Dat betekent werk aan de winkel voor talloze experts, maar vooral ook tijdrovend werk. En werk waar steeds meer van afhangt, want behalve milieubewegingen en onderzoekers hebben inmiddels ook bedrijven en overheden belangstelling voor biodiversiteit en de achteruitgang daarvan.
Living Planet
Een achteruitgang die desastreuze vormen aanneemt. In 50 jaar namen de wilde dierenpopulaties met gemiddeld 73% af, blijkt uit het jongste Living Planet-rapport van het WWF. Gemiddeld, want in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied was de daling het scherpst met 95%, gevolgd door Afrika met 76% en Azië en de Stille Oceaan met 60%. Aangezien in Europa en Noord-Amerika al vóór 1970 grote afnames plaatsvonden, viel de daling daar met respectievelijk 35% en 39% relatief nog mee.
My colleagues @_HannahRitchie and @f_spooner just published our new article:
— Max Roser (@MaxCRoser) October 10, 2024
'The 2024 Living Planet Index reports a 73% average decline in wildlife populations — what’s changed since the last report?'
→ https://t.co/f3axBko7ZD pic.twitter.com/Nk6mAHVMNK
Habitatverlies, overexploitatie, invasieve soorten, ziektes, klimaatverandering en vervuiling vormen de grootste bedreigingen voor wilde dieren. Menselijk handelen, met name productie en consumptie van voedsel, is er de oorzaak van dat steeds meer natuurlijke habitats verdwijnen. Het verlies aan biodiversiteit kan de komende jaren nog versnellen door de toenemende opwarming van de aarde. Het bereiken van kantelpunten in ecosystemen zoals het Amazone-regenwoud, de Noordpool en de oceanen zal rampzalige gevolgen hebben voor zowel de natuur als de menselijke samenleving.
Rapportageverplichting
Sinds kort móeten bedrijven en overheden inzicht geven in hun impact op de natuur. Zo moeten bedrijven volgens de Europese wet- en regelgeving niet alleen rapporteren over klimaatzaken als CO₂-uitstoot, maar ook over hun weerslag op de natuur. Afgelopen week bracht ABN Amro het eerste rapport uit naar de biodiversiteitsimpact van de productie van sneakers, zitbanken en mobiele telefoons.
Vlindernetjes en monsterpotjes
Traditionele methoden om de stand van de natuur te meten zijn tijdrovend en vereisen veel specialistische kennis. Denk aan de onderzoekers die met vlindernetjes door het oerwoud struinen, vissen vangen tijdens hun expeditie of bodemmonsters nemen van een bijzondere biotoop. Tot voor kort waren ervaren biologen en taxonomen in gespecialiseerde instituten, zoals het Nederlandse museum en onderzoeksinstituut Naturalis, vervolgens jaren bezig te determineren welke soorten het betreft. Op basis van die expertise kon Naturalis uitgroeien tot één van de top-5 instituten ter wereld, met een soortencollectie van 43 miljoen objecten.
In 2023 startte Naturalis met een project dat zelfs de vele onder het Naturalisdak verzamelde experts te boven gaat: hoe staat het met de Nederlandse biodiversiteit? Daarvoor gaat Naturalis op de grootste schaal tot nu toe de hele Nederlandse natuur monitoren, ofwel in kaart brengen wat er nú leeft, in bodem, water, lucht en alles ertussen. Ondoenlijk om daarvoor handmatig monsters te verzamelen. En daar schiet de techniek om e-DNA te verzamelen te hulp.
e-DNA?
Elke levende soort, van spin tot boom, laat sporen van DNA achter in de omgeving. Denk bijvoorbeeld aan huidcellen, haren of schimmels die in water, bodem of lucht terechtkomen. Met e-DNA kunnen onderzoekers deze microscopische sporen analyseren en zo vaststellen welke soorten in een bepaald gebied leven, zonder ze fysiek te moeten vangen of te zien. Waar vroeger een microscoop en uren werk nodig waren om een enkele soort te identificeren, doet e-DNA dit binnen enkele minuten.
Voor het monitoringsproject van de Nederlandse natuur installeert Naturalis een volledig geautomatiseerd laboratorium waar alleen nog buisjes met aarde, water en lucht nodig zijn om honderden soorten in kaart te brengen. Daar pipetteren grote robots honderden monsters tegelijk. Grote vriezers houden het DNA ijskoud op 18 graden onder nul. Dankzij snellere computerchips en beter zicht op de belangrijkste genetische puzzelstukjes is het inmiddels mogelijk ál het DNA uit een waterdruppel te lezen.
Ook al is het een wonder op het gebied van feitelijke dataverzameling, ook e-DNA heeft belangrijke beperkingen. Zo is het niet mogelijk exact vast te stellen hoeveel individuen van een soort aanwezig zijn; het zegt dus weinig duidelijks over populaties. Wat de techniek wel kan, is de biodiversiteit in een gebied snel en grootschalig monitoren. Dit maakt het mogelijk om bijvoorbeeld veranderingen in de verhoudingen van schimmelsoorten in de bodem te meten, wat een vroege waarschuwing kan geven voor problemen zoals stikstofophoping waar uiteindelijk hele ecosystemen onder lijden.
Dankzij e-DNA kunnen bijvoorbeeld grote voedingsbedrijven zoals Unilever en Nestlé en hun leveranciers (boeren) nauwkeurig in kaart brengen welke soorten er per locatie van plantage, boerderij of fabriek (dreigen te) verdwijnen door hun activiteitenEconomisch risico
Ondertussen hebben zich nog 2 grote belanghebbers bij de inzet van e-DNA bij de milieugroeperingen en wetenschap gevoegd. Voor bedrijven is het van groot belang om hun impact op biodiversiteit te leren kennen. Nieuwe kennis heeft via natuur- en milieuwetgeving immers direct rechtstreeks invloed op hun bedrijfsvoering en de economie. Dankzij e-DNA kunnen bijvoorbeeld grote voedingsbedrijven zoals Unilever en Nestlé en hun leveranciers (boeren) nauwkeurig in kaart brengen welke soorten er per locatie van plantage, boerderij of fabriek (dreigen te) verdwijnen door hun activiteiten. Door tijdig ingrijpen kunnen ze mogelijk hun werkprocessen verduurzamen.
Volgens Sander Keulen van het e-DNA-bedrijf NatureMetrics is e-DNA een waardevolle tool voor boeren omdat zij specifiek inzicht kunnen krijgen in de gesteldheid van hun bodems. Van Huis denkt dat het nog maar een kwestie van tijd is voor boerenbedrijven grootschalig gebruik gaan maken van de nieuwe kennis en inzichten die e-DNA biedt.
Voor overheden de duurzaamheidsprestaties van bedrijven willen checken biedt het een interessante stok achter de deur om duurzame (of juist onduurzame) praktijken te monitoren.
Natuurvriendelijk isoleren
Ook de Nederlandse overheid ontdekt de waarde van e-DNA, en wel als 'kansrijke toevoeging' bij natuurvriendelijk isoleren. Minister Mona Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en staatssecretaris Jean Rummenie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur willen de methode zo snel mogelijk als ‘erkende maatregel’ in de Omgevingsregeling opnemen. Met e-DNA is immers snel en efficiënt de aanwezigheid van beschermde diersoorten, zoals vleermuizen, in spouwmuren te detecteren, en dat kan uitgebreid (en duur) ecologisch onderzoek volgens het huidige vleermuizenprotocol vervangen. Uit het oogpunt van de energietransitie benodigde isolatieprojecten kunnen dan snel en goedkoop doorgaan zonder schade aan natuurwaarden.
Op 30 november krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Over de gebrekkige beoordeling van pesticiden, vooral wat ermee in de natuur gebeurt, schreef oa Sander Turnhout 1 een stuk in Trouw: -het-systeem-werkt-niet-weer-blijkt-een-veilige-pesticide-helemaal-niet-zo-veilig .
Kijk, de eerste praktische maatregel waar de overheid (wel) mee komt. Was dat de natuurlijke bedoeling van de bedenkers? (van een belangrijke wetenschappelijke analyse stap, waarvan de interessante vraag is wat die verder kan brengen... en over welke gebied(migratie)grootte/diepte aangetoond, duidelijker historische ontwikkeling... zelfs misschien toepasbaar in de gezondheidszorg bij opsporing van verborgen parasieten/ pathogenen?... op Mars?)
Dat we het slechtste biodiversiteit jongetje in de EU klas zijn al lang bekend. Diverse oplossingen ook. Wat volgt met de BBB aan het roer? De zwaluwstallen en (vruchtdragende) groenwallen - de weer begraasde ipv bemaaide perifere veeweiden zonder glyfosaat omringend - terug? Het begint bij bodemleven, insecten op de poep en bloemen, flora, habitat voor de vogels.
Overheden zijn in mijn beleving vooral op data die ze vertellen dat er geen problemen zijn, dat zeken efficiënter of goedkoper kunnen. En data die geen kwaad kan, vinden ze ook leuk. De vogeldata zijn spijkerhard, fijnmazig, goed opgebouwd. Je zou er ontzettend goed beleid op kunnen baseren. Toch gebeurt dat niet. Maar 'de overheid' is hierin een veelkoppig monster. Het verbeterprogramma natuurmonitoring bijvoorbeeld gaat echt een paar dingen beter maken. Maar ik zet daar nog niet al mijn geld - en vogels - op. Wat me stoort - en dat merkte je denk ik wel - is de 'there is an app for that' logica. En de veronderstelling - we weten veel te weinig (quod non) in combinatie met wij gaan het allemaal fixen (quod non). Daarvoor moet je samenwerken en doorbouwen op bestaande kennis en informatie. Doorleren.
Dank voor je uitvoerige reactie Sander! We zouden jullie eens met elkaar moeten confronteren om het daarover te hebben. Overheden zijn dol op monitoren op basis van efficiënt verzamelde data. Die trend zal alleen maar toenemen, bevestigen mij oud-topambtenaren. We kregen er idd ook de toeslagenaffaire door.
Ik ben niet tegen technologie maar in dit verhaal worden allerlei dingen van verschillende ordegrootte door elkaar gegooid en als je dat niet scherp stelt, heb je aan je Iphone ook niks. Je gaat er niet beter van communiceren, eerder het tegendeel.
Dit is bijvoorbeeld een hele gekke zin:
“Van Huis kan het weten, want 6 jaar geleden haalde Naturalis al €18 miljoen binnen om alle soorten schimmels, vlinders en vogels in Nederland in kaart te brengen.”
Dit gaat over DNA en allerlei ingewikkelde taxonomische zaken. Zeer interessant allemaal maar natuurbeleid hangen we op aan natuurkwaliteit, wat we baseren op enerzijds verspreiding en aantalsontwikkeling van soorten en habitats en anderzijds op expert judgement. Hoe DNA hier een rol in speelt of op welke wijze en herordening van taxonomie hier iets kan verbeteren is totaal niet duidelijk. Daar zou je op zijn minst iets over moeten zeggen maar dat lukt niet omdat er helemaal geen consensus over is waar we het precies over hebben.
De achteruitgang die de LPI constateert gaat over de mondiale LPI. De Nederlandse LPI laat een ander beeld zien maar komt ook op andere wijze tot stand. In beide speelt DNA, waar Naturalis dat geld voor kreeg, geen enkele rol. Hoe DNA onderzoek iets aan de LPI kan verbeteren blijft gissen want zie boven - het is een heel ander type discussie dat daar gevoerd wordt. De alinea over drukfactoren is redelijk correct. Maar we weten al lang wat we daar aan moeten doen, en wederom 18 mln. voor taxonomie is niet het antwoord. De relevante vraag is/wordt: waarom doen we al vijftig jaar niet wat we heel goed weten dat we moeten doen?
Er is geen enkele relatie tussen natuurbeleid of herstelmaatregelen en de 43 miljoen objecten in het museum. We hebben in de NDFF en de meetnetten miljoenen records aan data dat zijn datastromen - realtime. Die worden gebruikt bij rapportages over beleid. Keuzes worden gebaseerd op modellen en ‘optimistische verwachtingen’. Het zou al winst zijn om die observatiedata erin te krijgen. Maar een object in een museum is een enkele waarneming – geen reeks, geen telprotocol, geen structuur. Je kunt er maar zeer beperkt betekenis aan toekennen en toepassen in beleid lijkt me zeer onverstandig - statistisch gesproken zeer wiebelig.
“Daarvoor gaat Naturalis op de grootste schaal tot nu toe de hele Nederlandse natuur monitoren, ofwel in kaart brengen wat er nú leeft, in bodem, water, lucht en alles ertussen.”
Dit soort initiatieven waarin alles over alles gaat gebeuren mislukt meestal omdat je niet uit de definitiefase komt. Wat is ‘de hele Nederlandse natuur?’. Daar is wetenschappelijk over gepubliceerd ook – je eindt in discussie over ‘scaling of data’ en daar kom je nooit meer weg. Maar de belangrijkere vraag - waarom werk je niet met de informatie-infrastructuren die er al zijn? Dat kan gewoon.
‘Waar vroeger uren…’ Is lopende band logica. Als het efficiënter wordt, wordt het beter. Dat werkt niet bij natuur, niet bij natuurdata en zeker niet bij natuurherstel. De alinea over voor- en nadelen is ook gek. De nadelen staan er correct – hebben we nu aanwezigheid vastgesteld of een spoor? Dat is een actuele vraag in dit domein van E-DNA onderzoek. Maar de voordelen: ‘wat de techniek wel kan, is de biodiversiteit in een gebied snel en grootschalig monitoren.’ kloppen niet. Je kunt die niet snel en grootschalig monitoren omdat je zover nog niet bent. Je weet niet waar je naar zit te kijken omdat het probleem van is dit aanwezigheid van een soort of een spoor van een soort niet is opgelost. Bovendien hebben soorten verblijfplaatsen en voedsel nodig. Rustplaatsen etc. Dat detecteer je allemaal niet. DNA is een zeer beperkte spiegel voor natuurkwaliteit.
Veel gekker is en blijft dat die grootschalige monitoring er al is. In de meetnetten en de NDFF. En natuurlijk moeten insecten, macrofauna en bodemdieren beter in beeld gebracht worden, ik ben ook helemaal niet tegen het gebruik van EDNA en andere technieken. Maar ze moeten ingezet worden om te versterken wat er is en niet om weg te drukken wat er is.
De spreekwoordelijke aap komt in de alinea’s eronder uit de mouw. Er duikt een bedrijf op dat een verdienmodel ziet. Mona Keijzer praatte onlangs in de debatten al de bedrijven na over vleermuisprotocollen zoals Caroline vd Plas de brochure van Renure voorleest. De bewijslast is flinterdun – je vindt DNA van vleermuizen op plekken waar ze niet zitten en andersom. Deze claim: “Uit het oogpunt van de energietransitie benodigde isolatieprojecten kunnen dan snel en goedkoop doorgaan zonder schade aan natuurwaarden.” kun je nog lang niet waarmaken. Vleermuizen hebben vliegroutes nodig, er zijn temperatuurvereisten, ze willen voedsel. Als je succesvol wil mitigeren en compenseren vraag je dat niet (alleen) aan een apparaat. Bij mij blijven vooral de woorden ‘snel en goedkoop’ hangen. Ze beloven een quick fix die er niet is. En precies deze mentaliteit heeft een belangrijk aandeel in de biodiversiteitscrisis die ze – zie boven – op zich correct neerzetten.