Met een beroep op de Omgevingsverordening Limburg zei de Provincie dat beweiden en bemesten is vrijgesteld van de vergunningplicht. Volgens de rechtbank is dat niet voldoende. Dat meldt Boerderij.

De Coöperatie Mobilisation for the Environment (MOB) en de Vereniging Leefmilieu eisten dat de provincie handhavend zou optreden tegen zestien veehouders die geen geldige vergunning voor beweiden en bemesten meer hadden door het wegvallen van de stikstofregelgeving in Nederland vanaf mei 2019.

De provincie stelt zich op het standpunt dat bij gebrek aan een goede rekenmethode en beoordelingskader niet te beoordelen valt of weidegang en bemesting slecht is voor Natura 2000-gebieden. Daarom zou niet te zeggen zijn of een Wnb-vergunning (Wet natuurbescherming) vereist is en kan worden verleend.

De Limburgse rechtbank ziet het anders. De Raad van State bepaalde in het voorjaar dat het Nederlandse stikstofbeleid niet spoorde met prevalerende Europese regelgeving. Die uitspraak is leidend en daarom is een geldige natuurvergunning noodzakelijk voor beweiden en bemesten. Om die reden had de provincie de betreffende veehouders in de gelegenheid moeten stellen alsnog een aanvraag in te dienen voor een geldende natuurvergunning. De provincie moet vervolgens beoordelen of er een negatief effect op relevante Natura 2000-gebieden is. Pas bij die beoordeling kan de provincie zich eventueel beroepen op ontbrekende rekenmethodiek en beoordelingskaders. Omdat de provincie Limburg geen nader onderzoek heeft gedaan, is het besluit in strijd met vereiste zorgvuldigheid. In beginsel hoort een koe dus binnen en niet buiten, volgens de rechter.

De rechtbank wil dat de provincie binnen 16 weken een nieuwe beslissing neemt en publiceert. Eerst moet ze de betreffende veehouders in de gelegenheid stellen een Wnb-vergunning aan te vragen voor het beweiden en het bemesten. Iedere dag uitstel kost de provincie een dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 15.000.

UPDATE door Dick Veerman, hoofdredacteur, 14 november, 11u25

MOB stoort zich aan de kop boven deze tekst. Dat maakt directeur Johan Vollenbroek in reacties hieronder duidelijk. Zijn juridisch adviseur Valentijn Wösten zette in een mail aan mij persoonlijk uiteen waarom.

Wösten schrijft 'voor eens en altijd' het volgende duidelijk te willen maken aan de redactie van Foodlog:

Kern van deze zaken is de emissie door het uitrijden van de mest. Daarmee zijn bijna evenveel emissies en deposities mee gemoeid als de stalemissies. Daar is ruim voldoende onderzoek over.

Het is onverdedigbaar dat wel een heel vergunningencircus wordt opgetuigd voor stalemissies terwijl de vergunning voor emissies uitrijden mest wordt ‘vergeten’.
Anders gezegd: er worden steevast halve vergunningen verleend, namelijk wel voor stalemissies maar niet voor de (vele) overige bedrijfsemissies.

Ik ben hier nu al 10 jaar mee bezig. Kreeg al eerder in 2015 gelijk bij de Raad van State (RvS). Toen bleven de regering en provincies hun poot stijf houden.
Vervolgens heeft RvS tussen 2017 en 2019 met PAS uitspraak dit alles tot de bodem uitgezocht (prejudiciële vragen enz.), en heeft 29 mei 2019 een duidelijke uitspraak gedaan: potentieel vergunningplichtig.
Punt uit. En zelfs nu blijft het openbaar bestuur nog ontkennen!

Je zou van minder wild worden. Dit is simpel niets minder dan rechtsobstructie van provinciebestuur.

Dan het beweiden van koeien. Dat is emissietechnisch bijzaak. Maar moet ook genoemd worden. Ook daar zijn emissies mee gemoeid. Zoals ook met mestopslag, bedrijfstransport enz.

Kern van de zaak zijn emissies door uitrijden mest. Door beweiden koeien centraal te stellen in artikel laat je zien de feiten niet op een rijtje te hebben. Dat is als meehuilen met de wolven.
De ontkenners zien reuze graag dat alle aandacht naar beweiden gaat, want dat leidt af van de kern van de zaak.


De redactie koos voor de kop om lezers te wijzen op de absurditeit van beleidsconsequenties en de manier waarop het recht daarmee in conflictsituaties moet zien om te gaan. In dit geval betreft het een zaak waarin partijen elkaar met hun perspectief op de gewenste inrichting van het platteland confronteren voor de rechter.

Wie de feiten historisch op een rij zet, weet dat het meest gebruikte stalsysteem de oorzaak van ontstane problemen is. Om de kostprijs van melk te verlagen, kozen melkveehouders in de tweede helft van de 20e eeuw massaal voor stalvloeren met mestkelders waarin urine en poep samen worden opgevangen en bewaard. Door die samenvloeiing van twee excretiestromen is een belangrijke bron van ammoniakvorming ontstaan. Indertijd realiseerden boeren, de ontwikkelaars van de stallen en het ministerie van Landbouw zich niet dat zij later aansprakelijk zouden worden gesteld voor de productie van vermijdbare stikstofemissies. Het kader van wet- en regelgeving drong zich op aan de ontstane werkelijkheid en heeft consequenties die niet sporen met later ontstaan beleid ten aanzien van weidegang. De koe buiten produceert - zoals Wösten hierboven en Wouter van der Weijden en Frans Aarts in de commentaren onder de tekst aangeven - naar verhouding een verwaarloosbare hoeveelheid voor de omringende natuur kwalijke stikstof omdat haar poep en pies zich niet mengen. Niettemin kunnen wet en regelgeving nog geen onderscheid maken naar stal- en weide-excreties zodat de uitoefening van het gehele boerenbedrijf door de PAS-uitspraak waar Wösten naar verwijst vergunningsplichtig is geworden.

MOB streeft inderdaad naar maximale weidegang, maar schiet zichzelf in de voet door gebruik te maken van de wet om dat ideaal af te dwingen. De provincie heeft een praktisch punt omdat de allocatie van stikstofemissies met de bestaande modellen niet zinvol op individueel niveau te bepalen. Dat is onlangs bevestigd door de commissie Hordijk. De rechter moet echter een ja/nee besluit nemen en kiest - juridisch vermoedelijk verdedigbaar - voor vergunningsplicht en daarmee ook voor vergunningsplicht voor weidegang. Dat is reden voor de kop: in Limburg oordeelt de rechter dat een boer die zonder juridische zorgen een koe wil houden het best voor een stalkoe kan kiezen. De provincie wilde dat nou juist vermijden. MOB vraagt de facto om jurisprudentie teneinde in de rechtspraktijk een onderscheid te kunnen maken tussen het houden van stal- en weidekoeien en de bemestingsmethoden die daarmee samenhangen. Dat MOB de kop niet aanstaat, is de redactie uiteraard helder. De organisatie probeert met het recht in de hand het omgekeerde te bereiken. Het gebruik van het rechtsinstrument brengt echter ook consequenties met zich mee die de lachspieren inspireren. Laten we die vooral niet onderdrukken: humor is vaak heilzaam om tot de kern te komen.
Dit artikel afdrukken