het individuele demografische gedrag, alsook het macroniveau van ontwikkelingen in de populatie. Een cruciale vraag hierbij, maar tevens het moeilijkst te beantwoorden, is op welke manier de macro-context van de populatie het microgedrag van het individu beïnvloedt. Een treffend voorbeeld van dit laatste is de vraag of de actuele bevolkingsprognoses voor Afrika wel realistisch zijn in het licht van de mogelijke remmende effecten van diverse randvoorwaarden, zoals voedselzekerheid, of klimaat. Die vraag kan niet alleen met demografische modellen beantwoord worden, maar vergt samenwerking andere disciplines.

In Wat is ...? gaan we met bekende en minder bekende mensen op zoek naar wat hen motiveert om te ontdekken of we elkaar van daaruit weer kunnen vinden. De introductie tot de modellenreeks vind je hier. Waarom we dit doen lees je in De ontdekking van de ander.
Dit artikel afdrukken