De media schrijven uitgebreid over de landbouwprotesten. Groningse wetenschappers worden aangehaald die in de boerenprotesten een protest zien van de periferie tegen de Randstad. Redacteur Karel Smouter van de NRC denkt zelfs de emancipatie te zien van boeren in Nederland. Hierin worden enkele belangrijke trends over het hoofd gezien. Deze trends zeggen me dat het zal meevallen met polarisatie. De boer en de stedeling zijn namelijk tot elkaar veroordeeld.

Forse daling aantal boeren
Allereerst: het aantal boeren in Nederland daalt al decennialang fors. Jaarlijks neemt het aantal boeren af met 2 a 3%. Een rekensom leert dat er dan binnen een generatie gigantische verschuivingen ontstaan. Nu zijn er rond de 54.000 boerenbedrijven (CBS) terwijl er in jaar 2000 nog rond de 100.000 bedrijven waren.

Er zijn momenteel in Nederland twee keer zoveel mensen die het woord Boer in hun naam dragen dan die boer zijn (CBG familienamen). Het aantal mensen dat werkt in de landbouw en in de voedselverwerkende industrie is overigens groter. Dit neemt niet weg dat echte boeren een zeer kleine minderheid binnen de beroepsbevolking worden. Hier komt bij: boeren worden langzaamaan ook een sociale minderheid op het platteland. De meeste stoppende boeren verkopen hun boerderij uiteindelijk aan burgers en veranderen zo het platteland. Ik denk dat je een effect hiervan terugziet in de protesten in de veenkoloniën tegen windmolens. De protesten zijn daar onder meer gericht tegen grote boeren die windmolens willen toestaan op hun land en die hiermee het landschapsbeeld bepalen.

Nieuwe markten
De tweede trend: er ontstaat een andere markt voor de boer. Het platteland heeft altijd welvaart verkregen door producten te verkopen aan de stad. Dit was van oudsher vooral voedsel. Daarnaast leverde het platteland drinkwater, hout, steenkool en buitenplaatsen. Voedsel bepaalt natuurlijk het beeld. Nederlanders zijn daar zo goed in geworden dat ze steden over de hele wereld voorzien van voedsel.

Tegenwoordig blijkt echter dat aan het platteland ook andere zaken worden gevraagd zoals natuurbehoud en een boerenbed voor het weekend. Het aantal zorgboerderijen is de laatste decennia spectaculair toegenomen. Recent zijn er vragen bijgekomen over klimaatverandering, energietransitie en CO2 opslag. Verwarrend en confronterend is de urgentie waarmee deze vragen nu gepaard gaan. Het klimaatprobleem is gigantisch dus ja, die beleidsdoelen vanuit de overheid zijn heftig. De aanpassingen die gevraagd worden kunnen existentieel bedreigend zijn voor individuen. Toch zijn er velen op het platteland die weten dat energietransitie en klimaatadaptatie meer zijn dan een gril uit Den Haag of Amsterdam.

De gevolgen van klimaatverandering raken het platteland misschien nog wel meer dan de stad met onzekere weersvoorspellingen en dus nieuwe ondernemersrisico’s. Daarbij komt dat sommigen gewoon profiteren van de nieuwe markt. De websites van energieleveranciers zoals Vandebron tonen trotse en hoogopgeleide boeren die u graag energie willen verkopen. Hierin is geen toenemende afstand tussen Randstad en regio zichtbaar. Wel het zoeken naar steeds weer nieuwe relaties.

Internationale concurrentiepositie?
De derde trend gaat over de internationale concurrentiepositie. Dit is minder duidelijk maar wel belangrijk in deze discussie. Immers waar gaat het heen met de landbouw? Wat gebeurt er als de boer een numerieke minderheid wordt en de samenleving, dus ook de burgers op het platteland, vaak andere vragen stellen dan de smaak en de prijs van voedsel?

Een blik over de grens leert dat in bijvoorbeeld de Oekraïne en in China anders wordt geproduceerd dan hier. Soms in omstandigheden waarin geen Nederlandse boer zou willen werken. In China is een fabriek voor 1 miljoen varkens gebouwd met hulp van Nederlandse technici. Dit zijn uiteindelijk de concurrenten van de Nederlandse boer. Het is aannemelijk dat in veel opkomende economieën in rap tempo onze productiesystemen worden overgenomen waarmee zij goedkoper voedsel produceren dan wij in Nederland. Willen we hiermee de strijd aangaan? Proberen we de goedkoopste melk en vleesproducten te leveren met onze relatief hoge grondprijzen en lonen? Ik vrees dat het zal leiden tot steeds grootschaligere productiemethoden en tot schrale landschappen met grote voertuigen en steeds minder natuur.

Het kan ook leiden tot hoogtechnologische indoorteelten, waar een klein deel van de boeren in kan participeren. Buiten, op het platteland, is voorstelbaar dat er frictie gaat ontstaan tussen grootschalige productieboeren en anderen die proberen in te spelen op de vragen van buren en van randstedelingen. Bijvoorbeeld met streekproducten, toeristisch aanbod of met zorgboerderijen die baat hebben bij een divers en kwalitatief hoogwaardig landschap.

Trouwe Nederlanders
Als je deze drie trends optelt kan je optimistisch stellen: boer, prima dat je je hebt laten zien in Den Haag. Velen hebben het goed met je voor. Een groot deel van de Nederlandse bevolking heeft een oom of opa die boer was. Je zit daarmee (nog) in het collectieve geheugen van de samenleving. Maar het is niet verstandig om de polarisatie te hoog op te drijven. De stad en het platteland hebben elkaar nodig, zoals dat altijd geweest is.

Het lijkt me goed, zoals Agractie stelt, dat de stad meer bewustzijn krijgt van wat er op het platteland gebeurt. Een lespakket voor alle schoolkinderen over de landbouw (inclusief een inkijk in slachterijen) lijkt mij een heel goed idee. Tegelijk hoop ik dat de boeren in Nederland goed hun oor te luister leggen bij al die burgers in de regio en in de Randstad. Soms snappen die er niks van maar ze zijn wel uw markt. Ze zullen u, denk ik, langer trouw blijven dan een consument in Peking.

Dit artikel verscheen eerder ook op de website van Atelier Overijssel.
Dit artikel afdrukken