Elke veesector streeft naar het verlagen van de milieu-impact. Het verminderen van emissies van broeikasgassen, zoals kooldioxide, methaan en lachgas, is daar een onderdeel van. De maatregelen die verschillende veesectoren zelfstandig nemen, hoeven echter niet altijd goed uit te pakken voor de totale veehouderij. Theun Vellinga van Wageningen University & Research heeft onderzocht wat de consequenties zijn voor de totale productie van de rundveehouderij (melk en vlees) wanneer de melkveehouderij eenzijdig inzet op het verminderen van broeikasgassen per liter melk.

Milieunadelen importvlees
Uitgangspunt van zijn onderzoek is dat Nederland - net als nu - rundvlees blijft importeren. De consumptie van rundvlees in Nederland ligt immers hoger dan dat er via de uitstoot van melkkoeien, zoogkoeien en vleesvee wordt aangeboden. Het importeren van rundvlees heeft enkele grote milieutechnische nadelen. Eén van de belangrijkste is dat het vlees veelal van zoogkoeien komt. Zoogkoeien krijgen in hun leven gemiddeld twee tot zes kalveren en produceren verder niets, terwijl ze wel elke dag methaan uitscheiden. Daarnaast legt het geïmporteerde vlees (Zuid-Amerika en Ierland zijn hofleverancier) milieuonvriendelijke kilometers af door het gebruik van fossiele brandstoffen.
Om de Nederlandse consumptie van rundvlees duurzamer tot stand te laten komen, is het beter om meer gebruik te maken van de dieren (melkkoeien) die al in Nederland aanwezig zijn. De bedrijfsstrategieën die melkveehouders momenteel toepassen om de broeikasgassen in hun sector te verminderen, hebben echter een negatief effect op de productie van eigen, Nederlands rundvlees en pakken dus ook negatief uit voor milieu-impact van de totale Nederlandse rundveehouderij.

Voordeel van dubbeldoelkoeien voor de kalverhouderij is dat er meer Nederlandse kalveren op de markt komen. Er zijn immers meer koeien nodig om dezelfde hoeveelheid melk te produceren
Productieverhoging
Een bedrijfsstrategie waar veel melkveehouders voor kiezen, is productieverhoging. Meer melk per koe, zorgt voor minder koeien en minder geboorten. De milieu-impact van melk daalt weliswaar maar de inlandse rundvleesproductie neemt hierdoor af waardoor de hoeveelheid importvlees toeneemt: de winst die bij de melk wordt geboekt, wordt weer teniet gedaan door het importeren van vlees. Een melkveehouder kan ook kiezen voor lichtere koeien, zoals Jerseys. Lichtere koeien hebben minder voer nodig per kg melk waardoor de milieu-impact per liter melk daalt. De dieren die hieruit geboren worden zijn echter ongeschikt voor de vleesveehouderij.
Ook met het verlengen van de levensduur per koe boekt een melkveehouder milieuwinst per liter melk, maar de totale milieu-impact blijft gelijk of stijgt zelfs licht omdat er meer rundvlees geïmporteerd moet worden. Een maatregel die wel effectief is, is het inzetten van dubbeldoelkoeien. Deze koeien leveren zowel melk als vlees waardoor de totale impact van de rundveehouderij het laagst is (zie de onderstaande grafiek).

Grafiek Dubbeldoelkoe
De basissituatie in dit voorbeeld is een koe met 6000 kg melk en een productieve levensduur van twee jaar. De andere situaties zijn dieren met een productieve levensduur van drie jaar. Het gele deel in de grafiek is de hoeveelheid rundvlees die gecompenseerd moet worden door importen. Bij een lagere melkproductie (en dus meer melkkoeien) hoeft er minder rundvlees geïmporteerd te worden waardoor de totale milieu-impact van de rundveesector (melk en vlees) lager wordt.

Voordeel kalverhouderij
Voordeel van dubbeldoelkoeien voor de kalverhouderij is dat er meer Nederlandse kalveren op de markt komen. Er zijn immers meer koeien nodig om dezelfde hoeveelheid melk te produceren. Met meer dubbeldoelkoeien is Nederland minder afhankelijk van kalverimporten uit het buitenland. Een ander voordeel van een dubbeldoelkalf is dat het een robuuster dier is. Vergelijkbaar met de kalveren uit Ierland – en voorheen Polen – kan gesteld worden dat bevleesde kalveren minder antibiotica nodig hebben en meer kilo’s vlees produceren met dezelfde hoeveelheid voer.

Onderzoeker Vellinga denkt dat ook melkveehouders profiteren van robuustere koeien omdat ze gezonder zijn en minder ziekten ontwikkelen die inherent zijn aan een hoge melkproductie. Toch zal volgens hem de waardering in de melkveehouderij voor de hoogproductieve holsteinkoe groot blijven: “Iedere sector maakt op dit moment zijn eigen keuzes, maar de consequenties voor het productiesysteem in de volle breedte, worden onvoldoende afgewogen.” Samen met de overheid en ketenpartijen verkent Wageningen University & Research de mogelijkheden om de monitoring van de milieu-impact breder te trekken dan alleen de individuele veesector.

Dit artikel verscheen in de printeditie van De Kalverhouder van 14 april 2018
Dit artikel afdrukken