Misleidende verpakkingen? Een glijdende schaal
Is een zakje thee met een mooie framboos op de verpakking misleidend? Tót de inmiddels iconische Teekanne-uitspraak van het Europees Hof van Justitie niet.

In het tijdperk vóór die uitspraak kwam, was de vaste lijn in de rechtspraak dat consumenten die daarin geïnteresseerd zijn, op basis van de ingrediëntendeclaratie op de achterkant van het doosje precies kunnen zien wat er wel en niet in de thee zit. De consument kon goed begrijpen dat er geen hele framboos in de thee zou drijven. Ook meningsverschillen over misleiding die bijvoorbeeld door de Reclame Code Commissie (RCC) worden beoordeeld, werden langs die lat gelegd. Net als humor, mocht overdrijven omdat het gezien kon worden als een uitvergroting van de werkelijkheid waar consumenten prima doorheen kunnen kijken. En op de achterzijde van de verpakking is de precieze inhoud terug te vinden. Kortom, er was geen consument die een framboos in zijn thee verwachtte. Misleiding was niet zo snel aan de orde.

Ná de Teekanne-uitspraak werd duidelijk dat opvallende afbeeldingen of merken op de voorzijde van de verpakking tóch misleiding teweeg kunnen brengen, ondanks dat de consument op de achterzijde in de ingrediëntendeclaratie precies kan nalezen dat er – heel weinig – paddenstoelen in de bospaddenstoelensoep zitten, of géén framboos(aroma) in de frambozenthee. Een nieuwe invulling van dezelfde wettelijke regels.

“Het resultaat is dat de rechter, de Reclame Code Commissie en wetshandhavers als de NVWA sneller misleiding aannemen. Vooral de NVWA lijkt die nieuwe interpretatie extra streng in te vullen: heel snel volgt het standpunt dat een verpakking misleidend zou zijn.” Dat zegt Ebba Hoogenraad. Ze is een bekende Nederlandse advocaat, gespecialiseerd in food law (Hoogenraad & Haak advocaten). Zij weet veel van etikettering en claims die fabrikanten op hun verpakkingen mogen maken.

Volgens Hoogenraad leidt die ‘nieuwe strengheid’ tot een grotere mate van onvoorspelbaarheid van uitspraken over conflicten
Grijs gebied: heldere argumentatie nodig
Volgens Hoogenraad leidt die ‘nieuwe strengheid’ tot een grotere mate van onvoorspelbaarheid van uitspraken over conflicten. Die lijken meer en meer bepaald te worden door persoonlijke inschattingen van gevoelens in de samenleving. Waar ligt de grens tussen wat een consument heus wel begrijpt en misleiding? Een voorbeeld van buiten Europa: een pastafabrikant die adverteerde met pasta die aan struiken groeit, mocht dat wel blijven zeggen omdat de rechter oordeelde dat consumenten wel weten dat dat een beeldspraak is. En aan de andere kant de Teekanne uitspaak die juist uitgaat van een consument die sneller kan worden misleid.

Hoogenraad ervaart in de handhaving regelmatig een extra streng beleid en vreest een toenemende mate aan willekeur.

Hoogenraad: “Juridisch is er altijd een grijs gebied tussen wat de wet zegt en hoe de wet in een specifiek geval moet worden uitgelegd. Dat grijs is onvermijdelijk. Natuurlijk kan het dus gebeuren dat je het oneens bent met een beslissing van de rechter of de NVWA. Waar maatschappelijk gezien een probleem ontstaat, is als oordelen en handhavingsbeslissingen niet begrijpelijk en helder gemotiveerd zijn. Tegen zulke gevallen kun je niet argumenteren, en daar is ook geen begrip voor. Als zo´n beslissing in hoger beroep wordt rechtgezet, is het weer ´in orde´ Maar dat gebeurt lang niet altijd, vanwege tijd, kosten, energie, commerciële afwegingen. Dan ontstaat een disbalans. Met het risico dat een groot verschil ontstaat tussen de wettelijke regel en de toepassing daarvan. Dat kan ervaren worden als willekeur. Dat verschil is slecht voor zowel het vertrouwen in de wet als in degenen die haar toepassen en handhaven.” 
En inderdaad, leg maar eens uit waarom de theefabrikant geen grote smakelijke framboos op zijn pakje mag afbeelden, terwijl een pastafabrikant wel mag doen alsof zijn product rechtstreeks van de planten wordt geoogst.

Politieke druk
Waar komt die disbalans, en soms willekeur vandaan? Hoogenraad: “Het lijkt erop dat de samenleving, en daardoor ook het parlement, meer en meer politieke druk uitoefent om wetten en regels heel strikt uit te leggen om kritiek vanuit het publiek te vermijden. Maar uiteindelijk gaat het natuurlijk om de vraag wat de intentie van de wet is en of er volgens die intentie sprake is van iets dat mag of niet. Daar moet je helder over zijn als rechter en als NVWA.”

Een jurist gruwt daarvan omdat het nou juist níet de bedoeling is van de rechtsorde
Is de nieuwe strengheid een teken van de tijd? Hoogenraad maakt duidelijk dat ze zich niet wil wagen aan sociologische of politicologische speculaties. “Als jurist en advocaat vind ik het van belang dat de wetgever, de rechter en handhavers zoals de NVWA zuiver blijven redeneren. Wat zegt de wet en hoe is die bedoeld? Spreekt dat uit. Daar kun je het dan vervolgens over hebben en mee eens of oneens zijn, maar de onderliggende argumentatie moet te begrijpen zijn. Nu is dat te vaak niet het geval. Dan bestaat het risico dat de toepassing van de wet - denk ik - ongemerkt meebeweegt op de politieke golven van de dag. Een jurist gruwt daarvan omdat het nou juist níet de bedoeling is van de rechtsorde. Op afbeeldingen van vrouwe Justitia draagt de toepasser van het recht niet voor niets een blinddoek. Wetten zijn er om een samenleving te houden aan wat er is afgesproken, en om dat te waarborgen. Anders is het einde zoek en krijg je een recht dat in feite verpolitiekt is in plaats van de resultante van zorgvuldige democratische en politieke processen en de instituties die we - met reden - hebben opgebouwd om dat resultaat, de wet, te handhaven.”

In haar woorden klinken zorgen door over sommige zaken die ze meemaakt met de NVWA. Ze wil zich echter niet over concrete cases uitspreken. Wel wil ze kwijt dat ze bezorgd is dat verpolitiekte handhaving ongewenste verstoringen kan opleveren. Het publiek gaat wennen aan handhaving en rechtspraak conform de gevoelens van de dag. Daardoor neemt de druk om zo te blijven oordelen toe. Bedrijven gaan de handhaver en rechter verwijten onjuiste beslissingen te nemen op basis van spelregels waarvan niet helder en eenduidig beargumenteerd kan worden dat die klip en klaar volgen uit de wet. De dynamiek tussen die twee maakt dat het publiek dan bedrijven niet meer gaat vertrouwen. En de handhaver krijgt zo een lastige relatie met bedrijven die ze moeten controleren. “Dat zou fnuikend zijn’, zegt Hoogenraad, “voor het functioneren van het recht in de samenleving. Zoiets ondermijnt de legitimiteit van de instituties voor alle betrokken partijen.”

Wel wil ik er meteen bijzeggen dat de autoriteit tevens gewoon een handhaver blijft die moet beslissen: mag iets wel of mag iets niet?
Kennis en overleg
Wat moet er gebeuren? Hoogenraad: “Als wetten uit de tijd zijn moet je ze vernieuwen of (de hoogste rechter) geeft een nieuwe invulling aan een bestaande wetsregel. Je kunt als handhaver beslissen dat je zaken tolereert of nieuwe zaken juist niet tolereert en waarom niet. Duidelijkheid vooraf over de intenties, de regels en manier van handhaven en toepassen zijn cruciaal. Als dat meer geld en tijd vergt bij handhavers en rechters, dan moet je dat als investering in de rechtsorde beschikbaar stellen. Doorgaan op een weg die het recht min of meer overlevert aan de waan van de dag lijkt me in ieder geval erg ongewenst.”

Ziet Hoogenraad aan de manier van optreden van de NVWA een beweging in de goede richting? “Ik zie een organisatie die door reorganisaties veel kennis is kwijtgeraakt. Daarom is het niet altijd gemakkelijk voor de NVWA om de wet- en regelgeving op een inhoudelijk logische manier toe te passen en te motiveren. Ik begrijp dus hoe het komt. Maar ik vind ook dat men die kennis wel degelijk moet bijspijkeren. Ook zou ik graag zien dat de NVWA nog meer overlegt met stakeholders, en met het bedrijfsleven; ook in individuele gevallen. Dat geeft helderheid. Heel positief vind ik de nieuwe houding van de NVWA om te luisteren en mee te doen aan congressen. Bravo daarvoor. Wel wil ik er meteen bijzeggen dat de autoriteit tevens gewoon een handhaver blijft die moet beslissen: mag iets wel of mag iets niet? Daar zit namelijk niets tussen. Aan ‘enerzijds, anderzijds’ en wijfelende houdingen heeft iemand die wil weten of hij iets mag of niet, helemaal niets.”
Dit artikel afdrukken