Echt: zonder uitleg
Blythman is van mening dat industrievoedsel geen echt eten is omdat het woorden nodig heeft om zich te identificeren. ‘Echt voedsel’ begrijpt iedereen volgens haar intuïtief en zou daarom toegankelijk zijn voor iedereen.
Ik deel Blythman’s gedachte dat consumenten te weinig weten van wat ze eten. Jammer vind ik alleen de negatieve en vijandige toon van het boek. Alles wat industrieel, niet natuurlijk en gemaakt door chemische reacties is, krijgt de volle laag. Dat chemische reacties en stoffen overal om ons heen zijn en dat de voedingsindustrie het voor elkaar krijgt miljoenen monden te voeden, lijkt ze helemaal te vergeten.
In haar inleiding vertelt Blythman nog dat ze dit boek echt niet is begonnen om ‘je een vooroordeel aan te praten tegen alles wat uit een fles, pot, pak, blik, tube of plastic zak komt’ en dat ze zelf ook echt wel blikjes tomatenpuree en niet-huisgemaakte jam in de kast heeft staan. Helaas moest ik even terugbladeren om me dat na 190 bladzijden vol kritiek nog te herinneren.
Gesnipperd uitje
Blythman komt uit een traditioneel gezin. “Bij ons thuis aten we bijna nooit voorverpakt. Mijn moeder en grootmoeder kookten alles min of meer vers.” Dat ideaal schemert door in het hele boek. Alles wat onherkenbaar is en niet uit de romantische thuiskeuken komt, lijkt per definitie afgekeurd.
Ik vind het intrigerend hoe Blythman lijkt te denken dat een levensmiddelenfabriek een grote versie van grootmoeders keuken zou moeten zijn. “Iedereen die zelf kookt, weet dat veel hartige recepten beginnen met gesnipperde ui en fijngehakte knoflook, maar voedselfabrikanten vinden dat te veel gedoe.”
Het lijkt me niet meer dan logisch dat het efficiënt produceren van veel voeding, iets anders vraagt dan een kok die een uitje fruitFascinerende fabriekHet liefst heeft ze natuurlijk helemaal geen fabrieken. De lopende banden met hun medewerkers, het aluminium en roestvrij staal, de temperaturen, de overheersende geur - alles krijgt kritiek. “Zonder gedetailleerde technische uitleg of een universitaire studie techniek, chemie, micro-elektronica, microbiologie of voedseltechnologie kost het de meeste mensen veel moeite om de overeenkomsten van deze enorme fabrieken met een thuiskeuken te zien.”
Het lijkt me niet meer dan logisch dat het efficiënt produceren van veel voeding, iets anders vraagt dan een kok die een uitje fruit. Een fabriek is in mijn ogen juist ook fascinerend, de efficiëntie van de productie, de flesjes en potjes op de lopende band, het gestroomlijnde geheel. Juist op deze schaal kun je energie besparen, producten hergebruiken en innoveren. En wie droomt er nu niet van een bezoekje aan een brouwerij of chocoladefabriek?
Industriële revolutie
Ik ben opgeleid als levensmiddelentechnoloog en kijk juist daardoor niet minder kritisch dan Blythman naar de kwaliteit van de producten van voedingsmiddelenindustrie. Dat neemt niet weg dat het voeden van miljoenen mensen op een veilige manier totaal andere koek is dan het bakken van appeltaart in je keuken. Ik heb daar alleen geen probleem mee.
Ik denk niet dat we terug moetenStrikte regelgeving maakt dat de meeste ziektegevallen door voeding nog altijd bij de mensen thuis ontstaan. Blythman beschrijft in haar nawoord hoe ze kijkt naar een schilderij uit 1615 vol met voedsel en hoe ze met smacht terug denkt naar die tijd. Ze noemt zichzelf wel “realistisch genoeg om niet haar eigen koe te melken of haar eigen boter en kaas te maken”, maar ik vraag me af waar ze heen wil. De industriële revolutie bracht ons naar welzijn en de luxe van supermarkten vol eten, we kunnen nu snel miljoenen producten maken. Ik denk niet dat we terug moeten.
Wetenschap begrijpen
Blythman lijkt te streven naar een wereld zonder chemie. “Geef mij maar een brood dat alleen bruin wordt van de hitte”, is een voorbeeld van een utopie. Dat traditionele melk ook een door haar zo gehate emulsie is, “een gedwongen huwelijk tussen twee goedkope stoffen, die elkaar nooit vrijwillig zouden opzoeken: olie en water” maakt blijkbaar niet uit. Ze schrijft sarcastisch dat je niet meer bang zou hoeven te zijn voor de industrie, als je de wetenschap erachter zou weten. Heeft ze geprobeerd die wetenschap te begrijpen?
Geld
Op één punt heeft Blythman gelijk. De voedingsindustrie draait om geld. Met de juiste marketingtrucs is elk product verkoopbaar. Uiteindelijk bepalen consumenten grotendeels wat de industrie produceert, door producten wel of niet te kopen. Als veel consumenten zoet, zout en gemakkelijke producten kopen, kun je het de industrie dan kwalijk nemen dat ze dan ook dit produceert? Het doel van het boek was informeren van de consument. Helemaal mee eens, want zo kan iemand een betere keuze maken. Als het doel was om ieder vertrouwen in de levensmiddelenindustrie te vernietigen, dan slaagt Blythman daar perfect in. Wat mij betreft is dat alleen een zinloos doel.
Objectief
Ik zie liever objectieve consumenteninformatie. Ook ik ben een grote voorstander van zelf koken en bakken met zoveel mogelijkbasisprodukten. Dat is leuker én toch ook vaak lekkerder. Niet iedereen lukt het om zelf snel een goedkope en gezonde maaltijd of snack in elkaar te draaien en dan is wat hulp van een fabrikant maar al te handig.
Natuurlijk zijn de vragen die Blythman op haar manier beantwoordt belangrijk. Wat betekent vers en waarom zijn additieven nodig? Maar doe het dan gewoon reëel. Chemie is natuur en grootschalige productie is juist niet voedselonveilig. Ik zou graag eens een boek zien dat consumenten antwoord geeft op vragen als ‘Waarom wordt jam dik' en 'waarom wordt brood bruin?’
Na het lezen van Blythman vraag ik me eigenlijk maar één ding af: waarom zijn er geen informatieve bestellers over industriële voedselverwerking?
Fotocredits: 'Krispy Kreme Doughnuts', Mr.TinDC
Op 31 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Tom, een must read in dat geval voor jou: knaloranje drinkyoghurt, goedgekeurd, maar vraag niet waarom.
Dat Karlijn Remmers als voedingtechnologe zich afzet tegen dit boek kan ik wel begrijpen. Voedingstechnologie ligt in een lijn met BIGFOOD. Daar speelt maar een ding, hoe voor zo weinig mogelijk geld, lees gebruik van zo goedkoop mogelijke basis ingredienten de winst gemaximaliseert kan worden. Door gebruik te maken van allerlei chemische stoffen zijn deze industriele voedingsprodukten vaak goed van smaak maar blijken op de langere duur schadelijk te zijn voor de gezondheid. Dat er een directe relatie ligt tussen consumptie van industriele voedingsprodukten en de explodieve toename van chronische ziekten zoals obesitas en diabetes type 2 is een feit wat door steeds meer onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek wordt aangetoond.
Dit boek maakt duidelijk dat ook in de voedseltechnologie nog een hele wereld te winnen is.
(a) Blythman haalt teksten uit de EU-wet- en regelgeving aan in haar boek. Wat ze presenteert is waar en je moet wel van een andere planeet komen als je niet begrijpt dat deze ongeveer zijn voorgekookt door de lobbyisten.
Een vriend van mij is lange tijd Europarlementariër geweest en beaamt het waarheidsgehalte van het boek op dat gebied. Hij haalde het voorbeeld aan van 'glasmiddel voor worteltjes' (staat niet in het boek) - dat is dus goedgekeurd. Want, zo zei hij: "De liberalen en christendemocraten reageerden van 'wat maakt dat nou uit?'" En zo zijn heel wat flexibele regels door het EU-gebouw gejast.
(b) De recensenten struikelen over details en verliezen m.i. het grote beeld uit het oog, namelijk dat we eigenlijk maar wat aanrotzooien. Sta even stil bij wat er aan de hand is. Blythman openbaart iets wat velen niet weten. Of beter: geen besef van hebben. En je mag je als buitenstaander - misschien juist als buitenstaander - terecht afvragen of het allemaal zo gezond is wat er gebeurt.
Dus is het flauw om te zeggen dat het boek niet zo zinvol is. Het is maatschappelijk gezien een ontzettend relevant boek. Niet geschreven voor de voedseltechnologen, maar voor Jan en alleman. Want iedereen zou moeten weten hoe het werkt - of er nu wat fouten in staan over stofjesnamen of niet, dat is niet relevant. Weet wat je eet. Daar gaat het om.
Kijk, door de vleesschandalen en het boek Uitgebeend van Van Silfhout weten velen opeens hoe het achter de schermen in zijn werk gaat. En dat heeft zijn invloed op het koopgedrag. De consument mag heus wel bewuster worden gemaakt.
Norbert, 2 vragen:
- wat vond je van de beide andere recensies?
- wat houdt 'de hand van de lobby' precies in? Je zegt immers dat die 'duidelijk zichtbaar is'.
Grappig. Ik herken de kritiek van Karlijn Remmers op dit boek helemaal niet. Het is niet afserveren van de voedseltechnologie, maar er worden heel veel vragen gesteld en praktijken tegen het licht gehouden. Karlijn pikt er een paar punten uit en vergroot dat.
De essentie van Slik je dat? bestaat uit andere zaken dan Karlijn benoemt: clean labelling (wat voor ingewijden al voldoende bekend mag zijn, maar in dit boek, voor de compleetheid, nog een keer mag worden herhaald), dat voedseltechnologen prachtige stoffen ontwikkelen, maar dat volstrekt onbekend is wat het effect - op de langere duur - op ons lichaam is, laat staan de combinatie van stoffen. Wat meer schokkend is, is dat hulpstoffen (veelal GMO-enzymen) niet op de ingrediëntenlijst worden vermeld, maar dat reststoffen heus wel aanwezig zijn in het voedsel. En wat schokkend is, is dat verpakkingsmaterialen worden gebruikt die door de EU bijvoorbeeld voor kinderspeelgoed zijn verboden. Enzovoorts.
Bovendien doet ze een boekje open over de enorme rekbaarheid van de EU-regelgeving, waardoor eigenlijk de hand van de lobby duidelijk zichtbaar is.
Slik je dat? is een boek dat eindelijk eens verder gaat en bovendien lekker leest. Ik snap dat voedseltechnologen het minder leuk vinden, maar laat ze het tegendeel maar eens bewijzen en vooral, laat de industrie ophouden met het heimelijke gedoe.