Meatable is een koploper. Het bedrijf zegt klaar te zijn om consumenten te bedienen met hybride braadworstjes die zijn gemaakt van twee derde plantaardig product met een beetje echt, maar gekweekt in plaats van geslacht vlees (dierlijk vet eigenlijk).

Meatable kan nog geen concrete cijfers over zijn duurzaamheid laten zien, liet het bedrijf onlangs weten op Nu.nl.

Het productieproces van kweekvlees is complex en ver verwijderd van traditionele vleesproductie. In plaats van dieren maakt het gebruik van roestvrijstalen bioreactoren, idealiter voorzien van een teflonlaagje tegen het plakken van het groeiende weefsel. De kweek vereist nog altijd ingrediënten voor de groei van de weefsels en het energieverbruik van de groeiprocessen is nog altijd hoog. Voorstanders hopen dat efficiëntere technologieën en meer hernieuwbare energiebronnen zorgen over de beschikbaarheid van energie irrelevant zullen maken.

Een studie van onderzoeksbureau CE Delft suggereert dat kweekvlees tegen 2030 minder milieu-impact kan hebben dan traditionele vleesproductie, vanwege de lagere land- en waterbehoefte. Maar hoe denkbaar dat ook is, het geheel van verwachte voordelen is niet meer dan een hoopvolle verwachting. Het enige dat zeker is, is dat voor Meatable geen dieren meer hoeven te worden gehouden om ze dood te maken.

Eerlijk zijn over onzekerheid
We moeten er eerlijk over zijn. De productie van kweekvlees vereist nog steeds aanzienlijke inputs in de vorm van energie en nutriënten van buitenaf. De theoretische milieuwinsten moeten nog bewezen worden. Of kweekvlees het ooit zal winnen van gemalen kikkererwten, bruine bonen en tofu is onwaarschijnlijk. Maar ook of het de milieukosten van echte kippen of varkens ooit zal verslaan, zullen we pas weten als de kweekvleesindustrie is opgeschaald en een grote markt heeft weten te bereiken.
Ondanks onze technische vooruitgang, blijft de techniek waarmee we ons leven vormgeven een gok die we met een grote sprong voorwaarts wagen. Dat hebben we altijd gedaan. Wel is het zo dat de risico's toenemen naarmate we meer overhoop halen door verder van onze evolutie af te drijven
Op dat moment zal bijvoorbeeld de wereld zien hoeveel meer roestvrijstalen tanks er zijn en wat het kost om die te maken, onderhouden en vervangen. Ook zal duidelijk worden hoeveel energie ervoor beschikbaar is en in welke landen die gemaakt wordt. Sinds afgelopen week realiseren we ons bijvoorbeeld dat Nederland qua energie-onafhankelijkheid behoorlijk achter het net vist omdat we geen groene waterstof kunnen maken binnen economisch haalbare grenzen. Ons land blijkt te duur voor de productie van het felbegeerde spul. Als het elders goedkoper is, zullen we het gaan importeren. Maar als ook andere landen dat moeten doen, wordt het schaars en daardoor alsnog veel te duur om er kweekvlees mee te maken.

We zijn nog jaren verwijderd van een definitief oordeel over de duurzaamheid, gezondheid, haalbaarheid en onverwachte effecten van kweekvlees. Dat geldt voor meer voedsel dat – om zo duurzaam mogelijk toch grote aantallen mensen te kunnen voeden – overwegend uit fabrieken zal komen. Omdat we het daarin volgens per definitie gebrekkige wetenschappelijke inzichten in elkaar zetten, bewegen we ons weg van het voedsel waarmee we geëvolueerd zijn. Dat proces heeft al grotendeels plaatsgevonden. Voedingsdeskundigen denken inmiddels dat als gevolg daarvan hele volksstammen dik en vervolgens ziek zijn worden. Daarom protesteren ze tegen 'ultraprocessed foods' - hap-slik-weg eten dat in de natuur uiterst zeldzaam is, maar in ons menu de hoofdmoot is geworden.

Vooruitgang op papier
Toch zal fabrieksvoeding verder winnen van natuurlijk voedsel omdat het efficiënter te produceren valt van een overzienbaar aantal ingrediënten die voor consumenten aantrekkelijk op smaak worden gebracht. Kweekvlees is een voorbeeld van nieuw fabrieksvoedsel, een toevoeging aan de bestaande range van plantaardige ingrediënten. Gekweekte cellen worden gevoed met voedingsstoffen die vroeger door natuurlijke processen in het lichaam van een dier werden geproduceerd. Niettemin is het productieproces totaal anders. Natuurlijke processen, zoals de bacteriële synthese van voedsel in het maag-darmstelsel van een dier, worden in het lab gesimuleerd. Het dier produceert vlees. In het lab worden nutriënten direct aan de celcultuur toegevoegd. Of ze daarmee dezelfde voedingswaarde hebben, is een vraag die we op het niveau van de stofjes met 'ja' beantwoorden. Maar we weten niet of het complex van interacties van die stofjes in een dier onbekende en misschien wel belangrijke voedingswaarden oplevert. In ieder geval levert het niet zoiets voedzaams als bijvoorbeeld een lever op.

Toch biedt de technologie op papier het nodige potentieel voor flinke milieuwinsten bij een even gezonde voeding. Of dat zo is, kunnen we pas in de toekomst constateren.

Is dat erg?

Bewust springen
De vooruitgang in het leven van mensen is tot op heden altijd een gok geweest. Onze soort heeft de nodige domme dingen gedaan, daarvan geleerd en weer gecorrigeerd. Pas sinds we modellen kunnen bouwen en computers hebben om los te laten op de bedenksels waarmee we de werkelijkheid vormgeven, willen we ook nog eens zekerheid. Maar die krijgen we pas in de echte wereld waarin onze modellen en verwachtingen van de toekomst de realiteit buiten ons hoofd ontmoeten. Ondanks onze technische vooruitgang, blijft de techniek waarmee we ons leven vormgeven een gok die we met een grote sprong voorwaarts wagen. Dat hebben we altijd gedaan. Wel is het zo dat de risico's toenemen naarmate we meer overhoop halen door verder van onze evolutie af te drijven. Als we dat bewuster leren doen, dan worden we er minder door verrast. Doen we dat niet, dan kan het anders uitpakken en ons teleurstellen.
Dit artikel afdrukken